maandag 25 februari 2019

Gaan of blijven?

Ik vond het eindelijk tijd om ook eens naar de zwartkeellijster te gaan. Die zit al een paar weken in een buitenwijk in Coevorden maar had me tot nu toe nog niet weten te inspireren. Vorig jaar immers nog eentje in Scheemda en een dergelijke zeldzaamheid hoef ik niet ieder jaar. Maar goed, de foto’s waren fraai dus nu dan toch maar. Voor de zekerheid de vroegst mogelijke trein genomen, om 10 uur in Coevorden, want het kan een lastige vogel zijn en de afgelopen dagen is-ie vooral ‘s morgens gezien. Achteraf mocht ik me gelukkig prijzen met die beslissing. Ik was amper vijf minuten ter plaatse en daar was-ie al. Een tijdje mooi kunnen bekijken, terwijl hij foerageerde in het gras in de inmiddels bekende tuin, maar toen ik mijn telescoop had opgesteld om ‘m eens extra diep in de ogen te kijken, was-ie zoek. Zou zo wel weer tevoorschijn komen, stelden we enkele nieuwkomers gerust. Maar merels, mussen, koolmees, roeken in de buurt, maar alsmaar geen zwartkeellijster.
Je voelt op zo’n moment bijna hoe de dilemma’s zich manifesteren in de hoofden om je heen. Gaan of blijven? Maar hoe lang dan nog? Hoe langer je er al staat, hoe langer dat voor niks zou zijn geweest als je nu weggaat. En hoe langer je nog blijft, hoe langer dat voor niks zal zijn geweest op het moment dat je weggaat voor-ie weer is opgedoken. Het is een bijna wiskundige afweging, met mathematisch vast te stellen kosten- en batenverwachtingen. Daar kun je vast een mooie formule op loslaten. Nu wegwezen lijkt rationeel de beste optie, zegt mijn gevoel, maar waarschijnlijk zit-ie er dan binnen het kwartier weer. Al is daar natuurlijk geen enkel bewijs voor. De kloof tussen rationaliteit en gevoel groeit met de minuut.
Zelf verkeerde ik natuurlijk in een luxepositie. Ik had hem al. Maar ik wilde hem graag nog een keer, beter, door de telescoop. Zodat ik ook niet helemaal ontkwam aan dat dilemma. Heb je een keer mazzel, sta je toch nog uren te wachten. Om 12 uur ben ik toch maar iets anders gaan doen. De velden in aan de andere kant van Coevorden. Steenwijkermoer, Nieuwe Krim, Dalerpeel. Uitgestrekte akkers met verre bosranden, een enorme vlucht toendrarietganzen laag over me heen, in het veld een groepje wilde en kleine zwanen, en overal roeken. Ook een paar fraaie snippers hoogveen midden in de kale akkers, met berkenopslag rond vergeelde veenvegetaties. Zal een klus zijn om dat in stand te houden, tussen die kale, ongetwijfeld rijkelijk bemeste akkers. Maar wat een stilte nog hier! Het was genoeg om tegen mezelf te kunnen zeggen dat ik niet alleen voor die zwartkeellijster helemaal naar Coevorden was afgereisd. Al zou daar op zich wat mij betreft niks op tegen zijn geweest.
Waarna ik thuis vaststelde dat de vogel na mijn waarneming de hele dag niet meer is gezien. Degenen die meteen waren vertrokken, hadden dus het gelijk aan hun zijde gehad. Maar ja, dat wisten ze toen nog niet.

