maandag 14 december 2020

Bosscherweg, Maastricht

Een van de leuke dingen aan twitchen is toch dat het je altijd weer op zulke interessante plekken brengt. In een bocht in de Maas ten noorden van Maastricht is, aan de westkant van de rivier, tussen enkele kunstmatige aftakkingen zo’n interessante plek ontstaan. Enkele oude waterlopen, soms uitmondend in een smalle beek; in de Maas enkele grindbanken en tussen dit alles een uitgestrekte laagte met een afwisseling van ruige vegetaties, drassige stukken en ondiepe plasjes. Die nattigheid had, naast onder andere een paar handen vol zilverreigers en in de winter minder gangbare types als oeverloper en witgat, een kleine geelpootruiter ertoe verleid er een weekje of langer de winter door te brengen. Hoe lang, dat moet nog blijken, de winter duurt nog even en de vogel zal de weg terug naar huis niet zo heel gemakkelijk kunnen vinden. Dat huis bevindt zich in zijn geval namelijk ergens aan de overkant van de oceaan, in Canada of de Verenigde Staten. Wat automatisch betekent dat we hier met een zeldzaamheid van doen hebben waar menig vogelaar wel een dagje en een reisje aan wil besteden. De vogel, een fraai rank ruitertje die met zijn felgele poten zijn naam alle eer aan doet, zat waar-ie al een week zit en was dus gauw gevonden. Eerst aan deze kant van het plasje, dicht onder de dijk en daardoor geweldig zichtbaar. Later, na een bedrijvige wandeling door de drassige overgangszone tussen plas en ruigtevegetatie, wat verder weg langs de tegenoverliggende oever. De als immer aanwezige fotografen waren daar niet zo blij mee maar voor iemand die er genoeg aan heeft de vogel te observeren, was het prima zo.
Na geruime tijd aan dit prachtvogeltje besteed te hebben, onderwierp ik het gebied zelf aan een nadere inspectie. Ik belandde aan de overkant van de laagte, op een dijkje langs de Maas. Kribbig kreupelhout, karige boompjes en in de rivier een monumentale oude stuw. Het was een bijna on-Nederlandse plek waar het water via een rivierbrede opeenvolging van watervallen tussen enkele torens van kasteelachtige allure enkele meters omlaag denderde. Het geraas dat dat teweegbracht ontnam de plek de stilte die haar zo goed zou passen. Blijkbaar moest het maaswater een hoogteverschil overwinnen dat het niet geacht werd op eigen kracht te kunnen. Dat had ik ook kunnen constateren aan de kant waar ik zojuist een kleine geelpootruiter had staan bekijken. Daar mondde een gegraven aftakking, een kalme watergang langs rechte, betonnen kades en bedaarde woonboten, ineens uit in een wilde, bergachtige stroomversnelling waarna het water zijn weg vervolgde als een smal soort bergbeek. Het zag er allemaal prachtig uit maar bevaarbaar lijkt de rivier hier bepaald niet. Hier noch in de hoofdstroom aan de overkant. Men heeft dan ook, leert een blik op Google Maps, een aftakking gegraven, het Julianakanaal, dat in grote lijnen de koers van de Maas volgt maar zich pas voorbij Roermond weer bij de moederrivier voegt. Een knap staaltje watermanagement, waar een klein land … Het zal daar wel niet om te doen zijn geweest maar het heeft wel tot gevolg dat de natuur hier gevrijwaard blijft van scheepvaart en de industrialisatie die daarmee gepaard gaat en dat zich een wildernis als deze vrij heeft kunnen ontwikkelen. Met zilverreigers, met zaagbekken en brilduikers zoals ik die aantrof bij de grindbanken in de rivier, met ijsvogels en voor zolang als het duurt zelfs met een zeldzame kleine geelpootruiter.

12 december 2020


Meer Zuid Limburg: Limburgse lente






woensdag 2 december 2020

Parkstad Arnhem

Het was weer een fijn weekend, als we dat begrip even ruim nemen. Vrijdag is mijn traditionele vrije dag en geldt dus voor mij als de eerste dag van mijn weekend. Deze vrijdag was ik naar Geldermalsen voor een mooie humes bladkoning, niet meer zo exclusief als vroeger maar nog altijd een hele goeie soort. Kan dat zomaar, in deze coronatijden? Ja, dat kan zomaar. Stille treinen, een mooi verlept parkje waar we gemakkelijk de ruimte konden nemen terwijl we naar het vogeltje stonden te loeren dat af en toe half verscholen tussen de takjes en de blaadjes scharrelde maar zich af en toe ineens open en bloot vertoonde, en sowieso zijn er nog geen gevallen bekend van vogelaars die tijdens het uitoefenen van hun hobby corona opliepen.
Vandaag in een wederom tamelijk rustige trein naar Arnhem gereisd om daar parken en landgoederen in en rond de stad te gaan bezichtigen. Een keten van parken, het een nog fraaier dan het ander, doorkruist de stad en voert je als vanzelf naar de omliggende landgoederen. Glooiende velden, steile bosranden waaraan hier en daar nog de laatste restanten herfst hangen, waterlopen die keer op keer via stenige stroomversnellingen de hoogteverschillen overwinnen, af en toe waan je je midden in de stad midden op het platteland en je vraagt je weleens af waar al die ruim 150 duizend inwoners die Wikipedia in 2015 telde, allemaal wonen.
Ik begon, waar anders, in Sonsbeek. Een oude watermolen, een smalle waterloop met stenen oevers, een nieuwere watermolen, een kunstmatige waterval met stenige plateaus waar het water overheen vloeit en daarnaast de glooiende velden en de steile bosranden zoals hierboven al genoemd. Later bevond ik me in de kasteeltuin van kasteel Rosendael, zelf een fraai landhuis omringd door een tuinencomplex met waterpartijen, stroompjes en nog meer stenige stroomversnellingen. Terug in Arnhem bezocht ik Angerenstein, ook al zo’n fraai landschapspark met velden, bosranden en waterpartijen.

