Het is niet de eerste voor Nederland, alleen: alle vorige gevallen zijn één voor één afgeserveerd als van dubieuze herkomst. Dus ik had niet de neiging om voor sporenkievit meteen alles in de steek te laten. Deze schijnt echter onberispelijk: ongeringd, redelijk gaaf verenkleed en ook meest redelijk schuw en alert, dus waarom niet de eerste aanvaarde voor Nederland? We hebben hier wel gekkere dingen gehad de laatste jaren. Afrikaanse woestijngrasmus bijvoorbeeld: werd niet geacht West-Europa te kunnen bereiken maar is toch aanvaard. Het is sowieso een mooie vogel natuurlijk, deze sporenkievit. Dus je kunt dan toch maar beter gaan. Daarom om vijf uur ’s-middags afgesproken met Janneke en Jeroen.
Half zeven daar, had ik in gedachten en dat zou een veilige marge geven, leek me, maar we liepen onderweg enige vertraging op. Eerst Janneke die toen we op punt van vertrek stonden nog even terug naar haar kantoor moest voor een snoertje voor haar telefoon. Daarna belandden we een paar keer in een stukje file, eerst even voorbij Amsterdam, daarna bij Hoorn en daarna nog een keer. Erg lange files waren het niet, en dat was maar goed ook. Ze hadden maar ietsje langer hoeven duren of ze waren ons fataal geweest. Nu was zelfs Jannekes telefoonsnoertje niet meer dan een onbeduidende voetnoot: we kwamen aan, men wees ons de vogel, ik zette de telescoop op en keek: sporenkievit in de pocket. Prachtig in beeld. Ik liet Jeroen even kijken (kwam uit werk en had geen telescoop mee) en ik liet Janneke even kijken (idem). Janneke probeerde nog even met de telefoon door de telescoop een foto te maken maar kreeg alsmaar de vogel niet in beeld. Wat bleek: die zat er niet meer. Was op een onbewaakt ogenblik zomaar verdwenen. En liet zich de anderhalf uur daarop ook niet meer zien. Twee vogelaars die net na ons arriveerden, waren de sjaak.
We hebben enorm geluk gehad, zeiden we tegen elkaar. Al kon ik niet nalaten tegen te werpen dat het eigenlijk andersom was: wat zouden we enorm pech hebben gehad als we vijf minuten later waren aangekomen. Want dit gaat wel ergens over: indien aanvaard de eerste sporenkievit voor Nederland. Maar dat is nog lang niet vanzelfsprekend. Dat alle eerdere gevallen zijn afgedaan als escape, ook als de vogel er naar verluidt piekfijn uitzag, daar moet een reden voor zijn. ‘Exemplaren van de wilde populatie worden hier niet als dwaalgast verwacht’, lees ik bij een waarneming bij Hilversum in 1997. Waarom zou dat bij deze niet opgaan? Aan de andere kant lees ik in de ANWB-gids: dwaalgast in West-Europa. En in Lars Jonsson: trekt in noorden van verspreidingsgebied weg in augustus-september en keert eind maart-april terug. Als iets trekt, kan het ook de verkeerde kant op trekken, dus waarom niet? Je kunt je dan weer wel afvragen of, als deze inderdaad wordt aanvaard, sommige van de oudere gevallen niet heroverwogen moeten worden. Zodat dit wellicht toch niet de eerste aanvaarde sporenkievit voor Nederland zal zijn.
Zonnetje achter, typisch stukje ondergelopen bollenveld voor ons, met ondiep water, slikjes en vooraan een half begroeid stuk. Tientallen kemphanen, een krombekstrandloper, drie nabije temmincks strandlopers en een juveniele zwartkopmeeuw. Onder meer. Het was nog prettig toeven daar, ook zonder sporenkievit. Al was dat natuurlijk vooral omdat we die al hadden.
19 juli 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten