vrijdag 20 juli 2018

Sporenkievit in de Kop van Noord-Holland

Het is niet de eerste voor Nederland, alleen: alle vorige gevallen zijn één voor één afgeserveerd als van dubieuze herkomst. Dus ik had niet de neiging om voor sporenkievit meteen alles in de steek te laten. Deze schijnt echter onberispelijk: ongeringd, redelijk gaaf verenkleed en ook meest redelijk schuw en alert, dus waarom niet de eerste aanvaarde voor Nederland? We hebben hier wel gekkere dingen gehad de laatste jaren. Afrikaanse woestijngrasmus bijvoorbeeld: werd niet geacht West-Europa te kunnen bereiken maar is toch aanvaard. Het is sowieso een mooie vogel natuurlijk, deze sporenkievit. Dus je kunt dan toch maar beter gaan. Daarom om vijf uur ’s-middags afgesproken met Janneke en Jeroen.
Half zeven daar, had ik in gedachten en dat zou een veilige marge geven, leek me, maar we liepen onderweg enige vertraging op. Eerst Janneke die toen we op punt van vertrek stonden nog even terug naar haar kantoor moest voor een snoertje voor haar telefoon. Daarna belandden we een paar keer in een stukje file, eerst even voorbij Amsterdam, daarna bij Hoorn en daarna nog een keer. Erg lange files waren het niet, en dat was maar goed ook. Ze hadden maar ietsje langer hoeven duren of ze waren ons fataal geweest. Nu was zelfs Jannekes telefoonsnoertje niet meer dan een onbeduidende voetnoot: we kwamen aan, men wees ons de vogel, ik zette de telescoop op en keek: sporenkievit in de pocket. Prachtig in beeld. Ik liet Jeroen even kijken (kwam uit werk en had geen telescoop mee) en ik liet Janneke even kijken (idem). Janneke probeerde nog even met de telefoon door de telescoop een foto te maken maar kreeg alsmaar de vogel niet in beeld. Wat bleek: die zat er niet meer. Was op een onbewaakt ogenblik zomaar verdwenen. En liet zich de anderhalf uur daarop ook niet meer zien. Twee vogelaars die net na ons arriveerden, waren de sjaak.
We hebben enorm geluk gehad, zeiden we tegen elkaar. Al kon ik niet nalaten tegen te werpen dat het eigenlijk andersom was: wat zouden we enorm pech hebben gehad als we vijf minuten later waren aangekomen. Want dit gaat wel ergens over: indien aanvaard de eerste sporenkievit voor Nederland. Maar dat is nog lang niet vanzelfsprekend. Dat alle eerdere gevallen zijn afgedaan als escape, ook als de vogel er naar verluidt piekfijn uitzag, daar moet een reden voor zijn. ‘Exemplaren van de wilde populatie worden hier niet als dwaalgast verwacht’, lees ik bij een waarneming bij Hilversum in 1997. Waarom zou dat bij deze niet opgaan? Aan de andere kant lees ik in de ANWB-gids: dwaalgast in West-Europa. En in Lars Jonsson: trekt in noorden van verspreidingsgebied weg in augustus-september en keert eind maart-april terug. Als iets trekt, kan het ook de verkeerde kant op trekken, dus waarom niet? Je kunt je dan weer wel afvragen of, als deze inderdaad wordt aanvaard, sommige van de oudere gevallen niet heroverwogen moeten worden. Zodat dit wellicht toch niet de eerste aanvaarde sporenkievit voor Nederland zal zijn.

Zonnetje achter, typisch stukje ondergelopen bollenveld voor ons, met ondiep water, slikjes en vooraan een half begroeid stuk. Tientallen kemphanen, een krombekstrandloper, drie nabije temmincks strandlopers en een juveniele zwartkopmeeuw. Onder meer. Het was nog prettig toeven daar, ook zonder sporenkievit. Al was dat natuurlijk vooral omdat we die al hadden.

