zaterdag 31 augustus 2013

Tot slot

Tenslotte een dag besteed aan het oude Lissabon. Lissabon is één van die vermaarde wereldsteden die je niet zonder ontzag betreedt; een stad als neerslag van vele eeuwen geschiedenis, uitgespreid over haar zeven heuvelen. Eén dag is natuurlijk ontoereikend om die stad, die geschiedenis, werkelijk te leren kennen, in al zijn finesses te ondergaan. Niets van het echte leven maak je mee, vrijwel niets van de le­ven­de cultuur die zo'n stad inhoud geeft, vrijwel niets van al die dingen die een stad maken tot een bezield organisme waaraan schrijvers hun inspiratie ontlenen en waarover dichters hun in wel­luidende volzinnen gegoten liefde uitstorten. Noodgedwongen beperkten we ons tot de uiter­lijke verschijningsvorm van die stad: het Lissabon van de dagjesmens en van de toeristische wan­delroutes, de façade van grootstedelijke allure en reisgidsenheroïek.
Te beginnen met het prestigieuze Praça do Commercio, met imposante beelte­nissen van generaals op paarden, pompeuze prestigearchitectuur en schaduwrijke arcade langs dure win­kels en hooggeplaatste instituten. We hebben Porto gezien, en we hebben Lissabon gezien, en nergens zie je het verschil tussen beide zo duidelijk als op het Praça do Commercio. Porto is compact. Het is prachtig, indrukwekkend, een machtige oude stad, maar nergens heeft het de grandeur die je ervaart als je vanuit het metrostation Terreiro do Paço het Praça do Commercio betreedt. Lissabon is grootser, weidser dan Porto en dat verschil wordt volmaakt belichaamd door dit eindeloos grote plein. De zon doet er pijn aan je ogen en aan drie kanten zie je in de verte de statige en kleurrijke gevelwanden die in volmaakte symmetrie het plein omarmen. Waarachter de stad verrijst, onder andere tot aan de oude burcht die van hoog neerziet. In de vierde richting is het plein open. Daar stroomt de Taag, en ook die karakteriseert het verschil met Porto: waar in Porto de Douro in zijn nauwe bedding tussen steile hellingen door stroomt, is de Taag in Lissabon een brede zeearm. De overkant is er slechts een verre horizon.
Achter de oostelijke zijde van het plein zetelt boven de huizen de stoere kathedraal: robuust van buiten, sober van binnen. Het belichaamt nog een ander opvallend verschil tussen Porto (of moeten we zeggen: noord Portugal?) en Lissabon: in Porto waren de kerken voor zover we ze van binnen gezien hebben uitbundig en rijk geornamenteerd. Het bladgoud blonk je er van alle kanten tegemoet en een overvloed aan vaak buitenissig aangeklede beelden verbeeldde alle denkbare episodes uit het nieuwe testament. In Lissabon waren de kerken die we van binnen gezien hebben sober en duister en vrij van iedere buitenissigheid.
Een geweldige attractie van Lissabon zijn de trammetjes die heuvelop en heuvelaf door nauwe straatjes door de jungle van Lissabon bewegen. Hier is de stad niet groots en weids maar compact. Hier is Lissabon eigenlijk niet veel anders dan de kleinere stadjes die je in het binnenland ziet. Net als zo vaak in de provincie waanden we ons af en toe nog in het Portugal van vroeger eeuwen. Er zijn fraaie herenhuizen, rijkelijk bete­geld met azuurblauwe azulejos langs de hele flank, en dure lanen met trendy souvenirwinkels en chique restaurants. Maar elders aan stillere straatjes zijn hoge huizenblokken met afbladde­rende verf en verveloze balkons en de was die te drogen hangt, de eeuwige was die eeuwig te drogen hangt. Ineens kan die jungle zich openen en ruimte bieden aan bijvoorbeeld de prachtige Basilicu da Estrela, een rijkelijk versierde witmarmeren kolos met torens en een koepel, van binnen overigens net zo sober als de kathedraal. Na weer wat smalle en steile straatjes vonden we het parlementsgebouw, waar Lissabon zich weer van zijn grootstedelijke kant liet zien. Zo enorm, zo overweldigend, dat kan alleen maar bedoeld zijn om het gewone volk tot diepe nederigheid te brengen.

Die avond wandelden we vanuit Bart-Jans flat een stukje de naastgelegen wijk in. Dat was ook weer een bijzondere ervaring. Bevind je je bij Bart-Jan nog in een betrekkelijk moderne grote stad, amper tien minuten lopen daar vandaan waan je je op het Portugese platteland. Eerst waren er een paar straatjes met stoepen en lantaarnpalen maar zonder huizen, kronkelend door braakliggend terrein waar de al jaren geplande huizen nog altijd gebouwd moeten worden. Daarna ging het over landweggetjes en klinkerstraatjes langs oude, glasbeslagen muren waarachter een ontoegankelijk landgoed dat al die jaren uit de greep van de oprukkende stad is gebleven en alles wat die stad met zich meebrengt succesvol buiten de poort heeft weten te houden. Stille dorpsstraatjes en een ijsje op een idyllisch dorpspleintje: ook dat is Lissabon.

