dinsdag 18 december 2018

Sneeuw + mist op Texel

Ik vond het wel weer eens tijd voor zomaar een dagje Texel. Dat doe ik graag af en toe, ook die enkele keer dat er op het eiland niet iets bijzonders te halen valt. Zoals vandaag. Hoewel er nog wel een paar witbuikrotganzen op het eiland zaten en die heb ik nog niet dit jaar. Toch was dat niet waarvoor ik naar Texel ging. Ik ging trouwens ook niet speciaal voor de sneeuw en de mist, maar die kreeg ik er gratis en voor niks bij. Dat was natuurlijk bijzonder om mee te maken, ik herinner me niet dat ik dat al eens eerder heb meegemaakt op Texel: een tot wit en niet-wit gereduceerd landschap, uitgevlakt door een ijle nevel alsof je door vuile brillenglazen kijkt. Maar het was ook wel een beetje hinderlijk. Dat geglibber door de sneeuw en intussen zie je door die mist toch bepaald minder dan je zou willen zien, om het maar eens mild uit te drukken.
Koud was het ook vandaag op Texel. Koud en onherbergzaam. Die sneeuw, die creëert zijn eigen onherbergzaamheid. Als er sneeuw ligt, waar dan ook, krijg je daar altijd zo’n gevoel van dat de natuur ons boven het hoofd groeit. Dat we er niet tegenop kunnen, uiteindelijk. Wat uiteindelijk misschien ook inderdaad wel zo is. Ik was in de Kreeftepolder, waar gele rietflarden het wit doorbraken. En ik was op de Hors, waar besneeuwde duintjes een prachtig mozaïek vormden tegen het gele zand. Erg fotogeniek allemaal. En doodstil, meestal. Ook zoiets: het is altijd net alsof het in de sneeuw nog stiller is dan het toch al zijn kan in de winter. Een winterkoninkje scharrelend in wat nabij kreupelhout, dat was het wel.
Wat er dus ook was vandaag, was die mist. Lange tijd hoopte ik nog dat het daarmee wel goed zou komen als, zoals voorspeld, in de middag de zon af en toe zou doorbreken. Inderdaad was er in de middag 
af en toe door de mist heen een vaag zonneschijnsel zichtbaar, maar tegen de mist kon dat niet op. Er komt dan een moment dat je weet, dit komt niet meer goed. Althans, niet vandaag, niet wat de mist betreft. Het was overigens niet zo’n enorm dichte mist, je kon af en toe nog best een goeie tweehonderd meter zien, maar het was genoeg om me het zicht te ontnemen op een onbekende hoeveelheid vogels. En wat je wel zag, oogde meest als vage contouren, zonder kleur en zonder details. Alsof voortdurend je verrekijker beslagen was. Wat trouwens inderdaad zo was. In de Mokbaai met moeite een paar rosse grutto’s en bonte strandlopers. Langs de waddenkust, vanaf Dijkmanshuizen tot aan Oudeschild, vrijwel geen rotgans kunnen vinden en dat is echt uniek. Zaten ze allemaal net buiten zicht? Maar dan hielden ze zich ook uitermate stil. Eén groepje zag ik, van acht stuks, maar witbuik zat daar niet tussen. Heel wat keren zag ik onderweg witte vlekken die spannend leken maar bij nadering natuurlijk telkens weer sneeuw bleken. Eén keer vloog zo’n witte vlek weg. Sneeuw kan niet vliegen vind ik, dus dat moet een kleine zilverreiger geweest zijn. Verder was het allemaal niet veel maar ach, een bijzondere dag was het zeker.

16 december 2018







donderdag 13 december 2018

Hit-and-Run

Een klassieke ‘Hit-and-Run’ vandaag: ineens vanmorgen de melding van een bonte tapuit in Bodegraven. Een bonte tapuit! In Bodegraven! Wat een plek, voor zo’n soort, en wat een soort, voor zo’n plek. Maar wel lekker makkelijk: twintig minuten met de trein en twintig minuten lopen vanaf het station en je staat in de blubber tussen de bergen sintels, de zandhopen, de stapels pallets en de graafmachines en zandwagens die af en toe rakelings langs je heen bulderen, te kijken naar een fraaie eerste kalenderjaar bonte tapuit. Nou ja, fraai, daar moet je wel oog voor hebben natuurlijk, sommigen vonden hem lelijk naar het schijnt, maar wel een zeldzame dwaalgast uit zuidoost Europa of verder, en dat maakt zo’n beest natuurlijk razend interessant. Minder dan dertig gevallen in Nederland, hoewel de laatste jaren wel vrijwel jaarlijks en dit jaar alweer de derde. Wat me aan de vogel opviel, behalve het weinig spectaculaire, overwegend grijsbruine verenkleed (dat met enige moeite nog wel voor een tapuit had kunnen doorgaan), was het wat ielige voorkomen. Niet zo stoer, niet zo statig en prominent als een tapuit zijn kan. Dat was me bij mijn zelf ontdekte bonte tapuit destijds op de waddendijk van Schiermonnikoog ook al opgevallen. En ook de oostelijke blonde tapuit van Westkapelle een paar jaar terug oogde zo bescheiden. Waar ‘m dat precies in zit is lastig aan te geven. Iets met verhoudingen en houding. Maar leuk: subtiele kenmerken. En leerzaam. Het was hoe dan ook weer genieten, een klein uurtje in de bagger op de bouwplaats.

11 december 2018


Meer urban birding: Anderhalve tel





woensdag 12 december 2018

Eempolders

We begonnen met hevige buien en eindigden met een dip. Tussendoor scheen heel af en toe even de zon en vloog er een smelleken over. Aldus kort samengevat de excursie met vogelwacht Utrecht naar de Eempolders.
Vanwege de langdurige en hevige regen in de ochtend begonnen we met autovogelen in Arkemheen, op zoek naar kleine zwaan en koereiger. Beide vergeefs. Eigenlijk leverde onze zoektocht tot zover helemaal niets op dat het vermelden waard is, en dat gold goeddeels ook voor onze zoektocht door de Eempolders. Eén wilde zwaan tussen de knobbelzwanen was een bescheiden lichtpuntje maar de Noordpolder te Veld, toch vaak goed voor in elk geval veel vogels, lag er vrijwel verlaten bij. Maar net toen we aan het eind van de Noord Ervenweg stonden te overwegen naar de kijkhut te gaan lopen maar daar vanwege alweer een naderende zware buienlucht toch maar vanaf zagen (dat bleek later een juiste beslissing), vloog ineens die smelleken over: soort van de dag. Maar dat natuurlijk alleen omdat we later op en rond dat ruige terreintje bij Barneveld ondank ruim een uur speuren met geen mogelijkheid de beoogde soort van de dag vinden konden. Verwilderde akker met vegetatie van laag en schraal via half hoge wildernis tot enkele wat hogere wilgjes. Vinken, een paar rietgorzen, keep, geelgors, maar van de daar al enkele dagen aanwezige grauwe gors tijdens onze aanwezigheid geen spoor. Nou ja, zulke dagen heb je ook.

9 december 2018

dinsdag 11 december 2018

Rhoon

Hij zat er al ruim een week maar hij had me nog niet erg kunnen motiveren: mogelijke oostelijke gele kwikstaart bij Rhoon. Een volledig grijs-met-witte gele kwikstaart, (vrijwel) zonder geeltinten en bovendien in december: natuurlijk erg verdacht maar het bewijst nog niks. En een verkeerd roepje, of op zijn best een roepje dat misschien nog net binnen de variatie van oostelijke valt, maar toch zeker ook binnen die van onze eigen gele kwikken? Zo wil je ze natuurlijk niet: eindelijk de eerste oostelijke gele kwikstaart voor Nederland, is het toevallig net die ene met een afwijkend, nogal westelijk klinkend roepje. Hoe toevallig wil je het hebben?
Uiteindelijk zal DNA de doorslag moeten geven, maar een soort die alleen met behulp van DNA met zekerheid is vast te stellen, daar ben ik niet zo dol op. Bovendien, als ik de deskundigen moet geloven is het nog maar zeer de vraag of dat wel gaat lukken. Het ligt nogal ingewikkeld, ik begrijp het allemaal eerlijk gezegd maar half, of minder, maar ook op dat gebied heerst er nogal wat onzekerheid. Dus wat moet je er dan nog mee?
Aan de andere kant: hoe je er ook tegenaan kijkt, het is toch de vogel van de maand. Of het er nou een is of niet, hij houdt de gemoederen bezig. Hij is hoe dan ook spannend, en interessant, die wil je dan toch niet missen. En bovendien: gele kwikstaart zou natuurlijk sowieso nieuw zijn voor mijn decemberlijst. Dus vandaag toch maar naar Rhoon geweest, en het betreffende veld in. Daar de vogel een paar keer mooi ter plaatse gezien en enkele keren bij het overvliegen duidelijk horen roepen. En dat bevestigde slechts wat ik via internet al had opgevangen: een spannend beest, een volledig grijs-met-witte gele kwikstaart, (vrijwel) zonder geeltinten en bovendien in december. Erg verdacht natuurlijk maar het bewijst nog niks. Sluit het een wat grijs uitgevallen eerste winter westelijke gele uit? Is meen ik vaker vertoond. En zoals gezegd: roep wijkt hooguit marginaal af van die van onze gele kwikken en mist het rouwe dat oostelijke zou kenmerken (ik spreek uiteraard niet uit ervaring). Sonogrammen tonen toch nog een subtiele zaagtand aan maar of dat voldoende is? DNA zal uitsluitsel moeten geven maar het is dus nog maar de vraag of dat gaat lukken.
Klinkt al met al als een tamelijk zinloze onderneming. Maar toch hè, toch was het een hele leuke en geslaagde twitch. Hoeveel twijfels je bij zo’n vogel ook hebt, als je er eenmaal naartoe gaat, raak je toch bevangen van een soort jachtinstinct dat garant staat voor een enerverend uurtje gevolgd door grote vreugde en diepe tevredenheid als je hem tenslotte, zoals in dit geval, zeer bevredigend hebt. Dan ga je gewoon gelukkig en blij naar huis, ook al weet je dat het nog maar zeer de vraag is of je er ooit een nieuwe soort voor mag bijschrijven.