Gisteren ontmoette ik aan de Hoogekampse plas een man die nogal wat te klagen had, vond hij. Nederland, vertelde hij, daar had hij toch zo genoeg van. Die natuur hier, dat is toch helemaal geen natuur? Allemaal aangelegd, allemaal van menselijke makelij. Nee, dan Afrika. Toen-ie er even later, ik dacht al dat ik van ‘m af was, toch weer op terugkwam, was Afrika Noorwegen geworden. Daar had je pas natuur! Waarop ik hem adviseerde dan maar te vertrekken en op te houden met zaniken. Dat zou-ie graag doen, als ik pakweg honderdduizend euro voor hem had. Die had ik niet.
Ik moest daar weer aan denken in die parken van Arnhem. Allemaal aangelegd, allemaal van menselijke makelij. Maar wat zou dat? Ze zijn er niet minder fraai om. En al zou dat geen natuur mogen heten (mij een biet, eerlijk gezegd), op de Hoogekampse plas zaten op de door de mens aangelegde eilandjes tientallen kieviten. En in de Arnhemse parken en landgoederen huist naar verluidt al enige tijd een waterspreeuw. Die mogen we toch wel natuur noemen, mag ik hopen?
Al die door de mens ontworpen en aangelegde landschapjes waarvan je je als je wilt inderdaad kunt afvragen of je ze natuur mag noemen, vormen een voedingsbodem voor wat echt wel echte natuur is, natuur die opportunistisch is en zich overal vestigt waar hem de gelegenheid wordt geboden.

Eerlijkheid gebiedt me toe te geven dat ik natuurlijk niet louter voor die parken en landgoederen naar Arnhem was gegaan, maar wel degelijk voor die waterspreeuw. Mooie soort, alweer een paar jaar niet gezien, ja, die lustte ik nog wel, zo op het eind van het jaar. Maar dat viel nog helemaal niet mee. Al die waterloopjes, al die stroomversnellingen, al die watervalletjes, allemaal zeer geschikt voor een waterspreeuw. Maar daar was er maar één van, dus bij verreweg de meeste van die waterloopjes, stroomversnellingen en watervalletjes zat er geen. Ik begon in Sonsbeek, waar-ie vooral bij die waterval geregeld gezien was. Vanochtend niet. Bij de waterpartijen van Rosendael hadden gisteren nog velen van zijn aanwezigheid kunnen genieten. Vandaag geen spoor. En ook in Angerenstein was-ie de afgelopen week gemeld. Maar niet vandaag. Terug naar Sonsbeek, terug naar de waterval. Het was er druk met zondagse wandelaars. Te druk voor waterspreeuw, veronderstelde ik: nog steeds geen spoor. Dat werd weer eens een jammerlijk dipje. Terug langs de waterloop en langs de nieuwere watermolen, en ineens een vogel die in snelle vlucht laag over het water langs me heen vliegt. Daarna voor me een vogel op de stenen oever die telkens een beetje door de knietjes zakte. Verrekijker erop: waterspreeuw! Prachtig en uiteindelijk ook erg dichtbij, en later nogmaals bij de oude watermolen waar ik vanmorgen mijn zoektocht begonnen was: een heerlijk besluit van een sowieso al heerlijke dag.

29 november 2020


Meer urban birding: Een geweldig weekend











zondag 22 november 2020

Over de top

Corona-ommetje in het bos bij Oud Zuilen dit keer. Mooi stil herfstbos. Hier en daar hing nog het goud blinkend tussen de takken, maar het meeste was al afgevallen en daarnaast was het vooral grauwbruin. Het verschil is best subtiel maar het betekent dat de herfst, wat dat betreft, alweer over zijn top is. Ik heb de indruk dat die top aan het verschuiven is. Nog niet zo lang geleden vond ik dat die in november lag, dat vooral dan de herfstkleuren in al hun bijna kitscherige uitbundigheid van de bosranden spatten. Nu is het half november al bijna weer voorbij. Dit jaar lag de top in oktober. Ik kan het cijfermatig niet hard maken en zal het dan ook niet inbrengen in de klimaatdiscussie, is ook niet nodig, maar een gevolg van klimaatverandering zou het natuurlijk wel kunnen zijn. We maken ons nu allemaal druk om de coronacrisis, maar uiteindelijk zou de klimaatcrisis de mens weleens voor veel grotere problemen kunnen gaan stellen.
Het was stil in het bos, zoals dat hoort in de winter. Nog slechts af en toe een flard van roodborst, dat was het wel. De roodborst is ook alweer over zijn herfsttop heen. Dat is overigens heel normaal en volstrekt niet onrustbarend. De roodborst houdt als een van de weinige vogels in de winter een territorium aan en als in de herfst massaal vogels uit het noorden het land binnenstromen, beginnen die volop te zingen om zich van zo’n winterterritorium te verzekeren. Na een tijdje zijn de territoria verdeeld en worden ze stiller. Al blijven ze de hele winter lang wel af en toe zingen, als echte winterkoninkjes. Maar dat is dan weer een andere vogel, die trouwens ook in de winter nog wel zingt.

