maandag 25 januari 2021

De psyche van een vogelaar

Siberische tjiftjaf in Nieuwegein. Nou hadden we vorig jaar nog een fraaie sibtjif langs de Kooidijk nabij fort Ruigenhoek. Dat was voor mij vlakbij dus een paar keer heen geweest en prachtig gezien. Soms op amper een meter afstand. Ik hoef dat soort zeldzaamheden niet perse ieder jaar, wat zeldzaam is moet zeldzaam blijven immers (hoewel dat niet voor elke zeldzaamheid opgaat), dus ik had met de Nieuwegein-vogel niet zo veel haast. Maar uiteindelijk liet ik me toch verleiden. Sta ik daar in Nieuwegein en wat denk je? Geen spoor van sibtjif. Natuurlijk niet. Anderhalf uur lang niet. (Later op de dag weer wel, las ik op Waarneming.nl.) En dus is die sibtjif ineens belangrijk geworden. Moet ik nog een keer tegen de wind in, niet hard maar wel koud en venijnig, helemaal naar Nieuwegein fietsen om daar een uur lang koud van het zweet te gaan staan wachten op een sibtjif.
Kent u dat?
Of neem die witgat op de Hoogekampse plas. Ja mensen, stop de persen, op de Hoogekampse plas zit een witgat! Dat wil zeggen, als ik daar niet ben. Als ik er wel ben, zit-ie er niet. Laatst stond ik daar weer eens, geen witgat te bekennen, fiets ik naar huis, berichtje van Hein: witgat op de Hoogekampse plas! En vandaag was ik in Beukenburg, een flinke steenworp van de plas vandaan, en kwam daar Cecile tegen. Op de Hoogekampse plas zat de witgat weer, vertelde ze. Hoe mijn gebrek aan witgat lokaal nieuws is geworden, is me een raadsel, maar bedankt, alsnog. Ik naar de plas: geen witgat. Wel drie nonnetjes, eigenlijk veel mooier, vooral het mannetje. Maar hoe hard ik ook zoek, geen witgat.
Kun je zeggen, ach, witgat, wat is nou een witgat? Die komt heus wel een keer, komende weken. Hoef je geen moeite voor te doen. En zo niet, ondenkbaar natuurlijk maar wat dan nog? Toch is zo'n witgat nu ineens enorm belangrijk geworden. Ik moet terug, want ik moet en zal die witgat op de Hoogekampse plas.
Vogelen, vermoeiend is het wel.

24 januari 2021


Meer dips: Praktijkles omgaan met teleurstellingen

vrijdag 22 januari 2021

Escapisme

Een dag niet gevogeld is een dag niet geleefd, om maar eens een oude tegeltjeswijsheid te parafraseren. (Beloofd: ik zal proberen de ergste clichés verder zoveel mogelijk achterwege te laten.) Er wordt in deze coronatijden nogal eens gepraat over escapisme. Over manieren om even aan alle rottigheid te ontsnappen. Om het even allemaal te vergeten. Boeken lezen, via internet concerten en festivals bijwonen, films kijken, Netflixen. Ik doe dat ook hoor, The Queen’s Gambit is geweldig en ik kan ook Sex Education van harte aanbevelen, en Crazy Ex-Girlfriend natuurlijk. Maar niemand heeft het over vogelen. Hoeft van mij ook niet hoor, voor je het weet neem je deel aan een soort competitie om je eigen vorm van escapisme boven aan de ranglijst te krijgen, en persoonlijk hoef ik niet zo nodig nog meer mensen aan het vogelen te krijgen. Straks wordt het nog zo druk dat vogelen ineens niet meer zo’n veilige bezigheid is in deze coronatijden. Maar vogelen is bij uitstek een manier om heel dat corona helemaal van je af te zetten. Om even aan alle rottigheid te ontsnappen, om het even allemaal te vergeten. Je moet iets hè, om het nog een beetje leuk te houden, en dan is vogelen nog steeds een van de veiligste manieren. Kan het iedereen aanraden.
Dit betreft natuurlijk vogelen in brede zin. Kan ook wandelen in het bos zijn en af en toe in gedachten een meesje of goudhaantje noteren. Vandaag noteerde ik onderweg welgeteld twee grote zilverreigers en een appelvink. Als je al te veeleisend bent kun je je afvragen of je dat nog wel vogelen mag noemen. Maar intussen waren er ook honderden ganzen in het veld, een handvol ooievaars en een paar ringmussen langs de Kooidijk, terug van een tijdje weggeweest. Soorten die ik een beetje voor lief neem, die ik zelden invoer op Waarneming.nl, eigenlijk alleen op 1 januari, maar die net zo goed je dag kunnen opvrolijken. En intussen was ik er effe uit en was voor een tijdje dat hele corona helemaal vergeten. En dat lijkt dezer dagen de hoogste staat van verlichting te zijn.