En om het allemaal goed af te ronden lekker met storm achter naar Barendrecht gefietst. En daarbij wandelingetjes gemaakt door de fraaie oeverlanden langs de Oude Maas. Meest stilte daar tussen de menigte aan geknotte wilgjes om je heen, terwijl daarbuiten de wind woelt en grijze luchten overwaaien. Kreken en slenken, modderige oevers, wildernissen van kalende struwelen, als de kwikstaart het reisje naar Rhoon niet waard was, dan waren de Rhoonse en Carnisser grienden dat in elk geval wel.

8 december 2018






woensdag 21 november 2018

Notenkraker


Het laatste twitchbare geval dateert alweer van tien jaar geleden. Sindsdien waren er talloze claims die, een enkele uitzondering daargelaten, in het beste geval niet bevestigd konden worden en in de meeste gevallen werden ontmaskerd als spreeuw of grote lijster. Generaties vogelaars zijn dus opgegroeid zonder notenkraker, tot nu toe. Maar nu was het eindelijk weer eens zo ver: gisteren werd in Wageningen een heuse, een echte notenkraker gemeld, met overtuigende foto’s. En toen de vogel vanmorgen weer aanwezig bleek en zich bovendien, zo gingen de geruchten, fantastisch en van zeer dichtbij liet zien (zoals overigens de meeste notenkrakers in Nederland), voelde ik me verplicht zo snel mogelijk die kant op af te reizen. En dat kon heel snel, zo ver is Wageningen niet, vanmiddag effe tussendoor moest wel lukken. Uiteindelijk kon ik mee rijden met Erik en in krap drie kwartier waren we ter plaatse. Al meteen zagen we op het ruige veldje naast de parkeerplaats de mannen verzameld rond iets dat in hun midden door het gras bewoog. Was je vooraf nog bang dat het misschien nog even zoeken werd, dat misschien toch nog enig geduld van ons gevraagd zou worden, dit keer niet want naderbij gekomen bleek dat inderdaad meteen al de notenkraker. Zeldzame gast uit noord Scandinavië of Siberië wellicht, verzeild geraakt tussen wezens die hij niet kende, die hij niet vreesde en van wie hij zich niets aantrok. Dus scharrelde hij onbekommerd door het gras en kwam af en toe tot amper een meter van de verbouwereerde toeschouwers. Zodat zelfs ik, alleen met mijn schamele mobieltje, enigszins (nou ja, enigszins …) toonbare en in elk geval herkenbare fotootjes kon schieten. Ach, bijzaak natuurlijk, stelt niets voor vergeleken met de lawine aan fotoboekwaardige platen die de echte fotografen hebben weten te produceren, het hele internet staat er weer vol mee, maar het was weer een fraai evenement. De taferelen waren weer hectisch. Heel herkenbaar, het is bij bijna elke leuke soort raak tegenwoordig. Mannen (ja, meest mannen) die minimaal met tientallen (maar vaker nog met honderden) bijeen rond de vogel staan, die languit op hun buik in het gras liggen en die achter de vogel aan kruipen, of hollen als de vogel daar aanleiding toe geeft, we kennen het inmiddels maar ach, wie zich daaraan stoort moet maar bedenken: je bent er zelf een van. Wegblijven is dan de enige optie. Zelf heb ik dat er niet voor over. Want het was weer een onvergetelijk uurtje, een uurtje dat ik nooit had willen missen, een uurtje van waarlijk menselijk geluk, daar in de novemberkou in Wageningen. In mijn eentje ben ik dan daarna wel weer, op weg naar huis.

20 november 2018


Meer urban birding: Hit and Run







dinsdag 20 november 2018

Noord-Holland

Een model excursie vandaag met vogelwacht Utrecht. Al enkele maanden geleden was besloten dat vandaag Noord-Holland op het programma zou staan en dat bleek destijds een bijna profetische keuze geweest. De hele dag volop zon, akkoord, dat was in de rest van het land niet anders, maar er waren gisteren in de provincie een paar hele leuke soorten gevonden die we vandaag voor het oprapen hadden en dat maakte dat we om elf uur aan de koffie met gebak zaten met al grijze wouw, humes bladkoning, ijseend en (nota bene!) griend op zak. Op zich al genoeg voor een gedenkwaardige dag en we hadden er nog een halve te gaan.

Onder een stralende hemel maar wel in een tamelijk bittere kou hadden we vanmorgen de zon zien opkomen boven het Wormer- en Jisperveld nabij Oostknollendam. (Oostknollendam! Met een beetje moeite moet je daar eindeloos grappen over kunnen maken.) En hadden daar, sneller dan we hadden durven hopen, de daar gisteren ontdekte grijze wouw teruggevonden. Afstand en pal tegenlicht, vooral toen de zon echt op was en dat was al gauw, hadden wel enigszins ons zicht gehinderd maar toch was de vogel goed herkenbaar geweest. Die toch wat aparte en karakteristiek vliegwijze, af en toe biddend, af en toe zwenkend, niet zo statisch als de diverse ook aanwezige torenvalken. Wat bolle kop, spitse vleugels: anders, zeg je dan tegen elkaar, omdat je ook niet weet hoe dat uit te leggen. Af en toe, even dichterbij en met iets beter licht, was ook iets van het kleed zichtbaar geweest. Het was allemaal niet optimaal maar voorlopig afdoende. We hadden ons voorgenomen later vandaag, met iets beter licht en hopelijk iets dichterbij, nog eens terug te komen en waren naar Petten gegaan, op zoek naar die andere (ook) nog niet gemelde topsoort: humes bladkoning in de groenstrook die daar dwars door het dorp loopt. Het was even zoeken geweest, vuurgoudhaan, tjiftjaf, maar toen had ik hem horen roepen. Ik had de anderen gewenkt en na enige tijd hadden we de vogel mooi in beeld gekregen. Ook deel 2 van onze queeste was geslaagd. En precies op dat moment, beter was niet denkbaar, die alert: griend (! Geen bultrug, nee, veel zeldzamer nog) voor de kust bij Camperduin. Wij onmiddellijk naar de auto en die kant op. Telescopen opgesteld voor een desnoods langdurige speurtocht over zee maar al gauw hadden we (opnieuw!) beet: een reusachtig beest verscheen met grote regelmaat telkens weer kort boven de golven. Stompe kop (meende ik af en toe kort te zien maar misschien was dat maar verbeelding), hoekige rugvin en dikke, forse ‘staartwortel’ zoals dat genoemd wordt: volgens de kenners onmiskenbaar. Griend, zo wist Toon te vertellen, is in de Noordzee nog veel zeldzamer dan bultrug, die er inmiddels een reguliere gast is die ook geregeld langs de Nederlandse kust opduikt. Griend niet. Griend is zo goed als blind in de Noordzee omdat die, in tegenstelling tot bultrug, zich oriënteert met behulp van echolocatie. En die werkt niet met de zandige bodems van de Noordzee. Grienden raken dus volledig gedesoriënteerd als ze in de Noordzee verzeild raken. Griend zal daar dus nooit, zoals bultrug, een reguliere gast worden. Behalve misschien rond de windmolenparken die in steeds grotere aantallen verschijnen. Grienden komen alleen in de Noordzee terecht als er al iets mis is.
Toons voorspelling dat een dezer dagen wellicht ergens een griend zou stranden, werd helaas binnen enkele uren bewaarheid. Nog deze middag belandde hij op een zandbank voor de kust van Egmond aan Zee. Een treurig einde voor zo’n prachtig dier dat wel een schaduwrandje vormde aan onze prachtige waarneming. Inmiddels is gebleken dat-ie al doodziek was toen we hem zagen bij Camperduin. Ik ben er nog niet helemaal uit of dat met terugwerkende kracht invloed heeft op mijn beleving van dit geval.

Dat de middag onmogelijk zo succesvol kon zijn als de ochtend, was ons al wel duidelijk. Maar we hadden niets te klagen. Staande bij de Putten vloog er ineens een mooie velduil hoog over. En weliswaar faalde onze poging de grijze wouw nog wat beter te zien te krijgen, vogel was al uren niet meer in beeld en leek verdwenen (het was dus een hele goede keus geweest om daar vanmorgen te beginnen), maar een uur later stonden we wel op de zeedijk bij Waterland te kijken naar een prachtige ruigpootbuizerd die zich uitvoerig aan ons toonde, volop biddend boven de oeverlanden langs de Gouwzee. En op de Gouwzee vonden we tussen de duizenden kuif- en tafeleenden onder andere een witoogeend en enkele toppers. Het was een waardig slotakkoord voor vandaag. Met een karrevracht aan mooie soorten keerden we huiswaarts. Het was een gedenkwaardige dag geweest.