18 november 2020


Meer lezen? Vier jaargetijden corona

donderdag 19 november 2020

Paesens Moddergat

Het verhaal begint eigenlijk ruim drie jaar geleden, in oktober 2017. Ik was met familie op vakantie op Texel. Het was een heerlijk weekje, ik had onder andere westelijke blonde tapuit, een lifer dus alles was volmaakt in orde toen men op Vlieland de idylle verstoorde: vale lijster, zeldzame dwaalgast uit diep in Siberië. Op een steenworp, als je er op wereldschaal naar kijkt, maar wel een eiland verderop. Even overwoog ik in te schrijven op een watertaxi maar 100 euro, ik vond het eigenlijk gekkenwerk en onze vakantie feitelijk voortijdig afbreken? Nee, ik zag er vanaf. En miste vale lijster op Vlieland. Ik heb daar nooit spijt van willen hebben en waarom zou ik ook? Maar ik heb achteraf weleens gedacht: die 100 euro, die zou ik vandaag de dag niet missen maar de herinnering aan die vale lijster op Vlieland was vast en zeker nog springlevend geweest.
Het had me in ieder geval vandaag een reisje naar Paesens Moddergat bespaard: voor € 51,40 met de trein naar Leeuwarden en terug, plus nog twee bussen naar Paesens en weer terug. Zit je toch zo aan de 70 euro, niet zo heel veel minder dan de watertaxi destijds kostte.
Want november 2020 werd te Paesens aan de Friese waddenkust een vale lijster ontdekt, wat een niet voorziene kans bood mijn verzuim van destijds recht te zetten. Het was een omslachtige reis, onder het strenge coronaregiem van alleen reizen als het echt niet anders kan. Het kon echt niet anders. Twee uur trein en daarna bus en belbus, maar uiteindelijk stond ik dan toch in het pittoreske Paesens Moddergat, schattig dorpenpaar onder de Waddendijk die allebei niet zouden hebben misstaan op een van de eilanden aan de overkant. Stille straatjes, schilderachtige huisjes, houten schuurtjes, weelderige tuintjes, oeroud kerkje met houten torenspitsje en kerkhofje ernaast: een soort openluchtmuseum. Het aloude Van Gewest tot Gewest of anders wel een van zijn nazaten heeft aan dat soort talloze uitzendingen gewijd. Maar dezer dagen overspoeld door (meest) mannen die gewapend met verrekijkers, telescopen en telelenzen op zoek zijn naar vale lijster.
We liepen alweer een tijdje te zoeken zonder het gewenste resultaat, en als je daar dan bent en na een half uur de lijster nog altijd niet in beeld is, denk je al gauw: dit wordt hem niet. Maar toen zagen we enkele straten verderop een groep vogelaars strak en geconcentreerd een en dezelfde kant op kijken. Het was een teken: snel die kant op. Want inderdaad: vale lijster in beeld. Hij zat meest met zijn rug naar ons toe en half verscholen achter takjes en blaadjes aan een appel te peuzelen maar was soms, als hij zich een beetje gedraaid had en tegelijkertijd de wind de takjes en blaadjes opzij had geblazen, heel even mooi te zien. Veel mooier kregen we hem later te zien aan de Styntje’s Reed, waar de vogel langdurig verbleef in het struikgewas naast een grasveldje. Ook daar veelal verstopt achter takjes en blaadjes maar geregeld toch ook prachtig vrij in beeld, van voren en van opzij zodat alles wat je aan de vogel wilde zien, te zien was: de opvallende wenkbrauwstreep, de witachtige keel, de vaal oranje flanken, prachtige vogel. Missie volbracht, we konden iets anders gaan doen.

Ook de bijzaken waren goed verzorgd vandaag. Geruime tijd brachten we door aan het wad en langs de kwelder aan de andere kant van de dijk, waar de uitgestrektheid van het waddenlandschap je toelachte. Gedempte kleuren, vlakke lijnen, grillige vlakverdelingen, glinsterende wateren en dijken en dammen met kerktorentjes die boven de dijken en de dammen uit gluurden: een stukje Waddeneiland op het vaste land, onder een zware lucht van meest grijze wolkenvelden waar af en toe wat druppels aan ontsnapten maar evengoed soms een straaltje zonlicht doorheen brak. Prachtig weer, en ook nog eens leuke vogels. Bonte strandlopers, kanoeten, strandleeuweriken, ijsgorzen, een velduil, ook zonder vale lijster zou je kunnen spreken van een geslaagde dag. Met vale lijster was het een onvergetelijke feestdag.

16 november 2020


Meer: Steenarend

Of: Texel zonder vale lijster










dinsdag 3 november 2020

Texel in tijden van corona

Het was een fantastische dag vandaag, een spannende dag, een dag die alles in zich had. Ook een klein duister schaduwrandje eerlijk gezegd. Toen gisteren de ultrageheime melding van een zwartkopzanger op Texel niet zo geheim meer was, toch maar de volgende dag op weg gegaan. Want ik had afgelopen jaar al dan niet door corona al zoveel megasoorten misgelopen dat ik dacht: deze wil ik nou eens niet missen! Een beetje ondoordacht wellicht, achteraf. Hoe dan ook, trein, boot en vouwfiets en om een uur of 11 stond ik op de Molenlaan te Cocksdorp te wachten op de dingen die komen gingen. Voorlopig kwam er niks. Overwegend droog tot nu toe, met zelfs af en toe een zonnetje, wat erg meeviel want er was erger voorspeld. Maar intussen was de begraafplaats waar we wezen moesten, wegens te grote drukte door de politie afgesloten. We moesten het doen langs de Molenlaan. Daar was afstand bewaren een koud kunstje maar de vogel veel lastiger. Al was er wel een melding van een kwartiertje voor aankomst. Het kon dus wel.
Maar voorlopig geen spoor. Wel berichten van vale gierzwaluwen nabij de vuurtoren, volgens sommige meldingen liefst vier, eentje noemde zelfs vijf! Niet zo lang geleden nog een grote vis dus toen er aan de Molenlaan nog altijd niks kwam, besloten we tussendoor even richting vuurtoren te fietsen. Dat bleek een goede keuze: al bij aankomst op de uitkijkheuvel bij het renvogelveldje was er één vogel in beeld boven de zeereep, en lopend richting die zeereep zagen we die enkele keren schitterend laag over ons heen vliegen waarbij diverse kenmerken konden worden vastgesteld: bruine kleur, lichte kop met uitgebreid witte keel en donker oogmasker, schubtekening, lichte ondervleugeldekveren en bleke delen op de bovenzijde met daar enigszins tegen afstekend een wat donkerder zadel. Ja, dit was er echt wel een! We zagen nog een tweede en een derde, tegelijkertijd in beeld. Verder kwamen we niet maar dat deerde ons niet. Mocht het hier vandaag bij blijven, dan was het in elk geval een hele sjieke troostprijs.
Terug aan de Molenlaan. Situatie ongewijzigd, inclusief de waarneming door een enkeling kort voor onze terugkeer. De meeste aanwezigen stonden nog droog. Op het goede moment op de goede plek staan, dat was blijkbaar de clou maar dat was verre van eenvoudig. Dat bleek ook later toen iemand riep dat-ie de vogel in beeld had. Toen ik ter plaatse was, enkele tellen later slechts, geen spoor meer. Ja, dit werd een lastig verhaal. Een paar uur stilte volgden. Af en toe een bui, af en toe zon, schuilen onder de bomen maar de vogel gaf geen kik. Volledig coronaproof, meest vanaf de overkant van de straat, speurde ik intussen de bosjes af.
Maar toen die melding: nu te zien vanaf de rand van de begraafplaats. En natuurlijk: in alle opwinding vergeten we alle regels. We rennen, we fietsen, we hobbelen langs struikjes en ineens bevond ik me met tientallen samengeklonterd langs de omheining van de begraafplaats en was er van afstand nauwelijks meer sprake. Maar zwartkopzanger: zat in de bosrand achter en boven het witte huisje, werd er omgeroepen. Kon hem niet vinden. Vloog naar een opvallende geelkleurende eik in de bosrand een stuk naar links en was daar goed zichtbaar, werd er omgeroepen. Kon hem niet vinden. Ja, wees dan maar eens verstandig, zeg dan maar eens tabé, ik ga de groep verlaten. Ik deed het niet, iets anders kan ik er niet van maken. Ja, ik was een van de dommeriken, een van de asocialen, wie zonder zonden is … Ik speurde de bosrand af, zag recht tegenover iets bewegen, zag twee vleugelstrepen, kon nog van alles zijn maar ineens kwam daar zwartkopzanger tussen de bladeren tevoorschijn. Wat een onvergetelijk moment, in vele opzichten! Enige tijd was-ie prima en herkenbaar in beeld, vaalgele borst, groenig gestreepte bovenzijde, wenkbrauwtje, twee vleugelstrepen, ik zal het me altijd herinneren, ook als corona allang vergeten is. En ik trok me terug uit het strijdgewoel, te laat natuurlijk maar ruim voordat naar verluidt de politie de zaak opnieuw was komen ontruimen.
Goed, het hoofd ligt op het hakblok, hak het er maar af. Normaal ben ik zo’n slecht mens niet hoor, vind ik zelf, maar dit is dus wat er gebeurt in de opwinding, als de spanning oploopt, als emoties de ratio benevelen, als je alleen nog maar kunt denken aan die ene vogel waar je al de hele dag op staat te wachten. Je kunt ons dat verwijten, natuurlijk, maar het is misschien ook gewoon onderdeel van de menselijke natuur. Van de menselijke zwakheid. Wil je dat voorkomen, dan moet je vermoedelijk dit soort evenementen voorlopig maar even niet meer mogelijk maken. Dat is waarschijnlijk ook het beste. Zeg ik nu, nadat ik naar zwartkopzanger ben geweest. Makkelijk praten.