12 augustus 2013


Porto



Lissabon

De laatste paar dagen in Portugal sleten we bij Bart-Jan en Ines in hun flat in een buitenwijk van Lissabon. En net als jaren geleden was er daar beneden nog altijd hetzelfde vergeten paardenweitje met hetzelfde bosje hoog opgaand riet met net als toen kleine zwartkop en graszanger, midden in Lissabon. Met zwarte spreeuwen in de buurt en van tijd tot tijd rondvliegende vale gierzwaluwen, prachtige vale gierzwaluwen weer. Met hetzelfde uitzicht op de containeropslag daarachter en op het kerkhofje aan de andere kant. En met nog altijd hetzelfde uitzicht op de grootstad verderop en tot in de verte die verspreid over haar zeven heuvelen de regie weer overneemt, met wouden van torenflats en wit bebouwde hellingen.
Op zaterdag was Bart-Jan jarig en hield hij op de warmste dag van onze vakantie een picknick in een park in de buurt. Dat was eigenlijk helemaal geen slechte manier om die snikhete dag te doorstaan. Veel schaduw in dat park en ook al was het ook in de schaduw nog heel warm, in de zon was het niet langer dan vijf minuten uit te houden. Behalve veel schaduw ook veel Portugezen op de picknick. Eindelijk echte Portugezen, en al vormden die geen doorsnee van de Portugese bevolking, de gesprekken waren dat vermoedelijk wel. Die gesprekken gingen vanzelfsprekend vaak over de crisis, en ze stemden niet vrolijk, zo aan het eind van de vakantie. Het verhaal van de vrouw die nadat ze haar eerste kind had gekregen van hogerhand werd weggepest uit het bedrijf waar ze werkte en die ook bij de rechter haar gelijk niet kon halen, was wellicht kenmerkend. Sindsdien is ze lerares en daar is ze op zich heel gelukkig mee, maar elke zomer opnieuw is het onzeker of en waar ze het komende schooljaar werk heeft. En voor de zomermaanden krijgt ze niets betaald.
Veel te vogelen viel er overigens niet in het park, ook al vlogen ook hier af en toe vale gierzwaluwen boven ons rond en hielden zich er ook wat eurokanaries op.

Dat was gisteren. Vandaag verdeelden we onze tijd tussen een bomen- en vogelexcursie in het parkje van het Museu Gulbenkian, een bezoek aan het museum zelf, en een paar uurtjes strand.
In het parkje wezen de Portugeestalige excursieleider, zijn Portugeestalige vogelhulpje en hun wulpse Portugeestalige assistente / landschapsarchitecte ons onder andere waterhoen (‘heel bijzonder hier, en alleen in augustus’), wilde eend, gaai en houtduif, terwijl (alweer) af en toe vale gierzwaluwen overvlogen waar (bijna) niemand oog voor had. Een juveniele kwak die onverstoorbaar langs een slootkant stond, kreeg van allen de aandacht die hij verdiende.
In het museum herontdekten we de schilder Amadeo de Sousa Cardoso (1889-1918) die we twintig jaar geleden ook al waren tegengekomen in een museum in Amarante (‘Die bleek, wat mij betreft, heel wat meer dan het overschatte slachtof­fer van nietsontziend plaatselijk chauvinisme.’, schreef ik toen) en die inmiddels (en misschien ook toen al) een nationale en wellicht ook internationale grootheid blijkt.
En op het strand stond ik midden tussen het zonnebadende strandpubliek met verrekijker over zee te turen. Dat was niet voor niets want al gauw zag ik de eerste vale pijlstormvogel die zich met driftige vleugelslag over zee naar noord spoedde. En niet veel later zag ik een wat forsere pijlstormvogel in veel kalmere vlucht en af en toe zeilend naar noord bewegen: kuhls pijlstormvogel! Binnen een kwartier mijn missie volbracht! En de overige twee uur zag ik nog diverse vale en kuhls pijlen vliegen, allemaal naar noord en sommige wat dichterbij. Vooral die kuhls pijlstormvogels op het eind waren prachtig: afwisselend donker en wit oplichtend dwaalden ze rustig wat over zee, sloegen even met de vleugel, zeilden even een stukje aan roerloze vleugels, namen even een kijkje hier en een kijkje daar en bewogen zich zo zonder haast naar verderop. En tussendoor ook een paar spectaculaire jan van genten ver boven zee. Ja, wat mij betreft twee zeer vruchtbare uurtjes, en ook de anderen hadden het erg naar hun zin gehad.