18 november 2018

Tienhoven

Een mooie, koude hoewel wat mistige herfstdag in november. Het was weer tijd voor mijn traditionele ommetje zoals ik dat al tientallen jaren maak: door de Bethunepolder en langs de Tienhovense plassen. Ommetje dat zich in de loop der jaren wel wat heeft geëvolueerd. Nieuw aangelegde fiets- en wandelroutes en nieuw aangelegde stukjes natuur hebben hun weerslag op de route nagelaten. Het landschap is er hier en daar aardig van opgeknapt, vind ik. Op diverse plaatsen zijn afgelopen jaren plasjes en drasjes aangelegd en die hebben wel enige spanning teweeg gebracht. En in al die jaren af en toe ook mooie resultaten opgeleverd. Al zijn veel van die plekjes alweer behoorlijk opgedroogd en verruigd. Die leveren nog maar weinig op. Op een stille herfstdag als vandaag is er sowieso niet zoveel te beleven. Nou ja, tot je bij die boom in de Bethunepolder komt waar sinds enkele jaren een paartje kerkuilen gehuisvest is. Een van beide vogels was mooi zichtbaar in de opening in de stam. Vroeger moest je voor een kerkuil heel wat meer moeite doen. Best kans dat die kerkuilen profiteren van die verruigde draslandjes van tegenwoordig. Langs het Tienhovens kanaal was ook weer cetti’s zanger aanwezig. Die had je hier tot voor kort natuurlijk ook niet. Hij zong niet maar riep herhaaldelijk en soms verenigden die roepjes zich tot bijna een soort ratel.
Het is niet alles afbraak wat de klok slaat. Grote zilverreigers bijvoorbeeld, ik telde er 19 vandaag. Dat is natuurlijk al wat langer zo maar pakweg twintig jaar geleden waren ook die nog erg zeldzaam. De andere kant is dat bijvoorbeeld woudaapje en grote karekiet hier inmiddels verdwenen zijn, maar daar merk je op een koude herfstdag als vandaag niets van.

16 november 2018


Meer uit het Utrechtse: Roze spreeuw

zondag 18 november 2018

Watertoren pompstationweg

‘Een gierzwaluw spec vloog voor het donker worden rond de watertoren/pompstationweg. Mogelijk daar gaan slapen’, aldus Dutch Bird Alerts gistermiddag. Kon weleens een vale geweest zijn, was natuurlijk de geheime boodschap. En aangezien ik nog wel een beetje verlegen zit om een mooie vale gierzwaluw in Nederland, vond ik dat de gok wel waard. Trein naar Den Haag centraal, tram naar het Zwarte Pad en van daar een kwartiertje lopen: je bent er zo. En dus stond ik er, even na 8 uur ’s ochtends, in het eerste zonlicht, samen met nog een paar dapperen. Anderhalf a twee uur gestaan, tot even na tien uur en je raadt het al: geen gierzwaluw te bekennen. Anders had ik er niet zo lang hoeven staan natuurlijk. Maar ach, het waren aangename uurtjes. De stralende lucht, de felle zon en om de havenklap een veeg spreeuwen over ons heen. Van die brede fronten af en toe waar geen einde aan lijkt te komen. Lekkere spreeuwentrek, vind ik dan, al vinden ze dat hier misschien heel gewoontjes. Twee slechtvalken ter plaatse, prachtig dichtbij op de toren of boven ons rondvliegend, droegen ook bij aan de feestvreugde. Evenals de koperwieken, de graspiepers en de vinken. Een langs trekkende bruine kiekendief ook, en een groepje toendrarietganzen over: nee, ik zou het geen verloren uurtjes willen noemen.



maandag 12 november 2018

Zwolle

Onder het mom ‘Je moet toch wat’ naar Zwolle zuid voor een roze spreeuw. Ach, roze spreeuw, maar bonte tapuit was inmiddels zoek en de tsunami aan vale gierzwaluwen kwam pas op gang toen ik al zowat in Zwolle was. Natuurlijk kun je ook zelf iets leuks gaan zoeken, en dat ging ik dan ook. Vanuit Zwolle.
Maar eerst Zwolle zuid dus, zo’n plezierig soort woonwijkje zoals wij vogelaars inmiddels zo goed kennen, waar we ons grijze junco herinneren en baltimoretroepiaal, roodkeelnachtegaal, oosterse tortel. Met tuintjes en kinderspeelplaatsjes, met kreupelhout omzoomde speelveldjes, rijzige coniferen, boomsingels, op één dak een verdwaalde antenne, dichte bosjes met bessen, van die witte klapbessen die je met je schoenzolen zo lekker kunt laten klappen, en van die achterommetjes tussen de tuinen waar we vroeger als schoolkinderen zo eindeloos tikkertje of vangertje konden spelen. Buurtbewoners die een praatje komen maken, waar al die mensen toch iedere dag naar staan te kijken? Wat dat dan voor vogel is en waar die dan helemaal vandaan komt? Dat ze hem laatst zelf in de tuin hadden en de klassieker: dat-ie er al weken zit. Geknipt voor een verdwaalde roze spreeuw dus. Alleen: hij was er niet. Wel onder andere tjiftjaf, roeken, groene specht en een prachtig vlakbij achter een kramsvogel aan jagende sperwer maar geen roze spreeuw.

Rondje rond Zwolle dan maar, effe weg uit die benauwdheid van doorzonwoning en hondentoilet, effe de wijde wereld in. Bossen, bosranden, allemaal in fraaie en warmbloedige herfsttinten, besloten veldjes, goudhaantjes, staartmezen. Dan: openheid, weidsheid, uitgestrekte platte velden, de IJsseldijk, toch weer herfstige bosranden en tenslotte de Tichelgaten van Windesheim. Ook hier bos, maar een heel ander soort bos dan zojuist, zompig, krioelend, duister. En plassen, rietvelden, natte oevers en zeearend. Een fraaie adulte zeearend: hoe wijd wil je de wereld hebben? Hij vloog een tijdje laag rond en zat daarna enige tijd prachtig op de oever aan de overkant van de plas. Zodat ik het leukste van vandaag toch maar mooi zelf gevonden heb. (Nou ja, zelf gevonden, op waarneming.nl kreeg-ie een grijs vinkje: automatisch goedgekeurd omdat anderen voor mij hem daar al gezien hadden en afdoende gedocumenteerd.)

Terug nog even langs de roze spreeuw. Ik miste hem op een haar na, wist men mij te vertellen. Hij zit er dus nog wel, maar ik heb hem niet gezien. Een dipje, maar een waarmee te leven valt, eerlijk gezegd.

maandag 5 november 2018

Bairds strandloper

Uurtje treinen naar Deventer, amper een kwartiertje fietsen: een hit-and-run, voor donker weer thuis, al heb ik ook nog wel een klein stukje omgeving meegepikt, uiterwaarden, ruige oeverlanden, vissende mannen langs de IJssel. Zo gemakkelijk gaat het lang niet altijd. Vaak moet je wachten, soms wel uren en soms ook nog eens vergeefs. Zo niet vandaag, vandaag had ik ‘m meteen bij aankomst: bairds strandloper in de pocket. En hoe! Rustig foerageerde hij langs de nabije oever van de Bolwerksplas in de uiterwaarden tegenover Deventer, en liet zich tot op een meter of tien benaderen (dichterbij had misschien ook nog wel gekund, maar men hield keurig afstand, in elk geval toen ik er was). Het was geweldig! En intussen trok hij het ene na het andere wormpje uit de modder. Hoe hij die vinden kon, het is me een raadsel. Ik zag ze niet, althans, niet voordat hij ze uit de modder trok.
Vanmorgen stond ik nog trek te tellen aan de Jacobssteeg bij De Bilt. Genoeglijke uurtjes, opgeluisterd met honderden houtduiven. In totaal werden er zo’n drieduizend geteld, voor ons een dik dagrecord, en allemaal naar het oosten. Ook enkele imposante, brede spreeuwenfronten laag over ons heen. Van die bijna niet te tellen groepen waarbij je aanvankelijk meent met een clubje van een stuk of twintig te maken te hebben, tot je ontdekt dat er nog tientallen ‘aan vast’ zitten, en ook nog eens een sliert aan de andere kant. Dan heb je er zo driehonderd.
Intussen het bericht: bairds teruggevonden. De bairds strandloper die gisteren gevonden is in de IJssel-uiterwaarden bij Deventer maar door niemand anders dan de ontdekker is gezien. Maar vanochtend teruggevonden, en dus sta ik een paar uur later in een mild herfstzonnetje te kijken naar deze razend zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika. Toon (Vernooij) schreef daarover op Facebook: ‘afgelopen zomer uit het ei gekomen ergens op de hoog-arctische toendra in het uiterste noorden van Canada en tijdens de najaarstrek via de Atlantische Oceaan naar Europa afgedwaald. Zijn soortgenoten overwinteren inmiddels ergens in Chili en Argentinië. En terwijl het vogeltje zelf van zijn zwerftocht niet erg onder de indruk lijkt, kan ik er slechts met ontzag een diepe buiging voor maken’. Mooi geschreven, Toon.
Het is een mooi beestje. Klein maar fijn. Anders. Wat er dan precies anders aan is? Het is subtiel. Bij zo’n soort vraag ik me altijd af: hoe zou ik er tegenaan kijken als ik hem zelf zou vinden, als me niet verteld was dat er bij Deventer een bairds strandloper zit? Ik zou er in elk geval raar tegenaan hebben gekeken. Dat het geen bontje was, had ik ook wel gezien, en ook niet een van de andere voor de hand liggende soorten. Geen kleine, geen temmincks, geen krombek. Het langgerekte lichaam met de ver uitstekende vleugelpunten had me misschien wel op het juiste spoor gezet. Het geschubde kleed, de beigebruine kleur en de gestreepte borst hadden het moeten afmaken: hoe onwaarschijnlijk ook, je hebt het goede lot getrokken, je hebt de hoofprijs te pakken: bairds strandloper. Kan niet missen.