De terugweg, tegen de wind in langs de duinrand, met buien, steeds meer buien en onweer meest (meest!) ver weg in het westen, ook die was memorabel, ik zei al, deze dag had alles in zich. In het begin nog betrekkelijk rustig. Het verlaten duinland en het fietspad dat zich daar doorheen slingert onder mooie buienluchten in de verte. Een paar rosse grutto’s vanaf het noordelijke uitzichtpunt bij de Slufter. Maar het werd schemeriger, en het werd heftiger. De wind harder en meest pal tegen, onweersflitsen aan de westelijke horizon, schemer gaat over in duisternis, onweersflitsen aan de oostelijke horizon, en onweersflitsen aan de noordelijke horizon terwijl ik tegen de wind en de regen in door het open polderland naar het zuiden zwoegde. Het werd wat apocalyptisch, het noodweer zat me op de hielen leek het en ik was best blij toen ik veilig de veerhaven bereikte.

26 oktober 2020


Meer vogelen in tijden van corona? Over de top
Meer twitchen: Paesens-Moddergat







dinsdag 20 oktober 2020

Vogelen in tijden van corona

Het is weer zover. We zijn weer zo goed als terug bij af. De lockdown is dit keer niet intelligent maar gedeeltelijk, wat onder andere betekent dat er formeel niets gezegd is over het OV, ik heb er natuurlijk speciaal op gelet. Wat weer betekent dat ik vandaag de trein nam naar Leiden en de vouwfiets naar Katwijk en van daar naar Berkheide. Want op het moment dat de regels ruimte laten, is het aan het gezond verstand. De trein was leeg. De route kende vele opbrekingen en omleidingen wat weliswaar hinderlijk was maar coronagewijs niet problematisch. En in de duinen was de anderhalve meter gemakkelijk te handhaven, zelfs waar we gezamenlijk naar blauwstaart stonden te zoeken terwijl ook nog af en toe wandelend publiek passeerde. Het was nog lang geen Kalverstraat op zaterdagmiddag. Druk was het er vooral met goudhaantjes. Veiliger tijdsbesteding dan dit, wat corona betreft, bestaat eigenlijk niet. En je bent er toch weer effe lekker uit geweest. Een frisse neus gehaald, zeg maar. Kun je er weer even tegen.
Het was dus om blauwstaart te doen. Zeldzaam, al duiken er deze herfst heel wat op in Nederland. Maar allemaal op van die voor een OV-vogelaar nauwelijks bereikbare plaatsen. Dus toen er eentje gemeld werd te Berkheide, niet meer dan ruim een uur reizen van huis, dacht ik: die moet ik hebben.
Nou, dat is dus mislukt.
Paar uur gestruind door de mooie duinen van Berkheide. Geen spoor van blauwstaart, maar niet getreurd: een paar uur struinen door de mooie duinen van Berkheide is half oktober een van de plezierigste bezigheden waaraan je je zondagmiddag kunt besteden. Midden in de trektijd en dat was te merken. Het was niet eens overdreven druk maar af en toe een golfje koperwieken of een clubje vinken, twee buizerden over de zeereep, goudhaantjes die soms tot binnen armbereik naderden en regelmatig vuurgoudhaantjes ertussen: de vogeltrek was in volle gang. En ter compensatie van gedipte blauwstaart kon ik wel pallas boszanger en kleine vliegenvanger bijschrijven, allebei na betrekkelijk lang zoeken overigens. Pallas vond ik uiteindelijk aan de hand van een groepje enthousiaste vogelaars foeragerend tussen de vergeelde bladeren van een groepje esdoorns, rusteloos en zeer beweeglijk maar af en toe kort fraai zichtbaar. Veel scharrelend en veel biddend maar uiteindelijk kon ik ook de middenkruinstreep en de gele stuit vaststellen, waarmee ook voor mij de determinatie rond was. Kleine vliegenvanger, een fraaie adulte man met oranje keelvlek, dook na nog heel wat langer wachten eindelijk op in het halfkale bosje voor ons waar hij druk foerageerde en geregeld prachtig vrij zichtbaar was.
Al met al vond ik het geen slechte deal. Ze konden in elk geval prima dienen als verdoving voor mijn jaarlijkse raddes-pijn, want ze hadden natuurlijk weer raddes boszanger op een of ander eiland, altijd net op het eiland waar ik niet ben of net op het moment dat ik niet op een eiland ben. Zodat ik na al die jaren vogelen nog steeds geen raddes boszanger heb. Ja, dat moest ik nog even kwijt. Maar ach, als dat het grootste leed is dat je te dragen hebt, ben je een bevoorrecht mens.