19 juli 2018

maandag 9 juli 2018

Arendbuizerd

Waarom wordt er toch zo weinig getwitcht in Nederland? Nederlanders besteden gemiddeld (veel) minder dan twee-en-een-half uur per week aan twitchen. Dat is een slechte zaak. Want twitchen kweekt doorzettingsvermogen en geduld, twitchen leert je om te gaan met tegenslag, het brengt je relativeringsvermogen bij en het stimuleert je fantasie tijdens de vele uren wachten. Allemaal zaken waar je een beter mens van wordt. Dus om het gemiddelde enigszins op te krikken, vandaag maar eens naar het oosten des lands om daar een arendbuizerd te gaan opzoeken.
En het was er weer allemaal. Doorzettingsvermogen, om die ‘ontzettende ploetertocht’ (aldus Bart van Hoogstraten) helemaal van Utrecht naar oost van Netterden te volbrengen. Geduld. Ik hoefde dit keer dan wel niet lang te wachten voor ik hem in beeld had want bij aankomst konden ze hem me meteen al aanwijzen, maar de hele middag zat-ie in Duitsland terwijl we hem natuurlijk in Nederland willen, voor de Nederlandse lijst (nou ja, daar staat-ie natuurlijk al lang op, Maasvlakte immers, paar jaar terug, het gaat slechts om de Nederlandse jaarlijst dus waar hebben we het over? Trouwens, waar hebben we het überhaupt over?). Relativeringsvermogen: zie hiervoor. Omgaan met tegenslag want nee, naar Nederland kwam-ie vanmiddag niet. En waarom zou-ie ook, met al die doodse, kaalgeschoren velden hier waar zich amper een torenvalk waagde terwijl daar, aan de andere kant van de grens, een weelde van kleinschalig, verwilderd grasland met wat bosjes en volop paaltjes om op te rusten, wat hij dan ook naar hartenlust deed. Het was dus weer eens wachten, zoals zo vaak, volop de tijd dus om de fantasie de vrije loop te laten. Waarover ik fantaseerde, daar zal ik u maar niet mee vermoeien.
Intussen, het speelde zich dan wel allemaal in Duitsland af (maar wat zou dat?) maar toch liet de vogel zich af en toe nog best aardig zien. Ondanks de afstand en de luchttrillingen goed herkenbaar aan de forse gestalte, de opvallend witachtige kop en borst en de rossig bruine buik. Paar keer stukje zien vliegen en daarbij vielen onder andere de lichte staart en de opvallende witte plekken op bovenvleugel op. Allemaal best aardige kenmerken voor arendbuizerd die gezamenlijk maken dat gewone buizerd best lastig te verdedigen is. Een arendbuizerd dus op mijn Duitse lijst, en op die lijst was-ie wel nieuw.

8 juli 2018

woensdag 4 juli 2018

Insecten

Een zonovergoten en bloedhete zomerzondag in de Groot Peel. Langs het pad hoog opgaand en bloemrijk groen en lage struikjes waarin het wemelt van de vlinders. Vlinders van allerlei soorten en maten, dikkopjes, zandoogjes, dagpauwogen, koolwitjes groot en klein, koevinkjes. Topstukken hier zijn de spiegeldikkopjes. Ze zijn klein en als je niet goed kijkt onooglijk. Maar als je wel goed kijkt zie je het fijne patroon van witte spiegels op een gele ondergrond op de ondervleugel, en zijn ze prachtig. En zeldzaam: behalve hier bijna nergens in Nederland te vinden.
Het duurde even voor ik de eerste vond maar daarna vond ik ze overal. Terug bij het bezoekerscentrum als toegift ook nog een fraaie koninginnenpage en die maakte dit tot een fijne vlinderdag. Ook zoemden er nog volop bijen tussen de bloemen en daarnaast was er nog van alles aanwezig wat vloog en wat vooral stak maar wat je bijna niet ziet, want ik ben ouderwets lek gestoken vandaag. Eén keer sloeg ik een soort steekvlieg dood op mijn hand. Er kwam een flinke druppel bloed uit tevoorschijn: zal mijn eigen bloed wel geweest zijn.


Insecten zijn hot tegenwoordig. En niet om redenen waar je blij van wordt: er komen er steeds minder. Ik kreeg vandaag niet echt die indruk, ik had ook nog net buiten het natuurgebied een akker waarboven het wemelde van de honderden witjes, maar ik snap heus wel dat mijn bevindingen van één middagje Groote Peel van weinig betekenis zijn: allerlei onderzoeken wijzen op een achteruitgang van 50 tot 75% in afgelopen pakweg twintig jaar. Als dat zich voortzet de komende jaren, heeft dat catastrofale gevolgen, niet alleen voor de natuur, uiteindelijk ook voor de mens. Toch geven mijn bevindingen van één middagje Groote Peel me ook een klein beetje hoop: in geschikte, goed beheerde natuurgebieden zijn blijkbaar nog volop insecten aanwezig. Misschien hebben we het grootste deel van de achteruitgang achter de rug: die heeft natuurlijk plaatsgevonden in de intensieve landbouwgebieden en daar is niet veel achteruitgang meer mogelijk want er zitten nauwelijks nog insecten. Hopelijk weten ze zich in natuurgebieden en natuurvriendelijker landbouwgebieden wel te handhaven en zelfs, als de omstandigheden dat toelaten, weer uit te breiden. Waarmee ik bepaald niet wil suggereren dat het probleem dus wel meevalt. Het is te hopen dat er ook in de intensieve landbouwgebieden nog wat terug te winnen valt, nu zelfs de reguliere landbouworganisaties zich heel voorzichtig achter de oren beginnen te krabben en steeds meer verhalen naar buiten komen van boeren die het allemaal anders willen gaan doen.
Hoop doet leven.


1 juli 2018