24 februari 2019


Meer urban birding: Mees






donderdag 21 februari 2019

Dwerggors aan de Hoogekampse plas

Een dwerggors houdt de gemoederen flink bezig, dezer dagen in de Utrechtse vogelaarsscene. Het verhaal begint als Hein Prinsen op vrijdag een dwerggors vindt in de bosjes naast de telpost. ‘Toen ik de vogel in telescoop wou zetten, vlogen ze op en vertrokken zwijgzaam hoogte winnend in NO richting’, schrijft hij op Waarneming.nl, en daarmee lijkt het verhaal meteen ook te eindigen. We kunnen rustig gaan slapen.
De volgende ochtend echter wordt op dezelfde plek toch weer een dwerggors gezien, ‘kort roepend in riet en wilgen naast fietspad, met rietgors naar overkant gevlogen’. Naar alle waarschijnlijkheid dezelfde vogel, want zoveel dwerggorzen hebben we meestal niet in Utrecht. Die heeft daar wellicht een slaapplekje. Als op zondagochtend exact hetzelfde gebeurt, zij het een kwartiertje vroeger, even voor 8 uur waardoor diverse mensen te laat zijn, is heel vogelend Utrecht gealarmeerd. Er slaapt inderdaad al enkele nachten een dwerggors langs de Hoogekampse plas. Mooie soort, waar dan ook en helemaal in je eigen omgeving.
Op maandagochtend waag ik zelf een poging. Met een stuk of tien man staan we te posten op de bewuste plek aan de noordwesthoek van de plas. Stralende zon, een koude wind over de plas en af en toe gefluister. Er wordt vooral gezwegen. Een passerende vrouw die luid navraag doet naar de reden van onze aanwezigheid, wordt tot stilte gemaand. De werkzaamheden op het schiereiland tegenover zorgen echter voor de nodige ruis, veel meer dan ons lief is. Het zou weleens lastiger kunnen worden dan de afgelopen paar dagen.
Maar precies zoals afgelopen dagen, je kunt er blijkbaar bijna de klok op gelijk zetten, vliegen even voor 8 uur twee gorsachtige vogels naar de overkant van de plas. Ik ben geloof ik de enige die er een hoort tikken en dat doet me bijna twijfelen. Ook dinsdag en woensdag wordt iets gezien dat sterk op de betreffende dwerggors lijkt: ‘kort voor 8 uur vlogen net als voorgaande dagen twee gorsachtige vogels vanuit het riet naar de overkant van de plas. Eén vogel was duidelijk kleiner dan de andere’.
Als enkele appgenoten laten weten dan een poging te willen wagen, sta ik donderdagochtend om kwart voor 8 opnieuw aan de Hoogekampse plas. Dit keer een half bedekte lucht met een schim van de zon laag boven de bosrand aan de overkant. Opnieuw koud. De witoogeend die ook al enkele dagen aanwezig is op de plas, zwemt mooi dichtbij tussen wat kuifeenden. Even voor 8 uur horen we een verdacht getik uit de bosjes op de oever van de plas. Het klinkt net even anders dan de roodborst die we ook af en toe horen tikken. En na enig speuren ontdekken we hem, scharrelend tussen de dichte takkenbossen. Er is ook een rietgors van de partij, precies zoals de afgelopen dagen al was geconstateerd, en af en toe kun je zomaar naar de verkeerde vogel kijken, maar soms is korte tijd de dwerggors heel aardig vrij zichtbaar en dat is overtuigend genoeg: een klein gorsje met een fijn snaveltje en mooi roodbruin wangetje. Bovendien klinkt nog altijd af en toe het karakteristieke getik uit het struikje. Dat duurt enige tijd en we hebben hem tot ons vertrek, tegen half 9, niet de plas over zien vliegen. Hij lijkt dit keer dus aan deze kant te blijven. Maar is desondanks de verdere dag niet meer teruggevonden. Wie weet morgen weer.

21 februari 2019

woensdag 20 februari 2019

Weekend in februari

Vrijdagochtend Haarzuilens: zeeën van sneeuwklokjes, wolken van wilgenkatjes, zingende vinken, zanglijsters, boomklevers, boomkruipers, noem maar op. En spechten natuurlijk. Grote bonte spechten, bol van de hormonen, roffelden en joegen elkaar na. Kortom, de lente was echt helemaal losgebroken. Want spechten, zanglijsters, sneeuwklokjes, dat is waar wij natuurmensen de lente aan herkennen. Een gewoon mens had het ook zonder al wel door, de terrasjes in de binnenstad zitten er vol van. In de verte riep groene specht. En na een uur zoeken ook eindelijk dat andere spechtenroepje. Nog even speuren tussen de bomen en ik had beet: fraaie middelste bonte specht foeragerend op een oude eikenstam. Nog niet zo lang geleden was mibo een grote zeldzaamheid in Nederland. Al jaren rukt-ie op vanuit het zuidoosten en inmiddels is-ie ook in Utrecht niet meer zo exclusief. Maar het blijft een fijn spechtje. Missie geslaagd dus.

Maar het is ook nog winter. ’s Morgens is het nog bitterkoud en ga de polder in en je ziet hoe daar nog duizenden ganzen de velden bezet houden. Nog lang geen tijd om naar het noorden te vertrekken, wat hen betreft, want daar blijft het ook nog wel even winter. Het is dan ook februari, die heerlijke maand waarin lente en winter zo keihard kunnen botsen. Het kan nog volop winter zijn, maar de eerste voortekenen van een nakende lente geven zich al volop bloot. Of het kan al volop lente zijn, maar de laatste restjes winter laten zich niet een twee drie verdrijven. Het is een geweldige samenloop van seizoenen.