18 oktober 2020


Meer lezen? Texel in tijden van corona
En over Raddes

donderdag 15 oktober 2020

Dutchbirdingweekend 2020

Het was weer tijd voor het dutchbirdingweekend, het mocht nog net van corona: lekker drie dagen lang fulltime vogelen op Texel. Niks van negen tot vijf, eerder van acht tot zeven. Zo hard werk ik vrijwel nooit als ik ervoor betaald wordt. De meteorologische vooruitzichten waren op zijn zachtst gezegd spannend. Vrijdag zou nog tamelijk rustig zijn, met weinig wind en weinig regen, maar daarna werd het herfst op Texel. Voor het weekend stonden talloze buien op het programma, afgewisseld met hopelijk tussendoor nog wat zon. Gelukkig had ik dan auto met chauffeur ter beschikking.
Op vrijdag begon ik met de vouwfiets, inderdaad bij rustig en meest droog herfstweer. Het Horntje, de omgeving van NIOZ, de Petten, de Mokbaai, de Geul, de Horsmeertjes en een stukje van de Kreeftepolder: een mooie korte introductie van Texel, met weelderige duinstruwelen die rijke vrucht droegen, met grazige en natte duinvalleitjes en met brede, vogelrijke wateren. Texel in een notendop. Het leverde soorten op als ijsgors, zilverplevier, kanoet en baardmannetje, geen soorten waarvan je ’s nachts wakker schiet maar je moet er, als je in Utrecht woont, meestal wel voor op reis. Om half vier trof ik in Den Burg Martijn, waarna we er samen per auto op uit trokken. Het Dutchbirdingweekend kon nu echt beginnen.

Texel is een beetje als een snoeptrommel. Een meestal goed gevulde snoeptrommel waaruit je af en toe naar believen een snoepje kunt nemen. Niet teveel, daar wordt je maar misselijk van. We begonnen bij het nieuwe natuurontwikkelingsgebied bij Dorpzicht. Daar waren onlangs in de daar aangelegde ondiepe watertjes twee franjepoten aangetroffen, netjes verdeeld over de twee meest gangbare soorten: een grauwe en een rosse. En dat zijn voor iedere vogelaar verrukkelijke snoepjes. Bij aankomst was alleen de rosse aanwezig. Jammer? Ach, rosse franjepoot is een hele fijne soort en hij liet zich mooi bekijken. Bovendien passeerde ook nog een vrouw blauwe kiekendief.
Toen we later, na een onmogelijke zoektocht naar een morinelplevier ver weg tussen de kleiklonten en de uienresten en een bezoek aan de rust en stilte van Dorpzicht terugkeerden bij het kijkscherm, was ineens ook grauwe aanwezig. Dat leverde het eerste onvergetelijke moment van het weekend op: grauwe en rosse franjepoot af en toe in één telescoopbeeld, dat had ik nog nooit eerder meegemaakt. Wat je op zo’n moment ineens ziet, is dat rosse net een maatje groter en forser is dan grauwe. Of het daarmee te maken heeft weet ik niet, maar rosse duldde grauwe nauwelijks in zijn buurt. Hij joeg die herhaaldelijk pikkend van zich af maar grauwe bleef als een hinderlijke horzel om hem heen zwemmen.

Het was een mooie opening van het weekend. De beide volgende dagen ondergingen we de herfst in zowat haar meest ruige en weerbarstige gedaante. Bui volgde op zonneschijn en zonneschijn volgde weer op bui, telkens opnieuw, en dat leverde een lange reeks op van prachtige beelden, van regenbogen, van zon beschenen landschappen onder loodgrijze wolkenluchten, van zonnestralen die achter de wolkengevaarten vandaan schenen enzovoort. Het soort plaatjes waar dure fotoboeken van gemaakt worden, plaatjes ook die de schoonheid van het eiland, en die van de herfst, prachtig lieten uitkomen. Buienradar schotelde ons keer op keer het vreselijkste onheil voor maar eerlijk gezegd viel de praktijk meestal best mee. Er vielen buien, natuurlijk, maar tussendoor scheen de zon vaak genoeg om volop van Texel en zijn vogels te kunnen genieten. Om de trekgolven die het eiland teisteren over je heen te laten komen en te proberen iets mee te pikken van wat die trekgolven voor moois zouden achterlaten.
We begonnen zaterdag met een uurtje aan zee bij Westerslag. Goede wind, stevig uit westelijke richting, maar dat leverde (opnieuw! Het is een tendens die al wekenlang duurt en waar alle zeetrektellers over klagen) niet op waar je op zo’n moment op hoopt. Een paar jan van genten, één verre kleine jager, dat was het wel zo’n beetje. Aan de horizon formeerden zich intussen vervaarlijke buiengevaarten. De meeste schoven langs ons heen maar toen een volgende bui ons vol trof, trokken we ons terug naar de auto om elders ons heil te zoeken.
Waarop we de hele dag over het eiland kriskrasten, op zoek naar de lekkerste snoepjes die het in de aanbieding had. Sneeuwgorzen langs het wad bij de buitenhaven van Oudeschild. Morinel in een kale akker te Eierland die echter opnieuw onvindbaar was. Bij het reddingsboothuisje, nog boven De Cocksdorp, gingen we op zoek naar bruine boszanger die zich echter in de zowat twee uur dat we daar stonden slechts één keer kort liet horen. Bladkoning en europese kanaries waren (iets) coöperatiever. De laatste zijn inmiddels met vijf, ze schijnen succesvol gebroed te hebben. Bij het renvogelveldje gingen we vergeefs op zoek naar een roze spreeuw en in de tuintjes naar een spannende braamsluiper en een tweede bruine boszanger maar het vlotte nog niet erg vandaag.
Je mag gerust bedenkingen hebben bij dat alsmaar najagen van zeldzaamheden die anderen al voor je gevonden hebben, maar overal waar je zoekt naar roze spreeuw of naar bruine boszanger, zoek je intussen ook naar raddes boszanger of naar bonte zanger of iets anders dat die trekgolven hebben achtergelaten. Naar iets tussen de vele lijsters op het veld, iets tussen de vele zangertjes in de bosjes, iets tussen de vele steltjes op het wad, iets van de neerslag van die trekgolven dat deze dag, dit Texelweekend op de kaart zou zetten. Uiteindelijk waren het toch weer anderen die de hoofdprijs vonden. Zoals altijd. We hadden inmiddels een spectaculaire smelleken zien jagen boven het renvogelveldje, diverse keren kwam-ie terug tot-ie met vermoedelijk een graspieper in de poten voorgoed uit beeld verdween. Bij De Koog vonden we in de akker de beoogde kleine rietganzen en op camping Koogerstrand na lang zoeken eindelijk een roze spreeuw en vluchtten we weer naar de auto toen we een volgende duistere buienlucht van zee zagen naderen. En tenslotte stonden we om een uur of zes in het zonnetje weer bij het reddingsboothuisje voor onze laatste poging vandaag om bruine boszanger in beeld te krijgen. Blako, krioelende goudhaantjes, eurokanarie, zo kwamen we het laatste uurtje vogelen van de dag wel door. En dit keer werkte brubo wel mee. Geregeld hoorden we hem roepen, een paar keer zagen we daar iets bewegen en ineens zat-ie open en bloot in een kaal takje: een bruin, duister phyllootje, heel anders dan de hier ook aanwezige tjiffen, met een opvallende wenkbrauwstreep. Heel even maar, toen was-ie weer weg. Het gaf deze dag net dat beetje glans dat die nog wel gebruiken kon, want zo talrijk waren de hoogtepunten tot nu toe niet geweest.
En precies op dat moment, half zeven inmiddels, we stonden net te overwegen wat we met het laatste half uurtje moesten voor we om zeven uur in het restaurant werden verwacht, precies toen werd er anderhalve kilometer van hier een izabeltapuit gemeld. Nou, dat dus: precies de goede soort (mijn tweede ooit, twintig jaar na een vogel die ziek, zwak en misselijk tegen een boerenschuur aangedrukt had gezeten) op precies het goede moment. Vijf minuten later waren we ter plaatse, het was nog rustig op de parkeerplaats bij de vuurtoren en de vogel liet zich fantastisch zien in het laatste middaglicht: een opvallend compacte en lichte tapuit, beigekleurig met een zweem van rossig op de borst, met weinig contrast in het verenkleed en met weinig zwart in de vleugels (wel de vereiste zwarte duimvleugel). In vlucht was het kenmerkende staartpatroon te zien, met brede zwarte eindband en bijna zonder zwarte middenbaan. Daarmee was gewone tapuit wel uitgesloten. In één keer was het een topdag, een topweekend geworden. En we waren maar vijf minuten te laat in het restaurant, waar we niet uitgepraat raakten over deze geweldige dagafsluiting.