3 november 2018







maandag 29 oktober 2018

Roodoogvireo

Ik heb me de afgelopen tijd af en toe een beetje beklaagd over de huidige herfst tot nu toe, excuses daarvoor. ‘Het is en blijft gewoon een tamme herfst, zelden uitbundig, zelden overvloedig en de echte klappers, de mega's, die zijn er sinds de sporenkievit eigenlijk niet meer geweest en toen was het nog zomer.’ Ik moet dat nu met terugwerkende kracht herroepen. Gisteren tot ver in de middag zag het daar nog helemaal niet naar uit. Al uren stonden we nabij Batenburg vergeefs over de akkers te turen op zoek naar steppevorkstaartplevier die daar al een week lang bivakkeerde. Vanmorgen ook nog, maar nu geen spoor. Nee, niet mijn herfst. Maar toen, het liep al tegen drieën, toen keerden de kansen. Want vrijwel op het moment dat het wat armetierige groepje vogelaars langs het landweggetje nabij Batenburg bericht ontving dat de steppevorkstaart toch weer was teruggevonden, enkele honderden meters terug in de Liendense waard, kwam die alert binnen. Nauwelijks tijd om op mijn telefoon te kijken maar even tussendoor: roodoogvireo op Texel! En die tamme herfst was die tamme herfst niet meer.
Nou is roodoogvireo natuurlijk van een andere orde dan steppevorkstaartplevier: een stuk zeldzamer en, belangrijker, voor mij nog een nieuwe soort, maar voor Texel was het inmiddels, wat mij betreft, te laat. Met de fiets naar Ravenstein, met drie treinen van Ravenstein naar Den Helder, met de boot naar Texel en met de fiets naar De Cocksdorp: ging voor donker niet meer lukken. Bidden dat-ie er morgen nog zou zitten. Intussen maakte steppevorkstaartplevier er in en boven de Liendense waard een mooie show van en voorlopig was ik daar gelukkig mee.

Voor vandaag stond dus Texel op het programma, met of zonder roodoogvireo. Want dat viel nog te bezien: van de acht voorgaande gevallen werden er zeven de volgende ochtend niet meer teruggevonden, begreep ik uit informatie op Waarneming.nl. Bij nader inzien bleken dat bijna allemaal vangsten of vondsten te betreffen dus dat viel mee, hoewel van de twee eerdere twitchbare gevallen de laatste, die van Westkapelle in 2005, wel degelijk de volgende ochtend zoek was. Geen gunstig voorteken dus maar dat weerhield ons, Janneke, Toon, Jeroen en ik, er niet van vanochtend om half zeven op weg te gaan. Maar de opluchting was dus groot toen, al bijna in Den Helder, weer een alert binnenkwam: ‘Zit er nog!’ Een ‘piep in de rug’ van heb-ik-jou-daar. We vierden hem alsof we de vogel al hadden.
Roodoogvireo, droomsoort, zeer zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika, het leek echt te gaan lukken! De boot naar Texel, een minuut of twintig naar De Cocksdorp en Pim Julsing die ons geruststelde: vogel was rustig ter plaatse, dat kon eigenlijk niet meer fout. Maar toch hè, maar toch, je zult het altijd zien: ter plaatse verspreid langs de bosrand groepjes omhoog turende vogelaars, zoekend, speurend, spiedend, loerend maar niemand had roodoogvireo in het vizier en niemand had enig idee waar-ie gebleven was. Vogel was kwijt! Het duurde een zenuwslopend half uurtje waarin ik al bezig was me te verzoenen met mijn lot, voordat we van de andere kant van het bosje iemand hoorden roepen: ‘hier! Nu in beeld’, of woorden van gelijke strekking. We rennen, hollen, zweten, als soldaten op trainingsmissie met zware bepakking op de rug, voegen ons bij het groepje vogelaars dat kennelijk de roodoogvireo in beeld heeft en staren naar de takjes en de twijgjes en de blaadjes boven ons. Nee, nog steeds zijn we er niet klaar mee want hoe vind je in die wirwar een roodoogvireo? De aanwijzingen die worden omgeroepen, zijn aan dovemansoren gericht. Een takje hier, een boomstammetje daar, nee, heb je niks aan. De pointer die gebruikt wordt om aan te geven waar ongeveer te kijken, helpt wel: ineens heb ik hem in beeld. Prachtig, en helemaal vrij, en later nog een keer, en nog een keer. Tsjakka! Of woorden van gelijke strekking. Wat een geweldig beestje weer, dat daar rustig tussen de bladeren door sluipt en ons van tijd tot tijd een ruimhartige blik gunt op zijn specifieke kenmerken. Heel anders dan we gewend zijn, niet dat zenuwachtige gewriemel van onze phyllo’s die je meestal alweer kwijt bent nog voordat je ze gevonden hebt. Wat plomper ook. Van een soortgroep die we in Europa niet kennen. Groenig van boven, vuilwit van onderen, krachtige snavel, markante koptekening: het zit er allemaal aan, de determinatie is ook allang rond natuurlijk. Ja, deze herfst heeft in één keer een andere wending genomen. Tijd om feest te vieren!

28 oktober 2018


Meer: Kalander





maandag 22 oktober 2018

Op zee

Soms moet je de zaak bij de naam noemen: de pelagische tocht met Birding Holland vandaag vanuit IJmuiden viel best wel een beetje tegen. Kun je wel zeggen dat het toch heerlijk was om uren lang op zee te zijn, ver weg van de dagelijkse sleur, maar na meeuwen, meeuwen en nog meer meeuwen ook al zaten daar de nodige ponten tussen en akkoord, ook altijd wel een paar jan van genten, maar op een gegeven moment wordt het dan toch wat saai. Zit je een beetje in te dutten op een bankje terwijl de jongens zo hun best doen met visresten overboord te gooien om zeevogels naar de boot te lokken, maar er viel blijkbaar in de wijde omgeving niets te lokken, nee, daar konden zij ook niks aan doen. Kijk je weer eens op het achterdek wat er nu weer achter de boot hangt: meeuwen, en ja, ook een paar genten. Sta je weer eens op het plateau op het voordek de zee af te speuren: meeuwen. Soms komt een juveniele jan van gent vlak langs ons heen gejakkerd en natuurlijk, dat is prachtig, zelfs de twintigste, maar bij de eenentwintigste ontstaat toch een klein beetje het gevoel dat je die genten nu wel gezien hebt. Een jager graag, of een stormvogel, iets dat de sleur van de dag een beetje doorbreekt. Maar nee: probeer je de ene sleur te doorbreken, krijg je er de andere voor in de plaats. En dat was enigszins teleurstellend. Ik las nog eens terug wat ik schreef over mijn beide vorige pelagics, met jagers en noordse stormvogels, veel meer jan van genten dan vandaag en zelfs een vale pijl. Telkens weinig tot geen wind, ook de voorgaande dagen, en zelfs oostenwind. Dus daar heeft het niet alleen aan gelegen. Het is en blijft gewoon een tamme herfst. Een oorzakelijk verband kan ik niet bedenken maar hij wil maar niet echt op gang komen. Meest is het stil en rustig, of je nou in de duinen bent of aan zee staat of midden op zee bent, zelden is het uitbundig, zelden overvloedig. En natuurlijk hebben we wel enkele fijne krenten gehad, enkele memorabele momenten maar de echte klappers, de historische mega's, die zijn er sinds de sporenkievit eigenlijk niet meer geweest en toen was het nog zomer. En als er eens iets van belang langskomt, van belang voor mij dan, dan zit het net op het verkeerde eiland of is het in een oogwenk alweer voorbij. En zo sukkelen we naar de winter toe. Hoewel het ook vandaag nog geenszins aan de winter deed denken