Zaterdag de lente beleefd tussen de boomkwekerijen tussen Hazerswoude en Alphen a/d Rijn, tijdens een etappe van de Groene-Hartwandeling. Volop zon en de ochtendkou inmiddels verdreven. De dikke winterjas vandaag thuisgelaten, trui inmiddels in de rugzak. We bevonden ons in het hart van boomkwekend Nederland en gingen van kwekerij naar kwekerij. Met tussendoor nog enkele mooie restantjes landschap van vóór al die boomkwekerijen, zoals het Zaans Rietveld, tegen Alphen aan, waar we werden getrakteerd op een mooie koereiger uit het boekje, rondstappend tussen drie forse runderen: heerlijk zuidelijk, al bijna zomers tafereel.

Maar zondagochtend, staande aan het Grevelingenmeer bij Battenoord, was het nog winter. Het was bitterkoud, ik had wel een beetje spijt dat ik die dikke winterjas thuis had gelaten, en op het meer dreven wintergasten als middelste zaagbek, pijlstaart en honderden smienten. De flamingo's, een inkoppertje daar, waren echter hartverwarmend. Ik telde er 67: 21 europese en 46 chileense, ik kan er een paar naast gezeten hebben. Het blijft toch een vreemde tegenstelling: enerzijds die mediterrane verschijningen in knalroze en anderzijds dat koele Zeeuwse landschap met zijn onuitgesproken kleurschakeringen. Die horen daar niet, denk je dan, maar precies dat maakt dat je ze toch eens in de paar jaar wilt doen. En als je die flamingo’s maar niks vind, was er altijd nog die waterral die aan de overkant langs de oever sloop, soms onzichtbaar maar af en toe ook geruime tijd fraai vrij in beeld.
Het was de dag van de traditionele delta-excursie met vogelwacht Utrecht. Meestal vindt die in de winter plaats, met bittere kou, een snijdende poolwind en een dikke winterjas, maar vandaag was het met die bittere kou al gauw gedaan en de dikke winterjas werd verder niet meer gemist. Heerlijk lenteachtig was het bijvoorbeeld in de Kwade Hoek, waar massaal de veldleeuweriken zongen. Verder daar vooral kneuen, gras- en oeverpiepers. Van alle leuke soorten die ons beloofd waren, konden we slechts met veel moeite één ijsgors vinden die enige tijd roepend om ons heen vloog, en die was dan ook nog slechts voor een deel van de groep weggelegd. Verder alles hier gemist.
Het was een klein dipje in en verder smetteloze excursie. Aan de Brouwersdam (meestal de koudste plek van Nederland maar vandaag konden we zowat met hemdsmouwen toe) liet zwarte zeekoet zich dit keer gewillig zien. Hij dook veel maar was geregeld lang genoeg boven water om hem fijn in de scoop te vangen. Verder het weliswaar gebruikelijke maar toch ook wel heel plezierige spul, plezierig vooral omdat we daar rond Utrecht altijd zoveel moeite voor moeten doen: paar verre roodkeelduikers, paar geoorde futen en heel wat kuifduikers waarvan sommige mooi dichtbij en soms beide soorten zij aan zij, brilduikers, zwarte zee-eenden en de prachtigste middelste zaagbekken, echte kunststukjes en een specialiteit van de Zeeuwse wateren (hoewel we nog altijd niet in Zeeland waren). Eiders, een reusachtige grijze zeehond, paarse strandlopers en door naar Schouwen. Daar wachtten ons enkele verrukkelijke traktaties. Wat te denken van twee alken vlak langs de dijk op de Oosterschelde? Mooier zag ik ze nooit. Ook niet mis was die roodhalsgans tussen de brandganzen bij de Koudekerksche Inlaag. En dan waren daar nog die vier mooie grote zee-eenden op de Oosterschelde bij Burghsluis. Het zijn de dingen die zo’n excursie tot een succes maken.
We sloten af met het traditionele rondje Prunje. Echte traktaties leverde dat niet meer op maar met onder andere duizenden goudplevieren, een paar kemphanen, pijlstaarten, bontbekplevieren, kluten, kleine zilverreigers en een lepelaar konden we niet klagen. Alles onder het genot van het nog altijd heerlijk lentezonnetje. Over de mislukte poging tot ijsduiker bij Hellevoetsluis zullen we verder zwijgen.