20 januari 2021


Meer lezen? Een jaar corona

donderdag 14 januari 2021

Vier jaargetijden corona

Soms varieer ik eens wat, neem eens een straatje linksom of neem eens een straatje rechtsom maar altijd beland ik over de loopbrug over de Karl Marxdreef heen in de Gagelpolder. Eerst in het speelbos, het nieuwbouwbos met speeltoestellen en picknickbanken, dat is aangelegd om de mensen uit Overvecht hun huis uit en de natuur in te lokken want dat is goed voor ze. Het is er vaak druk, in coronatijd, maar zelfs als het er druk is, is het er plezierig, op een bepaalde manier. Voorbij het speelbos is het oude natuurgebied, het moerasbos met zijn stille wateren dat er al was, lang voordat het recreatieschap van de gemeente er fietspaden en wandelroutes omheen ging aanleggen. Het is er stil, leeg en roerloos momenteel, winters. Vaalgele kragen van riet waar bovenuit de kale, zwarte takkenbossen van het zompige woud, met hier en daar witte berkenstammetjes ertussen. En waar het bos zich terugtrekt, open weiden met eilandjes van kreupelhout waar in het voorjaar eerst de gagel bloeit en daarna de krenten en waar in de zomer de orchideeën hun paarse trossen boven de schrale vegetatie uit steken. Nu niets van dat alles, nu is het winter: nog slechts het decor rest van de pracht die hier in lente, zomer en herfst weer zal groeien. Een paar oude knotwilgen, een boomstronk bekleed met wit omrande zwammetjes, een menigte houten staken die als een soort bezemstelen hun takkenbossen ten hemel dragen: decorstukken die staan af te wachten tot straks de blauwborsten weer hun blauwe borsten tonen, de rietzangers weer de stilte bekrassen, de zwanenbloemen en het blaasjeskruid weer bloeien aan de waterkant en de zeldzaamste libellen weer patrouilleren boven de waterleliebladen. Kortom: tot het leven, het volgende bedrijf, het decor weer in bezit gaat nemen.

Al bijna een jaar lang kom ik er meer dan wekelijks. Ook daarvoor kwam ik er natuurlijk wel, maar sinds corona uitbrak is het gebiedje gaan aanvoelen als mijn privé-achtertuin. Heb ik bijna een intieme relatie opgebouwd met die steenuil die af en toe zit te rusten in een van die oude knotwilgen, met de roerdomp die zich van de zomer af en toe blootgaf tussen de rietvelden, en met de stilte die in de huidige grijze tijden alles overheersend is. Ik was er in de lente toen de eerste tjiftjaffen terugkeerden en de eerste zwaluwen en toen de dotterbloemen bloeiden in de slootkanten. Ik was op die zorgeloze zomerdagen toen corona even ver weg leek, toen de warmte zwaar tussen de bosranden hing en gierzwaluwen hun rondjes draaiden in de blauwe lucht. En ik was er in de herfst toen in kalende boompjes kramsvogels en koperwieken scholen tussen de laatste herfstbladeren. Pas wanneer je iets te dichtbij gekomen was en ze allemaal tegelijk opvlogen, zag je met hoeveel ze waren. Nu is het winter en is de cirkel bijna rond. Het is tijd dat dat virusje ons met rust gaat laten.