11 oktober 2020


Meer lezen? Dutchbirding op Texel










maandag 5 oktober 2020

Gedipt

Toen we tegen negenen Goeree Overflakkee bereikten, het buiten inmiddels regende en er nog altijd geen enkele bericht was vanuit de duinen bij Ouddorp, voelden we al aankomen dat het een moeilijk verhaal ging worden vandaag. En we waren nog maar net de auto uit toen Wietze het onheilsbericht onze Telegram-community in slingerde: ‘Vanochtend is met 40+ man gezocht naar de goudlijster, tot dusver geen resultaat. …’ Enige zorgen waren nu wel gerechtvaardigd, mocht je zeggen. We lieten ons nog niet klein krijgen en liepen door de regen naar de plek waar deze zeldzaamheid gisteren voor het laatst gezien was. Onderweg kwamen we al wat vogelaars tegen die iets anders gingen doen en ter plaatse stond nog een klein aantal volhouders mistroostig te turen naar het tuintje voor hen, en allemaal vertelden ze hetzelfde: er werd al een paar uur gezocht maar geen spoor meer van de vogel. Dat werd een hele zure dip. We lieten ons nog niet uit het veld slaan en voegden ons bij deze laatste wachtenden, allemaal net als wij gisteren niet in staat geweest onmiddellijk op de melding te reageren. Daar dreigden we nu zwaar voor gestraft te worden. Want goudlijster: ook voor mij een lifer en of je ooit een herkansing krijgt, is nog maar de vraag.
Maar waar het bij vogelen natuurlijk om gaat, is dat je er lol in hebt. Een andere reden is er niet. En ook, zelfs vanmorgen had ik er lol in. We stonden dan wel in de regen te wachten op iets dat naar alle waarschijnlijkheid niet meer komen ging, maar we stonden op een mooie plek. Voor ons, half verscholen achter schuttingen en poorten, bosjes en tuintjes rond de vakantiehuisjes aan de Groenedijk onder de rook van Ouddorp. Achter ons open en bloot onder grijze regenwolken het woeste open duin. In de verte de vuurtoren en boven ons een gestage stroom van spreeuwen, duizenden spreeuwen moeten het geweest zijn, en vinken, graspiepers, zanglijsters en meer, allemaal op weg naar het zuiden waar het warm is en de zon schijnt. We zouden allemaal wel willen. Het was indrukwekkend, al die vogels onderweg, gedreven door hetzelfde verlangen, door hetzelfde instinct, ingesleten door duizenden jaren evolutie, en het was opmerkelijk dat ze zich zelfs door dit weer niet lieten weerhouden. Het was jammer dat het regende en het was jammer dat er gisteren hier een goudlijster had gezeten wiens afwezigheid vandaag zich in onze hoofden had genesteld (zonder dat hadden we hier natuurlijk nu helemaal niet gestaan), maar verder was het een heerlijke ochtend die ik me later nog wel eens zal herinneren en dat is ook wat waard. Diverse roodborstjes hielden ons gezelschap, een heggenmus dook op uit de schemer onder de heg en een fraaie vuurgoudhaan scharrelde door het glimmend natte kreupelhout. Tjiftjaf en roodborst zongen af en toe alsof het lente was. Tussen de stroom trekkers merkten we af en toe onder andere grote gele kwikstaart, sijs of boompieper op. En een paar honderd meter verderop zat een bladkoning die zich toen we even vrijaf namen van onze queeste, prachtig liet horen en zien. Hoe lang is het nou nog maar helemaal geleden, als je het afzet op de schaal van duizenden jaren evolutie, dat een bladkoning je hele dag goed maakte?
Maar goed, wel de zoveelste soort-van-het-jaar gedipt.