Oké, genoeg geklaagd. Want hoe fraai zijn niet die juveniele genten. Voor de meeste mensen spreken de adulten meer tot de verbeelding maar als je goed kijkt, raak je niet uitgekeken op dat subtiele verenkleed van een juveniele jan van gent, dat donkerbruin met daaroverheen dat ragfijne patroon van witte stipjes, in wisselende dichtheid over het lichaam verspreid waardoor sommige delen donkerder ogen en andere juist veel lichter. Kop of buik kunnen er zelfs bijna wit door uitzien maar altijd blijkt bij nader inzien dat patroon hetzelfde: bruin met witte stippen.
Prachtig, en vooral leerzaam, waren ook de pontische meeuwen die vrijwel steeds in wisselend aantal rond de boot hingen. Vooral juvenielen en die konden we op het eind wel dromen: lichte kop, fijne snavel, lichte binnenvlaggen op de binnenhand die het onder kenners welbekende lamellenpatroon voortbrengen (wie dat niet snapt, effe opgoogelen), en opvallend witte staarten met contrasterende donkere eindband. Iets daarvan zag je ook wel terug bij sommige zilvermeeuwen of mantelmeeuwen, maar nooit alles. Zelfs hebben we vandaag de roep van de pontische meeuw geleerd. Daar hadden we natuurlijk nooit tijd voor gehad als er jagers en pijlen in de buurt waren geweest. Zo zie je maar: elk nadeel …
Verder hadden we nog af en toe een (vermoedelijk dezelfde) bijna volwassen geelpootmeeuw bij de boot, een fraaie drieteenmeeuw vlak boven de boot, af en toe een paar zeekoeten, een paar alken, roodkeelduikers, een groepje zwarte zee-eenden en een slechtvalk jagend over zee. Soort van de dag? Dat was misschien wel dat goudhaantje dat over zee kwam aangevlogen en uitgeput op de boot neerstreek. Daar schoot-ie, wellicht enigszins in paniek door alle aandacht om hem heen, van de ene schuilplek naar de andere, telkens ontoereikend, en maakte daarbij geen onderscheid tussen mens en ding. Herhaaldelijk probeerde hij zich te verschuilen in een mauw of onder een capuchon, tot-ie na een tijdje toch ineens weer verdwenen was en wij ons weer konden wijden aan meeuw of gent.

20 oktober 2018


Meer aan zee: Hoe meer je weet hoe meer je ziet




maandag 15 oktober 2018

Stilte op de Waddeneilanden

‘Veel vogels dit Dutch Birding Vogelweekend’, schreef Marc Plomp op Facebook. Het leek me een nogal opmerkelijk vorm van Texel-promotie. Mij viel juist de relatieve rust op Texel op. Waar je in oktober op Texel gewend ben aan massale vogeltrek, aan hemel verduisterende zwermen koperwieken en een constante stroom graspiepers en vinken, en aan bosjes die uitpuilen van de lijsters en bosranden vol vinken en kepen, waren het nu alleen de goudhaantjes rond de boomsingel in de tuintjes die af en toe tot op amper een meter van ons vandaan alle blaadjes en twijgjes afzochten, die herinnerden aan eerdere Dutchbirding-weekends toen de goudhaantjes als een soort plaag overal door het gebladerte struinden en roodborstjes uitgeput tussen je benen door glipten. Vandaag was het vooral stil op Texel. ’s Ochtends nog wel aardig wat trek over de zeereep, groepen graspiepers, groepen vinken, het zag er veelbelovend uit maar al gauw doofde die trekgolf uit en werd het stil boven ons. Van die uitpuilende bosjes? Ik heb ze niet gezien. Groepen vinken die af en aan vliegen tussen akker en bosrand? Ik heb ze niet gezien. Hier eens een tapuit, daar eens een paapje, nee, het is een stille herfst dezer dagen. De meeste aandacht werd dit door Dutchbirding georganiseerde vogelweekend gegenereerd door een walvis en een libel, wat je best opmerkelijk kunt noemen.
En vorig weekend op Vlieland was het meestal net zo. Een andere overeenkomst tussen vorig weekend en vandaag: het prachtige, bijna zomerse nazomerweer. Het is zonnig en warm. In juli zouden we over dit weer niet klagen. Of het een met het ander te maken heeft? Ik heb de laatste tijd meerdere keren die suggestie gehoord en zelf vraag ik het me ook af. Maar bewezen? Nee. Verklaringen? Er zijn wel wat zaken denkbaar. Ik verzin maar wat: vanwege het warme weer hebben ze nog geen haast om deze kant op te komen, of vanwege de ideale omstandigheden vliegen ze hard en hoog door. Maar we weten het niet. Het was gewoon stil op Texel vandaag, veel stiller dan op de meeste vorige Dutchbirding-weekends. En zonnig en warm. Net als vorig jaar trouwens, toen ik me te pletter zweette in mijn winterjas en eindigde in T-shirt. Ik vind dat wel wat verontrustend eerlijk gezegd: hoe lang kunnen we nog blijven zeggen dat het weer op één bepaald moment een incident is en niets zegt over het klimaat?

Verder zal ik er niet over klagen hoor, het was een heerlijk dag op Texel en er was al met al nog van alles te beleven. Om te beginnen natuurlijk die bultrug die heen en weer zwom langs de Noordzeekust van het eiland. Met tientallen stonden we bij westerslag over zee te turen (nogal wiedes dat we geen zeldzame vogels vonden), in de hoop een glimp van dit mythische wezen op te vangen. Dat was niet eenvoudig want de meeste tijd verbleef die onder water. De tijd verstreek, roodkeelduikers en jan van genten passeerden, evenals één grauwe pijlstormvogel (best verrassend gezien het zwakke zuidenwindje), op zee diverse roodkeelduikers en een zeekoet en toen zag ik midden op zee een soort van branding, een kring van schuimende golven. Ik hield de plek met de telescoop in de gaten en ineens rees voor mijn ogen de bultrug torenhoog op uit zee. Kop, lijf, vinnen, staart, het hele beest, waarop-ie onder fonteinen van spatwater en ongetwijfeld donderend geraas wat wij niet horen konden, weer onder water verdween. Het was waanzinnig! Helaas was ik van ons de enige die het gezien had.
Tweede hoogtepunt was de blonde ruiter op een akker bij De Bol. Die was gauw gevonden, foeragerend tussen de goudplevieren, en liet zich hoewel op enige afstand fraai zien. Prachtige vogel, en pas mijn vierde.
Jagend smelleken bij Dorpzicht, en in de tuintjes naast de goudhaantjes ook een bladkoninkje dat eerst één keer riep en later, toen we al waren doorgelopen, zo fanatiek begon te roepen dat we dachten dat er getapet werd. Dat bleek niet het geval.
Het laatste hoogtepunt van vandaag was een libel. De afgelopen dagen waren op de noordpunt van Texel (en ook op andere plekken in Nederland) diverse zadellibellen gezien. De Veldgids Libellen schrijft daarover: ‘voortplantingsgebied in de subtropen, sporadisch ook in Europa. In Nederland en België zeer zeldzaam.’ Ze komen dus van ver en dat maakt ze natuurlijk begerenswaardig (hoewel er omstandigheden zijn waarin dat uitgangspunt vreemd genoeg helemaal niet schijnt op te gaan). Een eerste zoektocht rond de Robbenjager had niets opgeleverd maar toen we in de tuintjes waren, werd er toch weer een gemeld. Ter plaatse aangekomen troffen we het soort taferelen aan die we al zo goed kennen, zij het dat het meestal een vogel betreft. Maar bij een libel ziet het er precies hetzelfde uit. Het beestje was zoek dus er werd gezocht. Men schuifelde rond het duinpannetje waar-ie het laatst gezien was en ploegde door de duinvegetatie. Uiteindelijk vonden we er een, patrouillerend boven een sloot in het Renvogelveldje: een waardige opvolger van de illustere naamgever van deze plek? Door de telescoop was-ie af en toe net herkenbaar en ik was daar al best tevreden mee. Maar toen er even verderop in de zeereep nog een ontdekt werd, haasten we ons gezamenlijk naar de plek waar het beestje in de vegetatie verdwenen was. Het kostte weer enig wachten, ook dat niet anders dan bij zo vele vogeltwitches, maar uiteindelijk kregen we deze, een vrouwtje, allemaal prachtig te zien toen ze vlak voor ons heen en weer vloog boven het halfkale buitenduin. Het was voor velen de gedroomde afsluiting van de excursie.