17 februari 2019

dinsdag 12 februari 2019

Appingedam

Wie wil er niet een keer in Appingedam zijn geweest? Het historische stadje aan het Damsterdiep, vroegere hoofdstad van de Ommelanden. Vele bezienswaardigheden herinneren nog aan die dagen van weleer. In het centrum zijn nog vele van oorsprong middeleeuwse panden te bewonderen. De bekendste bezienswaardigheden zijn de middeleeuwse Nicolaïkerk (opgenomen in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg), het ertegenaan gebouwde renaissancistische Raadhuis en boven het Damsterdiep drie hangende keukens en twee smalle bruggetjes. Dit komt natuurlijk van Wikipedia, dat begrijpt u wel, maar de werkelijkheid voldeed volmaakt aan de door Wikipedia bezongen schoonheid van deze parel uit het hoge noorden (dat is dan weer, bij mijn weten, geen Wikipedia, maar het had het kunnen zijn). Smalle gekromde straatjes, oude geveltjes, smalle waterloopjes tussen de huizen door met achtertuintjes aan de kade, het had een beetje de sfeer van de Efteling in winter-ambiance. Eén bezienswaardigheid ontbrak er echter aan, deze zaterdagmiddag in Appingedam: ik kon er niet één ringsnaveleend vinden. En dat is er één beneden het gemiddelde van de afgelopen weken. Ben er nog voor helemaal naar het Eemskanaal gefietst, anderhalve kilometer verderop, maar dat mocht niet baten. Gevalletje jammer, dus.
Toen ik me daar uiteindelijk maar bij had neergelegd, met vliegende storm achter naar Delfzijl gesneld. Het idee was om daar op de dijk wat over de Dollard te turen en wat vogeltjes te gaan zoeken op de kwelders en langs het wad. Het was echter niet mijn dag. Uitgebreide dijkwerkzaamheden maakten mijn plannetje onuitvoerbaar. Slechts bij het Dollard-restaurant, half hangend boven het water, kon ik een blikje werpen: hoogwater, niets te beleven. Onverrichterzake keerde ik terug naar Utrecht.
Eigenlijk was het voor een dubbele sof nog een opmerkelijk leuke dag geweest, vond ik. Nooit eerder in Appingedam of Delfzijl geweest immers, en dat maakt zo’n dag toch weer memorabel. Zo hield ik de moed erin maar toen later bleek dat Ajax van Heracles had verloren, ach Ajax, weg kampioenskansen, toen brak ik wel een beetje. Dat er op één dag zoveel mis kan gaan en zo weinig goed! Tijd om te relativeren, want zoveel anderen in deze wereld hebben het zoveel zwaarder enzovoort. Maar dat lukte me niet zo goed zaterdagavond.

Maar het werd een weekend met twee gezichten. Na een onbestemd rondje door de polder op zondagochtend, toen het weliswaar grijs maar nog grotendeels droog was en dat overigens weinig vermeldenswaardigs opleverde (niets eigenlijk, anders had ik het wel vermeld), begon de voorspelde regen en dreigde een volstrekt troosteloze zondag. Maar toen was er ineens die melding van een kleine trap bij Hillegom, en de uitnodiging van Erik om mee te rijden. En dus stond ik een uur of twee later in de regen door de scoop te kijken naar een weliswaar vrij verre maar toch fraaie vrouw en/of eerste winter kleine trap, vogel van de steppes van Spanje of Portugal of daaromtrent, verdwaald in een verlepte bloembollenakker in Zuid Holland, waar ze voor vertrek uit Spanje of Portugal vast en zeker nog nooit van had gehoord. Had ze dat wel, dan was ze waarschijnlijk de andere kant op gevlogen. Mooi beest, druk foeragerend, geen denderend licht, kan worden tegengeworpen maar daar heb ik maling aan, daar hebben alleen fotografen last van. En toen zag het weekend er ineens een stuk vrolijker uit.
Een magistrale en emotionele overwinning van Ireen Wüst op het WK schaatsen verder stonden we in de buurt van Bodegraven te kijken naar drie koereigers. Daar hoefden we gelukkig de auto niet voor uit, want het regende intussen stevig. En toen later bleek dat PSV niet in staat was geweest van FC Utrecht te winnen en daarmee de kampioenskansen van Ajax toch nog niet helemaal verloren waren, was het leven weer zonnig. Voor zolang als het duurt.