3 oktober 2020


Meer dips: https://guuspeterse.blogspot.com/2021/01/de-psyche-van-een-vogelaar.html

woensdag 30 september 2020

Van Duiven naar Elst

Een mens moest eigenlijk wat vaker naar buiten gaan als het miezert. Als het grijs is en druilerig en als je bijna ongemerkt zeiknat wordt omdat je steeds als je stilstaat denkt dat het een soort van droog is maar als je verder fietst weet: het miezert nog steeds. Het is dan wel niet erg comfortabel, maar het is (ook) dan buiten zo mooi. Zo betoverend mooi als de wereld buiten kan zijn als de meeste mensen warmpjes en droog binnen zitten, dat zie je niet als je dan niet naar buiten gaat. Ik blijf ook graag binnen hoor, met dat miezerige zeikweer, maar soms zijn er vogels. Zoals zo vaak zijn het de vogels die je naar buiten lokken, ik denk weleens dat vogels daar voor gemaakt zijn. Ook dit keer waren het weer vogels die me ertoe verleidden om ondanks het weer naar buiten te gaan, op de fiets, regenpak aan, de motregen in.
Ik had een mooie dubbeltwitch in gedachten. Om te beginnen vanuit Duiven richting de Rijnstrangen gefietst, prachtige afwisseling van nattigheid, ruigte en plassen langs de Rijn in Gelderland. Want daar zat kleine klapekster. Zeldzaam natuurlijk, pas mijn derde ooit in Nederland, en een prachtige vogel bovendien, maar het was vooral de ambiance die het moment onvergetelijk maakte. Dat vale licht, grauw en grijs, die miezer die overal op neer zabbert, die druilerige wereld aan de voet van de dijk met die wirwar van struikgewas en bosjes en glimmende natte koeienruggen die door het hoge gras bewegen en daar in het ene na het andere boomtopje die kleine klapekster. Ja, grotendeels ook grijs, maar toch zo anders, die knalde er telkens weer uit.

Over dijkjes en langs uiterwaarden naar Loo en daar met de veerpont waarop ik de enige opvarende was, de veerman niet meegerekend, overgestoken naar Huissen voor deel twee van deze dubbeltwitch. In park Lingezegen / Waterrijk Oost en in de omringende akkers was een steppekievit gesignaleerd. Ook al zeldzaam. Ook al zo’n vogel die ergens onderweg verdwaald is geraakt en ergens in een onbekende wereld terecht is gekomen waar-ie een bepaald soort vogelaars de deur uit en de miezerregen in weet te lokken.
Plassen met rietkragen, eilandjes en slikjes, nieuwe natuur zoals tegenwoordig overal wordt aangelegd om aan de europese natuurnormen te voldoen. Grote zilverreigers, een paar casarca's, een stel bonte strandlopers met één juveniele krombekstrandloper ertussen en zo nog het een en ander. En veel kieviten. Tussen die kieviten moesten we zoeken. En tussen die kieviten zochten we, eindeloos speurden we de kieviten af. Op de plassen was dat nog relatief eenvoudig maar op de akker, vol met klonten klei waar een steppekievit zich gemakkelijk achter kon verschuilen, daar was dat nog een hele klus. Maar als je na ruim een uur zoeken nog steeds die steppekievit niet gevonden hebt, terwijl af en toe kieviten opvlogen en op een ander, veel overzichtelijker akkertje gingen zitten en af en toe ook weer terugvlogen naar de kleiakker en telkens steppe er niet tussen zat, dan moet je voorzichtig gaan aannemen dat steppe er niet meer tussen zit. Geen dubbeltwitch dus vandaag, maar desondanks een heerlijke dag.

28 september 2020


En dan nog deze: Half scheepsrecht







zondag 27 september 2020

Maasvlakte

We hadden precies de natste uithoek van het land uitgekozen, precies de regio waar volop regen dreigde. In de rest van het land zou het vrijwel droog zijn en zou mogelijk zelfs geregeld de zon gaan schijnen en ook onderweg zag het er buiten prima uit, maar het zuidwesten zou onder invloed van een kleine maar venijnige depressie boven het kanaal, gebogen gaan onder een gestage toestroom van buien. Zo luidde de voorspelling. Het zou er ook hard waaien, en uit de goede hoek: noordwest 5, en daar was het ons natuurlijk om te doen. Zeetrek. Noordwestenwind brengt vaak vogels dicht aan de kust die anders meestal ver op zee vertoeven. Dus stonden we vanaf pakweg half 8 op de zeetrektelpost op de Maasvlakte, ondergingen enkele fikse buien en tuurden tussendoor over zee. Genoeg gelegenheid daartoe, want met het weer viel het nog best mee, maar de zeetrek viel nogal tegen. Al had ik met jan van gent, drieteenmeeuw en alk wel drie nieuwe jaarsoorten: waren er mede door corona dit jaar nog niet van gekomen.
Tijdens de zoveelste bui stonden we al te overwegen of we niet ergens heen konden waar de zon scheen, opties genoeg immers, toen de melding doorkwam van een kleine vliegenvanger een paar kilometer verderop. En zo kon weer eens een oude wijsheid van stal worden gehaald: ben je op zoek naar het ene, dan vind je vaak onverwachts iets heel anders. Vogelen, het is net het leven. De vogel bevond zich in het bosjescomplex op de (voormalige, wordt daar steevast aan toegevoegd) vuurtorenvlakte, al goed voor zoveel goede soorten in het verleden, en was, een beetje tot onze verbazing, gauw gevonden. Nou eens niet eindeloos zoeken, mistroostig wachten tot de vogel in kwestie eindelijk wilde meewerken, nee, bij aankomst vrijwel meteen in beeld. Hij liet zich geregeld prachtig zien en riep ook veelvuldig. Telkens weer kondigde dat aparte, droge rateltje zijn komst aan. Erg leuk want dat geluidje had ik nog maar zelden eerder live gehoord en kennis van vogelgeluiden is van eminent belang voor een vogelaar. Het was sowieso fijn om weer eens zo’n bleek gekleurd, herfstig trekkertje te zien, na diverse prachtige, luid zingende en rood gekeelde territoriale mannetjes de afgelopen jaren. Dat ik toch nog één momentje in de verte een flard zang hoorde, deed daar niets aan af.
Toen de melding kwam van een bladkoning ter plaatse een paar honderd meter verderop, ook die nog even meegepikt. Liet zich na enig zoeken enkele keren aardig zien. Lang niet meer de zeldzaamheid die hij vroeger was (ik moet als ik een blako zie weleens terugdenken aan vroeger toen ik verlekkerd naar plaatjes in de Wat Vliegt Daar keek en me afvroeg hoe ik die ooit te zien moest krijgen; niet alles was vroeger beter), maar de eerste blako weer van het seizoen: altijd een memorabele gebeurtenis.
Daarna nog effe met zijn drieën rondgestruind op zoek naar een eigen leuke soort. Dat leidde onder andere tot een fraaie langs jagende smelleken.
We sloten af met de dwergganzen van Strijen. Het kostte enige moeite, ze zaten ver maar uiteindelijk kregen we er enkele herkenbaar in beeld. Daarmee was de mislukte zeetrekochtend definitief geheel en al uitgewist.