14 oktober 2018


Meer lezen? Dutchbirding op Texel

woensdag 10 oktober 2018

Deception tours

Het was mijn allereerste DT-weekend. Deception Tours, in al zijn eenvoud: vogelaars spreken af een bepaald weekend met zijn allen op Vlieland te gaan vogelen, in de hoop dat af en toe iemand een mooie soort vindt. Een mijlpaal dus, wat mij betreft. Dan verwacht je hectische toestanden, rennen, haasten, jachten, achter telkens een volgende melding aan om maar niets van belang te hoeven missen. Dat haasten en dat jachten begon al in Harlingen, waar we pas een minuut voor vertrek aan boord gingen. Terwijl we onderweg toch steeds het idee hadden dat we ruim op tijd waren. Maar eenmaal op Vlieland keerde de rust weer. Het was heerlijk relaxt en ontspannen vrijdag. Keuvelend pedaleerden we over het eiland, namen dan eens hier een kijkje en dan eens daar en intussen spaarden we bladkoninkjes. Prima natuurlijk tegen de immer op de loer liggende burn-out, maar eigenlijk was dat dit weekend de bedoeling niet. Rennen, haasten en jachten moesten we, maar vooralsnog viel er weinig te rennen, te haasten en te jachten. Het was op het eiland drukker met vogelaars dan met vogels. Overal kwam je ze tegen, telescoop op de rug, camera aan de schouder en verrekijker om de nek, ploeterend, sjouwend, zoekend, speurend, loerend, maar online bleef het oorverdovend stil. Er leek vrijwel geen vogel te vinden op Vlieland vandaag. Behalve blako's natuurlijk, blako’s waren overal maar er was vermoedelijk een algemeen verbod op het melden van blako’s op de Appgroep ingesteld, op straffe van excommunicatie. Het sparen van blako’s ging ons tamelijk goed af: bladkoning was zowat de eerste soort die we tegenkwamen, en ook zowat de laatste. Te beginnen aan de oostkant, in de bosjes achter het Havenpaviljoen waar er zich minimaal twee ophielden die we allebei erg mooi te zien kregen. Van een mooi bladkoninkje wordt een mens altijd weer blij, en dit waren nog pas onze eerste.
Een wandeling door de duinen en over de zeereep van de noordoosthoek leverde vervolgens vooral rust en stilte op. Een tochtje verder over het eiland, tot aan de Kroons polders idem: alom rust en stilte. Wat graspiepers af en toe. Op het wad tureluurs en bergeenden, veel bergeenden en zo nog het een en ander. Een tapuit, een paar rosse grutto's, dat waren zo’n beetje de krenten tot nu toe. Kun je nagaan! Bij de kijkhut aan de zuidkant van Bomenland riep de volgende bladkoning. Mooie groepen bonte strandlopers onder andere op het Posthuiswad; een slechtvalk ook, en zilverplevieren onder meer. Jawel, ik zit hier misschien wat te klagen maar het was natuurlijk lekker vogelen op Vlieland. De soort van de dag hebben we vandaag echter gemist: orpheusspotvogel in Bomenland was maar voor weinig mensen weggelegd. Wat natuurlijk geen halszaak was, orpheusspotvogel kun je tegenwoordig als je wilt gemakkelijk elk jaar zien in Nederland. Waarna we de dag (wat vogels betreft) afsloten zoals we hem begonnen waren: met blako's. Op en rond Lange Paal hadden we er minimaal vijf, waarschijnlijk zaten er nog heel wat meer, en diverse daarvan lieten zich leuk zien. Waarmee ik vandaag op acht exemplaren kwam: een persoonlijk dagrecord. En zelfs dan is nog steeds elke volgende bladkoning een feestje.

Zaterdag was een stuk spannender. Al was het maar omdat we dit keer wel de soort van de dag konden meepikken. Dat had wel nog heel wat voeten in de aarde. Toen de melding van een aziatische roodborsttapuit binnenkwam, in de oostelijke duinen, waren we denk ik in nauwelijks meer dan een kwartier ter plaatse. Het was te laat: vogel was zoek. Er werd gezocht. En dat zoeken duurde en duurde. We dachten eigenlijk niet dat het nog goed ging komen, we waren inmiddels twee roepende bladkoninkjes verder en achter in Stortemelk aangeland maar toen werd de vogel terug gemeld. Een haastige fietstocht, fiets in de berm neergesmeten, het duin in gerend en daar zag ik de meute staan, en daar zag ik de vogel. Ik richtte de verrekijker, herkende ternauwernood een aziatische roodborsttapuit, ongeveer zoals ik die op de nog spaarzame eerste foto’s had gezien, en de vogel vloog op en verdween uit beeld. Zo werd dit een klassiek gevalletje van ups en downs, van hoop en vrees, van geduld uitoefenen, en van rennen, haasten en jachten, toen de vogel voor de derde keer was teruggevonden. Dit keer werkte hij wel mee: toen ik, en later ook mijn reisgenoten (eigenlijk zijn we natuurlijk allemaal reisgenoten) ter plaatse gearriveerd waren, konden we uitvoerig genieten van een prachtige eerste winter man aziatische roodborsttapuit. Veruit mijn mooiste ooit. En dan kun je af en toe een lichte ontgoocheling voelen bij de naar verhouding wellicht wat karige opbrengst van dit eerste DT-weekend (ik had natuurlijk gehoopt op een raddes of zo, en geregeld gingen mijn gedachten uit naar de kleine spotvogel die ze hier het vorige DT-weekend hadden, of de vale lijster van vorig jaar, soorten die ik allebei nog ‘moet’), maar ik heb nu in Nederland zo’n 430 soorten gezien, dus er zijn 430 dagen waarop ik een soort het allermooist zag. Op bijna 58 jaar is dat niet zo heel veel. Zo’n dag is dus een topdag.
Ook een tapuit zonder staart die vooral bij ons tot enige verwarring leidde (we droomden al een klein beetje van een zelf ontdekte woestijntapuit), droeg vandaag bij aan de spanning, evenals een ijseend over zee bij Dam 6. Een ijseend als zeetrekker, die had ik nog niet eerder.

Fascinerend was dit weekend de vogeltrek. Wanneer trouwens niet? Vrijdag was het uitermate rustig. Zaterdagochtend was er dan weliswaar die aziaat, maar daarnaast was het ook toen nog tamelijk kalm. Maar zaterdagmiddag ging het ineens helemaal los. We waren in het westen, ter hoogte van de Kroons polders, toen de ene zwerm na de andere over ons hoofd naar west trok. Vinken, graspiepers, koperwieken, kramsvogels, kepen, dat ging maar door. Daar kwam geen einde aan. Waar kwamen die ineens allemaal vandaan? En waarom nu wel? Op de terugweg door de duinen: overal graspiepers. Het leek een plaag.
Zaterdagnacht regen en een stormachtige wind, dus we rekenden ons al rijk: met dat weer zou alles omlaag komen en morgenochtend zou het duin vol zitten met trekkertjes. Maar niets daarvan: rust en stilte slechts. Aan zee viel het ook al niet mee: de wind was alweer gaan liggen en van pijlen en vaaltjes geen spoor. Wel jagers. Diverse jagers waaronder een fraaie kleine die vrij dichtbij uitvoerig achter de meeuwen aan zat, en ook een mooie vrij dichtbij langs vliegende grote jager. Volop jan van genten ook, en langs trekkende rotganzen, zwarte zee-eenden, roodkeelduikers, een zeekoet op zee: van alles te beleven natuurlijk. Maar in de duinen stilte. Al zat er nog wel op het eind van de middag een prachtige want bijna handtamme strandleeuwerik op het veldje langs de Waddenzee ten oosten van het dorp.

En toen was het maandagochtend en hadden we nog een paar uurtjes over voor we de boot op moesten. En toen was er ineens massale trek. Geweldige zwermen kramsvogels trokken over het duinland, groepen koperwieken, vinken, graspiepers, noem maar op. Aan een stuk door. En de neerslag daarvan zagen we aan de grond: bosjes barstten als vanouds uit elkaar van de lijsters, graspiepers scharrelden overal door de vegetatie, overal vinken en kepen en in de struikrand langs de Oostervallei een spannend grasmusje spec. dat we uiteindelijk tot tuinfluiter moesten benoemen. Ik had stiekem op meer gehoopt. We hadden op het allerlaatst trouwens ook nog een roepende bladkoning dus inderdaad: we begonnen met bladkoning en we eindigden met bladkoning. Het was, laat ik met een fijn cliché afsluiten, een mooi besluit van een fijn weekendje vogelen op Vlieland.

8 oktober 2018


Meer lezen? DT 1
Meer Vlieland: Tradities








dinsdag 2 oktober 2018

Tot besluit

Er restten ons nog een paar dagen. We hebben daarin onder andere een tijdje in het Ballastplaatbos rondgehangen. Nieuwbouwbos, zoals ik dat graag noem, maar hier en daar al aardig verouderd. Met stukken hoog opgaand populierenwoud en stukken met jong en krioelend struweel, met vochtige graslandjes met parnassia, duizendguldenkruid en ogentroost. Buizerden op trek, boompieper over, slechtvalk idem.
En ik ben nog één keer, met Renske, naar de waddendijk geweest. Opkomend tij, rijen palen op het wad die langzaam onder water verdwenen, slikvelden die allengs krapper werden. Eerst nog wat bontbekplevieren, bonte strandlopers, een paar lepelaars en een zwarte ruiter, later alleen nog wat regenwulpen en zilverreigers op de kwelder. Ik telde dertien grote zilverreigers en vlakbij zaten twee kleine. Flinke hoogwatertrek af en toe over ons heen en op de dijk de schapen. Altijd de schapen op de dijk, ik had dat geloof ik nog niet vermeld maar altijd de schapen op de dijk.
Vanmorgen alle tijd genomen. We hoefden pas om 11 uur uit onze hut te zijn en daarna alleen nog maar terug naar Utrecht, dus waarom zouden we haasten? Geruime tijd nog verpoosd aan het Reitdiep in Zoutkamp. Daarbij uitvoerig vermaakt door een prachtige adulte zeearend die daar een tijdje rondvloog. Waarop we de bus namen naar Winsum, de trein naar Groningen (stad) en daarna Groningen (de provincie) weer verlieten. Waarmee weer een vakantie was volbracht. En ik weet heus wel dat dit naar de hedendaagse maatstaven geen modelvakantie was. Niet iets waarmee je de blits maakt als je onder vrienden en bekenden vakantie-ervaringen uitwisselt. Niet het soort waaraan in het Volkskrant magazine aandacht wordt besteed. Maar hé, moet het dan altijd groots en meeslepend zijn? Het hoeft toch niet altijd exotisch en avontuurlijk van de eerste tot de laatste snik? Gewoontjes, af en toe saai voor wie geen oog heeft voor het alledaagse, maar dat is ook fijn af en toe. Tenminste, dat vind ik.