11 januari 2021

Meer lezen? Escapisme















maandag 11 januari 2021

Reünie

Sinds alweer een week verblijft er op het Veerse meer een kortbekzeekoet. Zeer zeldzame gast uit arctisch gebied die normaliter niet zuidelijker dan Noorwegen overwintert. Het zou pas de elfde voor Nederland zijn, inclusief de op het strand dood aangespoelde exemplaren die van de voorgaande tien de meerderheid uitmaken. Voor mij zou het alweer de tweede zijn dus ik had er, ook met het oog op de coronaperikelen, niet heel veel haast mee. Maar uiteindelijk moest-ie natuurlijk toch even worden binnengetikt. Mijn plan was de trein te nemen naar Middelburg en vandaar de benodigde 15 kilometer per vouwfiets te overbruggen. Zou, gezien het voorspelde zonnige weer met weinig wind, ondanks de kou best een aangenaam tochtje worden en bovendien goed tegen de coronakilo's, al geloof ik niet dat ik momenteel minder beweeg dan vóór de pandemie. Maar ik kreeg een lift aangeboden dus het werd toch de auto. Dat biedt natuurlijk meer mogelijkheden: het zou een volwaardig dagje Delta worden, altijd een van de hoogtepunten van het jaar.
Een stralend dagje Delta, met inderdaad volop zon maar inderdaad wel koud. Nachtvorst. Onderweg op de vluchtstrook af en toe de nasleep van verraderlijke gladheid: opgepast, er dreigde vandaag meer gevaar dan alleen dat virusje! Maar heelhuids bereikten we de Veerse dam waar men ons de koet meteen kon aanwijzen. Hij zat weliswaar vrij ver maar was op het betrekkelijk vlakke, windloze water gemakkelijk terug te vinden. En prima te herkennen ook, hoewel nog niet zo mooi als we gehoopt hadden. Het lukte net niet het witte snavelstreepje te onderscheiden en dat maakt bij kortbekzeekoet net het verschil tussen een perfecte waarneming en een modale, al is het natuurlijk de vraag of je bij kortbekzeekoet ooit kunt spreken van een modale waarneming. Maar dat moest dus zo mogelijk nog beter. We namen ons voor straks nog even terug te komen als-ie wie weet wat dichterbij zou zitten en in elk geval de zon, nu pal tegen, wat gunstiger zou staan. Nog even geoorde futen noteren, middelste zaagbekken en kleine zilverreiger, en nog even het mooie zicht op de contouren van Veere achter de verre oever aanschouwen, ja ook daar moet je af en toe oog voor hebben vind ik. We begroetten nog enkele bekenden en gingen verder.

De ergste kou was er inmiddels wel af en het slipgevaar grotendeels geweken, toen we ons door de Walcherense binnenlanden richting Westkapelle begaven. Twee rosse franjepoten lokten ons naar de Noordervroon. Ze zaten meteen paraat, prachtig dichtbij op het ijs, maar gingen er al kort na onze aankomst vandoor. Waren we nou net op het nippertje geweest? Dat viel mee: even later zaten ze er weer, hoewel niet zo dichtbij als eerder. (Een klein halfuur later echter waren ze opnieuw opgevlogen en daarna zijn ze door niemand meer teruggezien. Toch betrekkelijk op het nippertje dus.)
Volgende bezienswaardigheid moesten de grote en kleine burgemeester op de zeedijk bij Westkapelle zijn. Die bleken echter (ook al) zojuist gevlogen. Gezelschap van ongeveer dezelfde mensen als die we zojuist bij de koet al hadden begroet, stond vergeefs de meeuwen af te turen. Jan van genten en drieteenmeeuwen boven zee, paarse strandlopers beneden op de dijk en toen het bericht dat kleine burgemeester anderhalve kilometer verderop was teruggevonden. Die gaf daar een fraaie show weg, het was weer genieten, totdat Toon een jaloersmakende foto appte: kortbekzeekoet schitterend dichtbij en vol in het zonnetje. Precies zoals we gehoopt hadden. Dus werd weer koers gezet naar het Veerse meer, waar we opnieuw dezelfde bekenden troffen als eerder bij Westkapelle en daarvoor hier aan het Veerse mee, heel wat mensen hadden blijkbaar dezelfde gedachte gehad en dezelfde route in hun hoofd, en waar we vanaf de westoever langs de Vrouwenpolderse duintjes kortbek precies zoals we gehoopt hadden van dichtbij en met prachtig licht in beeld kregen. Snavelstreepje nu duidelijk zichtbaar: de perfecte apotheose.