26 september 2020

woensdag 23 september 2020

Vrijdag 28 augustus 2020

Hoewel in de duinen al twee weken lang overal de zwartkoppen roepen, was het me tot nu toe nog alsmaar niet gelukt er eentje fatsoenlijk in beeld te krijgen. Geen halszaak hoor maar vanmorgen had ik er zomaar een mooi vol in de kijker. En nog een. En nog een. En nog een. En er zaten er nog veel meer, maar dat was geen nieuws want al twee weken lang roepen in de duinen overal de zwartkoppen. Vanmorgen ook een tuinfluiter. En kool- en pimpelmezen, tjiftjaffen, een groep staartmezen, kort zingende cetti's zanger, dit was geen vlaag, dit was een storm van vogeltrek.
Het is alweer onze laatste dag hier. Nog één keer door de duintjes gewandeld, nog één keer op het piertje aan zee gestaan en vanmiddag nog één keer min of meer met zijn allen naar de Ondergelopen Zwarte Polder. Prachtige luchten en prachtig licht, zodat we eindigen zoals we begonnen zijn. Buien en zon, mooie kleine zilverreigers, bontbekplevieren, twee rosse grutto's, drieteenstrandloper, langs vliegende zomertortel. Niet dat ik de meeste daarvan niet al vaker (maar meest onvermeld) gezien heb, maar ik wilde ze nog één keer genoemd hebben.
Tenslotte afscheid genomen van de Zeemeeuw, met appelgebak en nachos, en van het Zwin, met laagwater en een fantastische buienlucht boven België van een bui die later ook boven Nederland losbarstte. Maar toen zaten we al veilig in het huisje dat we nog ruim een halve dag ons huisje mogen noemen.










Donderdag 27 augustus 2020

Dagtochtje met zijn vieren. Fietsen naar Sluis, van Sluis naar Aardenburg, terug naar Sluis en terug naar ons huisje. Op een prettige, milde manier herfstachtig, hoewel op het eind wat regen. Twee fraaie Zeeuws Vlaamse plaatsjes. Sluis, een oude vestingstad, is de naamgever van de gemeente waar bijna heel westelijk Zeeuws Vlaanderen toe behoort. Een echt stadje, druk en toeristisch, met volle winkelstraten alsof er van corona geen sprake meer is, terrasjes, een formidabel belfort, diverse historische gebouwen en een fraaie wallengordel met overblijfselen van oeroude stadspoorten. Aardenburg was kleiner en veel stiller, nog niet ontdekt door het massatoerisme, maar deed verder nauwelijks voor Sluis onder. Een prachtige stadspoort, twee fraaie oude kerken, een slingerende hoofdstraat en vele fijne geveltjes. En niet te vergeten een raadselachtig soort spookhuis, bijna compleet overwoekerd door de omringende tuin en half verscholen in een verder heel ordentelijk straatje.
Lunchen in Aardenburg, uit eten in Sluis, ja we laten het breed hangen, en door de regen teruggefietst. Door het Zeeuws Vlaamse achterland dat we inmiddels kennen en dat ook in de regen het aanzien waard is. Slingerende dijkjes, boerderijtjes aan de voet omzoomd door oeroude bosschages, schrale velden, oude slenken en stille watertjes en alweer terug op ons park.

Woensdag 26 augustus 2020

Vanmorgen aan het eind van de storm aan zee geweest. Snoeiharde westenwind en woeste zee. Gezocht naar een geschikt plekje om zeetrek te kijken. Eerst in de luwte achter een soort container gestaan. Was te doen maar wel met een hinderlijke vlagerige wind en zand dat je af en toe om (en in!) de oren stoof. Na een uurtje op zoek gegaan naar een comfortabelere plek. Uiteindelijk gevonden verderop langs het fietspad over de zeereep. Het zicht was er iets minder maar het was er verassend luw en zandvrij. Probleem was op beide plekken echter hetzelfde: er vloog niks. Eén zwarte zee-eend naar west.
Daarna pas halverwege vanmiddag weer op pad. Inmiddels was het rustiger en af en toe scheen bijna een beetje zon. Naar de Willem Leopoldpolder bij Retranchement geweest, natuurgebiedje dat is aangelegd, u raadt het al, ter compensatie van de verdieping van de Westerschelde. Een heerlijk struingebiedje waar je mag gaan en staan waar je wilt en vrij kan ronddwalen. Wel oppassen voor de hooglanders. Schrale en bloemrijke graslanden, af en toe wat lager en natter hoewel de grote droogte zo te zien ook hier hard heeft toegeslagen gezien de resten van waterplanten die er op het droge liggen, en een doolhof van bosjes en kreupelhout. Vooral botanisch was het er interessant, met naast veel watermunt, kattendoorn en kruisdistel onder andere rode ogentroost en bitterling. Sloot aan op de wallen aan deze kant van Retranchement, maar nergens een doorgang.








Dinsdag 25 augustus 2020

Een regenachtige ochtend maar vanmorgen wel ineens die goeie vondst, die verrassing die een dag meteen al geslaagd maakt, voor een vogelaar. Op zoek naar de graszanger van gisteren in de duintjes ineens luid roepend vier morinelplevieren over! Tamelijk zeldzame doortrekker. Geluid matchte één op één met diverse opnames die ik ter plaatse beluisterde. Erg leuke waarneming vind ik want ik had ze nog nooit eerder zo op trek roepend over me heen.

Het Zwin bij hoogwater en bij laagwater en alles daar tussenin, bij stralende zonneschijn en bij grijze regenvlagen en alles daar tussenin, het levert telkens weer andere, telkens weer nieuwe indrukken, nieuwe beelden, nieuwe landschappen op. De variatie is eindeloos. Vanmiddag laagwater en regenvlagen, hoewel soms ook wat zon. Ik was met Esther, tijdens ons traditionele gezamenlijke vogeltochtje. Dat doen we elke vakantie één keer. Ik liet haar wat kleine zilverreigers en lepelaars, kluten, wulpen en meer zien, en die zijn op zo’n moment ineens weer extra leuk.
Vanavond aan zee nog even het begin van de storm meebeleeft. Met zijn allen op het strand. Snoeiharde westenwind, woeste zee, prachtige avondlucht met ondergaande zon piepend door wolkenvelden aan de horizon en een regenwulp over de branding.