31 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/zoutkamp.html




Borkum

Vandaag naar Borkum geweest. Vroege bus naar Winsum. Trein naar het gloednieuwe stationnetje van Eemshaven, waar drie maal daags een trein aankomt en vertrekt, aansluitend op de aankomst- en vertrektijden van de boot naar Borkum. En met die boot de Waddenzee over.
De Duitse Waddeneilanden zijn heel anders dan de onze, wordt weleens gezegd. En hoewel we natuurlijk maar een klein stukje van één van de Duitse eilanden gezien hebben, kunnen we dat na een dagje Borkum wel beamen. Maar wat is er dan zo anders aan?
Dat begint al met het smalspoortreintje dat je in tien minuten van de veerhaven midden in het hoofdstadje brengt. Het is net de Efteling of zo. Op onze Waddeneilanden kun je je zoiets niet voorstellen, maar eigenlijk is het best leuk.
Stap je uit op de eindhalte, dan zie je het meteen: je bent hier in een stad, terwijl je op de Nederlandse Waddeneilanden alleen dorpen hebt. Zelfs Den Burg en zelfs West Terschelling zijn, hoewel met enige allure, dorpen. Maar hier hebben we echt een stadje. Statige huizen met monumentale voorgevels, dure kuurorden, drukke winkelstraten en veel bijna bombastische dan wel feeëriek-romantische architectuur. Alleen al het eindstationnetje van het spoorlijntje: een paleisje, in suikerzoete kleuren en sierlijke gebaren. Aan zee een sjieke boulevard met zicht op een duur strand vol met kleurrijke ‘strandtenten’, niet strandtenten zoals wij die kennen maar comfortabele strandstoelen met kleurige doeken rondom. Kenmerkend voor de stranden van de Duitse Waddeneilanden, lezen we.
En zicht op een zandplaat met een dikke honderd zeehonden. Akkoord, die heb je rond onze Waddeneilanden ook wel. Het blijft dan ook, ondanks die wat mondaine atmosfeer, een Waddeneiland. Met zijn klassieke nieuwe vuurtoren, stijf rechtop op een weids dorpsplein, en verderop zijn robuuste oude vuurtoren, monumentaal als ‘onze’ Brandaris. Ook wandelend langs de fraaie duinstrook vlak naast het stadje, voel je je gewoon op een Waddeneiland. Er is een uitgestrekte duinvallei met volop bontbekplevieren en drieteenstrandlopers en ook twee mooie strandplevieren, en daarachter strekt zich met vallen en opstaan de zeereep. Verderop is er natuurlijk nog veel meer Borkum waar we niet zijn geweest maar waar je net als op onze eilanden eindeloos kunt dwalen door duinen en langs schrale graslanden, stukjes polder, kwelders, strand en wad en langs bosjes, in de herfst vol vogels wellicht.
Maar toch Duits. Ook de eet- en drinkgelegenheden verraden het Duitse karakter. Zowel interieur en sfeer als wat je er eten en drinken kunt. Konditorei in plaats van eethuisje, ‘melkkiosken’ in plaats van strandtenten. Het is allemaal deftiger, sjieker en traditioneler dan op Schier of op Terschelling, minder sjofel. Duitser. We hebben dat aan den lijve ondervonden. En voor een keertje is dat best leuk. Al was het fijn weer terug te keren in de ongecompliceerdheid van onze camping in Zoutkamp.

28 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/tot-besluit.html




Schier

Het beloofde een mooie, rustige en overwegend zonnige zomerdag te worden. Vandaag stond daarom Schiermonnikoog op het programma. We hadden het zeer ruim gepland: om 8 uur zaten we op de fiets, om half 10 ging de boot. En dat was maar goed ook want we waren nog maar net onderweg toen Renske klaagde dat haar wiel een beetje raar wiebelde. Lekke band. Ik dacht al: daar gaat ons dagje Schier. Morgen weer een dag. Maar dat was buiten de daadkracht van Harriët en Renske gerekend. Die gingen gewoon aan de slag. Minder dan een half uurtje later fietsten we verder, we haalden alsnog gemakkelijk de boot en om half 11 stonden we op de waddendijk van Schiermonnikoog bij de jachthaven te kijken naar de overtijende stelten op en langs het hoekje kwelder aldaar. Een handvol dwergsterns als ultieme beloning voor ons avontuur.

Na wat inkopen in het dorp begonnen we aan onze ronde van Schiermonnikoog. Vanaf het uitzichtduin aan de westpunt keken we uit over een immens breed strand, over de Noord- en de Waddenzee en over Engelsmanplaat heen naar Ameland in de verte. Aan de Westerplas zagen we een mooie groep lepelaars en kleine zilverreigers en een paar fitissen in het struweel. Voorbij de jachthaven op de waddendijk een bonte kraai! Een bekende vogel natuurlijk, een mens ontdekt niet zelf een bonte kraai in augustus, zelfs in de winter heet die tegenwoordig zeldzaam. Op de waddendijk voorbij de Veerdam hielden we lunchpauze met zicht op het langzaam droogvallende wad en op de vogels die zich daar steeds massaler verzamelden. Prachtige rosse grutto’s onder meer, tientallen rosse grutto’s en uiteindelijk ook honderden goudplevieren. En bonte strandlopers, groenpootruiters, steenlopers, eiders, wulpen, het was een fijne dwarsdoorsnede van de vogelbevolking van wad en slik in augustus. Een half uurtje later (gerekend vanaf ons vertrek vanaf de lunchplaats) zaten we onder het baken van Kobbeduinen, die voorpost van eiland in een zee van kwelderdynamiek, en keken uit over de weidse vlaktes tot aan de horizon. Even een wandelingetje rond de laatste duinbulten, de laatste struwelen voordat voor vele kilometers die dynamiek van eb en vloed en weer en wind al het andere de pas afsnijdt, en weer verder. Bij de Marlijn pikten we een terrasje en wandelden we over het strand. Terug in het dorp stonden we onder de nieuwe vuurtoren en daarna onder de oude en de cirkel was, bijna letterlijk, rond. Ons dagje Schiermonnikoog was volbracht.

26 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/borkum.html




Dilemma

Een dilemma vandaag: gisteren werd eindelijk grauwe franjepoot gemeld in de Ezumakeeg, misschien wel mijn grootste wenssoort deze vakantie want nog een nieuwe jaarsoort en altijd wel te verwachten daar, deze tijd van het jaar. Maar voor vandaag werden hevige buien voorspeld, met hagel en onweer, vooral later op de dag. Dus maar een beetje vroeg vertrokken, in de hoop dat ik de zwaarste buien voor zou blijven. En zwaar bepakt: in regenbroek en regenjas, zodat het klamme zweet me uitbrak toen ik in het milde ochtendzonnetje door de Kollumerwaard fietste. Op een mooie plek even halt gehouden voor onder andere grasmus, zwartkop en matkop.
Op de uitzichtbult van de Keeg noord, de ‘place to be’, indrukwekkende buienluchten die van alle kanten op ons af leken te schuiven maar bij nader inzien vooralsnog aan ons voorbij gingen. Hier scheen nog altijd de zon. Dat viel mee. Wat tegenviel: franjepoot vooralsnog onvindbaar. Wel reuzensterns: ik telde er elf achterin en een moment later waren er dichterbij drie actief aan het foerageren. Een passerende slechtvalk joeg alle stelten en eenden op de vleugels maar toen de rust was teruggekeerd nog altijd geen grauwe franjepoot. Wel een temmincks strandloper, en een paar goudplevieren, een casarca, bontbekplevieren, groenpootruiters en meer maar geen … Afijn, toen ook de Keeg noord niet meer bui-vrij bleef, naar de hut in Zuid gevlucht, in de hoop dat daar … Daar de regen uitgezeten en bij teruggekeerde zonneschijn het gebied afgespeurd. Eén kleine strandloper, twee temmincks, twee reuzensterns, een tapuit, twee kemphaantjes, bonte strandlopers, bontbekplevieren maar geen franjepoot.
Zo stralend was het inmiddels geworden dat ik nog één keer mijn geluk wilde beproeven in Noord. Ik telde daar nu vier temmincks strandlopers en liefst zestien reuzensterns. Paar kemphanen, paar groenpootruiters, roepende waterral maar geen franjepoot. En ineens had ik hem: grauwe franjepoot, helemaal achterin naar het zuiden toe, in cirkeltjes foeragerend. Hij zat vrij ver maar was in de telescoop leuk zichtbaar.
Een tijdje later, ik had frapo weer even frapo gelaten: ineens een franjepoot helemaal aan de andere kant, tussen de kieviten. Een tweede? Ik zocht nog even op de oude plek maar kon hem daar niet meer vinden. En vervolgens kon ik hem ook op zijn nieuwe plek niet meer vinden. We zullen het nooit weten.
Terug door de Kollumerwaard. Zonnetje, windje achter, paapje, ja, het leven is goed. Vliegt er ineens iets van naast het fietspad de bosrand in. Ik krijg het nog net in de kijker: draaihals! En hij is alweer in het bos verdwenen. Maar wat een heerlijke, en toch altijd weer onverwachte ontmoeting! Nog vrolijker fiets ik terug naar Zoutkamp.