Waarna nog een halve dag Zeeuwse Delta restte. Met fraaie kuifduikers op de Oosterschelde, zwarte ruiters en zilverplevieren en meer in de Schelphoek buitendijks, lepelaars en kleine zilverreigers in de Prunje, een fraaie zeearend die met kalme slag koers zette naar het oosten, zo gewoon als-ie ook geworden is, het blijft een belevenis, en een vracht aan nieuwe jaarsoorten want het was nog altijd pas 9 januari dus veel soorten stonden vanmorgen op het toen nog omvangrijke verlanglijstje. We sloten af met de Brouwersdam, waar we naast de gebruikelijk typjes (ijseend, ijsduiker en parelduiker verdienen nog wel een aparte vermelding) deels weer diezelfde bekenden tegenkwamen als bij het Veerse meer, bij Westkapelle en opnieuw bij het Veerse meer. Ik noem geen namen, van sommigen weet ik die niet eens, maar het is ook wel een beetje een reünie, zo’n dagje kortbekzeekoet.

9 januari 2021

vrijdag 1 januari 2021

2020

Ach, 2020. Laat ik beginnen met een open deur. 2020 was een raar jaar, zeggen we elkaar na. 2020 stond voor iedereen volledig in het teken van corona. In het licht van die wereldwijde ramp en alle consequenties die die had en wellicht nog gaat krijgen, was al het andere onbeduidend, klein bier. Maar aangezien de ramp mij als druktemijder, als iemand die liever in zijn eentje in het veld is dan in de massa in de koopgoot, nauwelijks persoonlijk trof en de consequenties nog even op zich zullen laten wachten, zal ik het doen met dat klein bier.
Want mij persoonlijk heeft corona maar licht geraakt, letterlijk en figuurlijk. Wat ik toch altijd al het vaakst en het liefst deed, kon ik ook afgelopen jaar tamelijk ongestoord blijven doen. Natuurlijk had corona ook voor mij consequenties, maar ik kon in ieder geval altijd nog mijn wandelrondje maken rond het natuurgebiedje in de westelijke Gagelpolder, of op de fiets de polder in, mijn ’eigen’ polder, week in week uit, en daar de gestage voortgang van de seizoenen waarnemen, voortgang die zich door geen corona liet bedwingen. En in periodes van minder strenge lockdown kon ik ook mijn reisjes naar een paar mooie soorten nog wel maken. Naar een (van de vele) fantastische zingende struikrietzanger(s), in de Millingerwaard in dit geval. Naar een prachtige bende vale gieren bij Vlaardingen. Naar een nog lang niet onomstreden kwikstaart die me in elk geval een heerlijk dagje nostalgie in de duinen van Voorne opleverde. Of naar een paar in Spanje geringde flamingo’s in IJdoorn die door die ringen ineens elegante schoonheden waren geworden in plaats van kitscherige tuinornamenten.
Wat vogels betreft was het voor mij een wisselvallig jaar. En niet alleen vanwege corona. De lijst met gemiste soorten is bepaald indrukwekkender dan die met waargenomen soorten. Urenlang heb ik bij enkele vakantiehuisjes in de kop van Goeree vergeefs staan wachten op een goudlijster. In Den Bosch ben ik uit de trein gestapt toen steppearend bij Goes gevlogen was. En ik heb me zitten verbijten terwijl op Texel een groene fitis of op Walcheren een steppeplevier onbereikbaar waren. Maar ik wil mezelf liever niet kwellen met de herinneringen aan wat ik allemaal gemist heb, dus laat een opsomming verder achterwege. Liever herinner ik me die fraaie noordse boszanger eind september bij Katwijk, of die prachtige izabeltapuit op Texel begin oktober: binnen een week tijd twee van mijn meest gewenste niet-lifers. En als om die nobo te accentueren had ik in september ook nog een hele fraaie (en zelf herontdekte) grauwe fitis langs de Hondsbossche zeewering.
Uiteindelijk bracht de herfst ook nog twee heerlijke mega’s die alle missers deden vergeten: zwartkopzanger op Texel (eerste voor Nederland, ‘vergezeld’ van mijn mooiste vale gierzwaluwen in Nederland ooit) en vale lijster in Paesens. Zodat 2020 definitief en onafhankelijk van het oordeel over die dubieuze kwikstaart bij Rockanje, niet zonder lifers voorbij is gegaan.