11 februari 2019








woensdag 6 februari 2019

Winterdag

Mooie, heldere winterdagen zijn schaars de laatste tijd. Dus als we er weer eens eentje hebben, dient daarvan geprofiteerd. Een dagje Biesbosch leek me daartoe wel geschikt. Treintje naar Dordrecht Stadspolders, fietsje naar de Kop van ’t Land, overvaren en vogelen maar. Zonnetje, weinig wind en in de middag een prettig stel graadjes boven het vriespunt: wat wil je nog meer?
Ik was Dordrecht nog niet uit toen ik langs het Wantij al de eerste cetti’s zanger hoorde, specialiteit van de streek. Doet het goed in het gewarrel van riet en dicht kreupelhout langs de eindeloze wateren in de Biesbosch en omgeving. Toen cetti’s nog een grote zeldzaamheid was in Nederland, tientallen jaren geleden alweer, begonnen ze zich in destijds opmerkelijke aantallen in de Biesbosch te vestigen. Inmiddels kijken we van inventarisaties van honderden broedparen al niet meer op en breidt de soort zich gestadig uit over de rest van het land. Toch iets met klimaatverandering misschien? Ook Utrecht is inmiddels bereikt, al is de dichtheid daar nog niet te vergelijken met die hier in de Biesbosch. Toch heb ik er niet zo erg veel gehoord vandaag, ze waren betrekkelijk zwijgzaam, misschien was het ze als van oorsprong mediterrane vogels te koud. Aan een poging om er eentje in beeld te krijgen, heb ik me maar niet gewaagd.
Een paar uur later stond ik bij Boomgat te kijken naar vier ransuilen die me gewezen waren, verscholen in een struikje aan het water. Zo goed verscholen, dat ik ze nooit gevonden had als ze me niet gewezen waren. Ik heb het al vaker bedacht: je moet als vogelaar niet alleen goed op de vogels letten, maar ook op de vogelaars.
Waar het me vooral om te doen was vandaag, was het gebied ten oosten van hier. Boomgatweg, Lijnoorden, Galeiweg, Noordwaardweg. Kale, half verruigde akkers, oude waterlopen en ondiepe plassen. Hier moest gezocht worden want hier was, als het goed was, een en ander te vinden. Om te beginnen een vrouw bruine kiekendief, niet alledaags in februari. Flinke aantallen brandganzen vlogen heen en weer. Op de akkers ook kolganzen. En toen: ruigpootbuizerd, één van mijn twee doelsoorten voor vandaag. Een paar keer zag ik hem in de buurt rondvliegen, jagen en bidden. Toen-ie op zeker moment bijna recht boven me vloog, was net een auto gestopt en stond een aantal fotografen fanatiek te klikken. ‘Mooi hè’. ‘Ja’, zeiden ze; ‘het zijn er zelfs drie’. Drie? Wacht effe, drie wat? ‘Kijk, drie buizerden’. Waarop ik ze er maar even op wees dat een van de drie een ruigpootbuizerd was, veel zeldzamer dan de andere twee. Ja, ik vind alles goed hoor, en ik hoef mezelf ook echt niet op de borst te kloppen om wat ik allemaal weet wat sommige anderen niet weten, in de wetenschap dat weer anderen heel veel weten dat ik niet weet. Maar ik verbaas me toch wel eens een beetje over het gebrek aan kennis dat gepaard kan gaan met zulke dure apparatuur. Ik bedoel, zulke lenzen maar het verschil tussen buizerd en ruigpootbuizerd? Ach, … En het was helemaal geen lastige hoor: vette polsvlekken, donkerbruine buik, witte staart met donkere eindband, zelfs de aanzet tot een subterminaal bandje. Maar ze leken zelfs amper geïnteresseerd.
Tweede doelsoort van vandaag was natuurlijk zeearend. Een dagje Biesbosch zonder zeearend is niet compleet. En ook die vond ik. Twee volwassen vogels zaten fraai hoog in een forse, kale boom, prachtig zichtbaar vanaf de Boomgatweg. Iconische beesten, pronkstukken van de Nieuwe Natuur in Nederland. Na enige tijd vlogen ze op en cirkelden een tijdje rond. Twee adulte zeearenden zwevend aan hun eindeloze vleugels tegen de achtergrond van enkele opkomende wolkenluchten, mooier bestaat denk ik niet. Toen ook ruigpootbuizerd nog even langs kwam, was een herinnering geboren.
Een klapekster, gisteren in de sneeuw op het Wekeromse zand als hoofddoelsoort nog jammerlijk gemist maar vandaag bijzaak. Een mooi stel nonnetjes. Fraaie grote zaagbekken en onder andere ook kuifduiker op spaarbekken Petrusplaat. Ja, ook na zeearend was er nog een en ander te beleven. En nog altijd scheen de zon.

03 februari 2019