25 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/schier.html




Groningen

Halverwege alweer. ‘Wat gaat de tijd toch snel’, hoor je dan te zeggen, en dat is ook zo. Of moet je juist niet zeggen, maar toch is het zo. Vandaag dagje Groningen gedaan. Maar eerst nog even mijn dagelijkse ochtendommetje: de stationsstraat af langs onder andere een verwilderd veldje vol hoge, uitgebloeide ruigtekruiden en wat stekelige bosjes, een rommelhoekje en een wilde tuin; de dijk over, langs het dijktalud met wat betonnen randjes en een rommelige oude kruidentuin, een schraal veldje en een speelweide aan de jachthaven. Elke dag hoop ik op een keertje een draaihals in een hoekje of een duinpieper op het dijktalud of een ortolaan in een struikje. Zo ook vanochtend, en ook vanochtend vergeefs. Wel een heggenmus in het tuintje, leverde me nog een nieuwe vakantiesoort op. Zal er verder vandaag wel niet van komen.
In Groningen allereerst enige uren doorgebracht in het Groninger museum. Hoofdattractie daar: de tentoonstelling over De Ploeg, met schilderijen over …? van …? Ja, wat was nou eigenlijk de gemene deler? Groningers uit het begin van de vorige eeuw die op eigen wijze invulling gaven aan de moderniteiten van die dagen. Landschapjes, mensen, meest uit Groningen, beetje realistisch, beetje abstract, mag ik dat zeggen? Waarschijnlijk niet. Maar in elk geval dat het allemaal niet helemaal natuurgetrouw leek. Best mooi, meestal. En een tentoonstelling van La Chapelle, met fotocollages en schilderingen (?) waarin de huidige moderniteit op licht absurdistische wijze werd weergegeven. Oude thema’s in hedendaags jasje, hedendaagse thema’s in ouderwets jasje. Veel bloot, mag ik dat zeggen?
Na het museum was het tijd voor de tweede topattractie van vandaag: de Hema. Waar we lunchten en waar Esther haar nieuwe oortjes kocht en haar voorraad alcoholische handgel aanvulde.

24 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/dilemma.html




Het hoogwater afwachten

Na een rustige ochtend, wat hebben we eigenlijk gedaan die ochtend? Geen idee meer, maken we een prijsvraag van maar na die ochtend dus ’s middags in mijn eentje naar het wad. Naar het meest nabije wad, bij de kwelder met de naam Lutjewad. Wie heeft die naam verzonnen? Later in de middag dreigde regen en die hoopte ik voor te blijven. Door het nietige Vierhuizen (hoewel wel meer dan vier huizen groot), langs enkele fraaie oude hoeves als landhuizen in het verder lege land, en langs de Marnerwaard. Marnehuizen, laatst nog zo idyllisch, lag vandaag hevig onder vuur. Mitrailleursalvo’s klonken en zware rookwolken stegen op uit de paar huizen die zichtbaar waren vanaf de openbare weg. Ik fietste gauw verder, bereikte de kustweg en nestelde me op de waddendijk. En wachtte daar het hoogwater af.
Heerlijke bezigheid is dat, het hoogwater afwachten. Een vorm van meditatie bijna, zo ontzettend Zen! Dat uitgestrekte wad aan je voeten, leeg en onafzienbaar en pas heel ver weg zee en daar ook vogels. Al gebied de eerlijkheid te zeggen dat er ook dichterbij al wat te zien was, op en rond een plek met wat basaltgesteente in het slik dat over een uurtje of zo waarschijnlijk een laatste eilandje zou zijn temidden van het oprukkende water. Hier een paar groenpootruiters, wat tureluurs, veel bontbekplevieren en een paar bontjes. Maar verder pas ver weg de drukte waartussen als enige een slechtvalk herkenbaar was. Geleidelijk deed de vloed zijn ding. Smalle reepjes water werden brede waterlopen, onooglijke poeltjes heuse binnenzeeën en ineens stond het water tegen de dijk aan. En was die bult van basalt inderdaad een eilandje geworden. En steeds meer vogels doken in de buurt op. Bonte en drieteenstrandlopers, almaar meer bontbekplevieren, een twintigtal rosse grutto's, zilverplevier, regenwulpen, en almaar meer tureluurs. Nee, het is niet alleen het water dat bij vloed naar de kust wordt gestuwd. Ook de vogels laten zich dicteren door het ritme van de getijden. Acht zwarte sterns passeren. Op een zandbank verderop, die een half uurtje geleden nog helemaal geen zandbank was, ineens tientallen zeehonden.
Als de Waddenzee bijna geheel tot de waddendijk reikt, ben ik er wel klaar mee, met dat afwachten van het hoogwater. Veel beweegt er niet meer en ik ga verder. Of eigenlijk: terug, maar wel langs het Lauwersmeer. In het Balastplaatbos op zoek naar Achter de Zwarten, dat ik al zo vaak niet vinden kon. Maar moderne tijden, Google Maps: dit keer geen probleem en in de toekomst zal het dat ook niet meer zijn. Ik hoef slechts te navigeren op de braamsluiper die ik er zag, of op de 25+ lepelaars. Het is een mooie plek maar het is zoals ik me herinner van de enkele keren dat we hem wel gevonden hebben: alles zit er ver, de zon staat schuin tegen, je kunt er eigenlijk niet zoveel.
Terug langs het Jaap Deensgat waar ik nog even in de hut plaatsneem, zonder noemenswaardig resultaat, en voor de regen thuis.

23 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/groningen.html




Theefabriek

’s Morgens vogelen met Esther! Zij heeft af en toe (gemiddeld een per vakantie) van die dagen en daar moet je als vader natuurlijk van profiteren. Dus naar Jaap Deen gefietst, altijd makkelijk en succes verzekerd. Heb haar kemphaan uitgelegd en watersnip gewezen. De casarca’s zaten er ook weer, en een paar reuzensterns. Als bonus ook nog eens een zeearend hoog in de bosrand tegenover: een vruchtbaar ochtendje. Ik zag ook nog drie zwarte ruiters tussen de wintertalingen maar die aanwijzen was onbegonnen werk dus dat heb ik maar laten zitten.

’s Middags met zijn vieren naar Houwerzijl gefietst, mooi langs het Reitdiep, om in Houwerzijl een afternoon-tea te nuttigen in de Theefabriek. Het was Renskes liefste wens! en dat gun je haar dan toch? Het was feestelijk. Twee gangen: thee met hartige taartjes en broodjes in de eerste gang en thee met cake en scones met jam en dergelijke in de tweede. Alles in een context van theemuseum, theeschenkerij en theewinkeltje in een kleurig opgetut voormalig neoklassiek kerkje wat wel een bijzondere aanblik opleverde. Terwijl de anderen na afloop nog uitgebreid in het winkeltje rondsnuffelde, snuffelde ik nog even rond in de nabije omgeving. Parkje, kinderspeelbosje, uitzicht over de akkers tot aan Zoutkamp, langs de straat een struikje met wel tien kleine vossen. Leverde verder niets op, maar leuk was het wel.

21 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/het-hoogwater-afwachten.html




Ezumakeeg

Het was hoog tijd voor de Keeg. De Keeg, dat betekent dezer dagen om te beginnen de prachtige fietsroute naar Dokkumer Nieuwe Zijlen, over een smal fietspad dat zigzagt dwars door de Kollumerwaard. Langs schrale graslanden, rietlanden, struwelen, bosranden, ruigtelanden. Prachtig stukje nieuwbouwnatuur. Veldleeuweriken hier, roodborsttapuiten, graspiepers, kneuen, boomvalk, torenvalk. Niks zeldzaams natuurlijk, maar het was leuk.
We zouden het niet droog houden vanmorgen, was voorspeld. En dat bleek. Net op het moment dat het stevig begon te regenen kon ik de kijkhut in de Ezumakeeg zuid induiken. Dat was prettig schuilen maar momenteel niet de juiste plek: zuid stond grotendeels droog. Alleen achterin was een natte strook maar het zicht daarop was door het grauwe en regenachtige weer tamelijk belabberd. Ik wachtte het einde van de regen af en fietste door naar noord. Daar was het veel beter. Ja, het water stond er laag, maar: het stond er. Veel slikjes, strandjes en vochtige ruigtes, en bijbehorende vogels. Al meteen vrijwel naast elkaar een kleine en een temmincks strandloper die zich mooi lieten zien. Verder bontbekplevieren, een paar kluten, wat kemphanen, een groep goudplevieren en twee steenlopers. Een akelig gekrijs kondigde het langs vliegen van een reuzenstern aan. Dat was extra leuk omdat ik me niet herinner dat geluid ooit eerder gehoord te hebben.
Op de terugweg mooi droog en zonnig dus ook nog even in zuid gekeken. Dat betaalde zich aardig uit: ik telde wel tien reuzensterns en er zat een flinke groep kemphanen.

’s Middags met zijn allen ‘boodschappen doen in Lauwersoog’. Dat is natuurlijk nogal omslachtig als je in Zoutkamp zit, maar wel leuk. Bij Jaap Deen massale paniek onder de ganzen en jawel: drie zeearenden in de lucht! Had ik al een paar dagen naar uitgekeken. Op de terugweg dwars door de Marnerwaard: een boeiende tocht langs waterpartijen, langs duinstruwelen en door halfkale vlaktes. Prachtig, en vrijwel verlaten. We passeerden ook Marnehuizen, oefendorp voor militairen midden in de waard. Prefab-huizen, onttakelde auto's, verkeersborden, alles steriel, stil, verlaten. De rust volkomen, vanmiddag.

20 augustus 2018



http://guuspeterse.blogspot.com/2018/10/theefabriek.html