En alsof de duvel ermee speelde hadden we juist in dit coronajaar, om de lockdown draaglijk te maken, ook nog heel veel leuks in de eigen regio, gemakkelijk en veilig want per fiets bereikbaar: een zwartkeellijster in Hoograven, diverse beflijsters her en der, liefst twee keer reuzensterns, een breedbekstrandloper en een gestreepte strandloper op de Hoogekampse plas, witvleugelstern bij Kortenhoef, slangenarend over de Ruigenhoekse dijk, adulte roze spreeuw bij de Haarrijnse plas en prachtige duinpiepers te Soesterberg, plus nog het een en ander dat ik ben misgelopen. Dat daarvan één van de twee gevallen van reuzensterns en de slangenarend eigen ontdekkingen waren en ik daarnaast onder andere nog zwarte wouw en engelse kwikstaart vond, droeg ook nog wat bij aan de feestvreugde dit jaar.
En dan heb ik nog niet eens de vorkstaartmeeuw aan de Friese waddenkust genoemd, of de bonapartes strandloper op Texel, de dougalls stern bij Camperduin, de draaihalzen op de Hoge Veluwe en op het Leersumse veld, twee kleine vliegenvangers, kleine klapekster, humes bladkoning, waterspreeuw en kleine geelpootruiter, onder andere. Bij deze. Ook leuk dit jaar waren enkele soorten die ik mooier zag dan ooit of minstens mooier dan sinds lang: naast wat hierboven al is genoemd buidelmezen bij Berkel en Rodenrijs, velduilen bij Bunschoten, amerikaanse smient langs de Overijsselse Vecht en siberische tjiftjaf bij Ruigenhoek.
Er was dat hele fijne weekje Zuid Limburg, met Gerendal en Eijserbeekdal, en met rode wouw, vuurvliegjes, orpheusspotvogel en geelbuikvuurpad. En de twee weken Cadzand Bad, met het Zwin naast de deur, de verdronken zwarte polder op een half uurtje fietsen en de door eeuwenlange invloed van de zee getekende Zeeuws Vlaamse binnenlanden om ons heen. Met zomertortels en graszangers en meer. En dan heb ik ook dit jaar weer enkele zorgeloze zomerdagen besteed aan leuke insectentwitches, met als hoogtepunten de gaffellibellen bij Paarlo en de sleedoornpages bij Langbroek. In al hun onbelangrijkheid hebben ze er wat mij betreft toch een fantastisch jaar van gemaakt, ondanks corona. Dus mij hoor je niet klagen over dit k*tjaar.