11 augustus 2013


Tot slot



donderdag 29 augustus 2013

Vogels


Een vakantie zonder vogels is natuurlijk geen vakantie, dus ook bij Valbom vogels. Rond de camping de gebruikelijke maar altijd aangename verzameling zuidelijke soorten waar je in Nederland zo ontzettend je best voor moet doen. Hier voor het oprapen: europese kanarie, cirlgors, af en toe kleine zwartkop, en roodstuitzwaluw: prachtige roodstuitzwaluwen hier al vlak boven de camping. En hop! Jawel, we hebben hier hop. Af en toe zie je ‘m vliegen en meestal is-ie dan al snel weer verdwenen, maar een enkele keer gunt hij je een iets langduriger blik op de schoonheid van een hop, die toch een beetje staat voor al het goede dat het leven in Zuid-Europa in petto heeft.
Van een heel andere orde zijn de turkse tortels. Ook hier hebben die de zomertortels zo goed als vervangen. En dat voelt natuurlijk als verlies, als teloorgang. Maar hoezo eigenlijk? Vroeger had je zomertortels en geen turkse tortels. Nu heb je turkse tortels en vrijwel geen zomertortels. Kun je dan spreken van verlies? Hooguit omdat wij zomertortels mooier vinden. Omdat we gehecht zijn aan de zomertortel als echte cultuurvogel die we nog kennen van vroeger. Als ooit een voorbeeld dat de mens bepaalt wat natuur is, welke natuur van waarde is, dan dit wel. Waarde van natuur is geheel gerelateerd aan menselijke smaak.
Trouwens, er zijn hier wel zomertortels, ze zijn alleen nogal schaars. Er is dus onomstotelijk sprake van vooruitgang, wat dat betreft.
Spreeuwen zijn er trouwens ook, en ook hier zijn dat zwarte spreeuwen, maar ook die zijn hier nogal schaars.

Vroeg op de eerste ochtend na aankomst, een kleine week geleden inmiddels, maakte ik al meteen mijn eerste wandeling de bergen in. Het was een stralende ochtend en een prachtige wandeling. Door bos en over stenige hoogtes, tussen rotsblokken in alle soorten en maten en langs prachtige vergezichten. Wat vogels betreft viel het echter een klein beetje tegen. Het bergland hier oogt hoger en spectaculairder dan bij Candemil, en dat hoop je natuurlijk meteen uitbetaald te krijgen in een paar mooie soorten. Ik kwam die ochtend echter niet verder dan wat ik bij Candemil al gewend was. Provençaalse grasmus, kleine zwartkop en orpheusspotvogel. Al was die prachtige grijze gors natuurlijk niet verkeerd. En helemaal boven vloog ineens een groep van zeker vijftig vale gierzwaluwen boven me rond. Als je hier gierzwaluwen ziet, is de vraag allang niet meer of er vale tussen zitten, nee, de vraag is of er nog wel gewone tussen zitten. Maar iets nieuws voor de vakantielijst leverde het niet op.
Vandaag ongeveer dezelfde wandeling. Midden op de dag, grijs en grauw en miezerig en met twee kakelende meiden erbij die ons voortdurend bestoken met citaten uit de Harry Potter-boeken, maar wel ineens langdurig zicht op een prachtige baardgrasmus. Weliswaar een vrouwtje en dus niet zo intens gekleurd, maar wel mooi zacht rossig van onderen en met duidelijke baardstreep. En boven, tussen de rotsen, ineens een groepje rode patrijzen. Dus toch een paar vogels hier, die dit feestelijke landschap waard zijn.

7 augustus 2013


Lissabon

dinsdag 27 augustus 2013

Neus in de boter

Drie dwergsterntjes vlak langs de kade boven het Marsdiep en een bruinvis voor de monding van de veerhaven. Ze vormden de opmaat van wat een geweldige zomerdag op Texel moest worden. Want er waren de afgelopen dagen nogal wat leuke soorten gevonden op het eiland, met name op de noordpunt, en ik hoopte daar een graantje van mee te pikken.
Bij aankomst in ’t Horntje warempel regen, en de eerste kilometers fietsen richting Oudeschild druppelde het nog een beetje na. Daarna werd het droog. Vervolgens brak de zon door en tenslotte werd het warm. En dat is het de verdere dag gebleven. Een plasje met een paar kluten en rosse grutto’s, mooie groepen goudplevieren bij de Ottersaat, een tapuit langs de dijk en onder meer fraaie zomerkleed rosse grutto’s, een paar zwarte ruiters en wat juveniele krombekstrandlopers in Utopia: dat verliep allemaal voorspoedig. Maar van de grauwe franjepoot daar helaas geen spoor.
Met Utopia had ik zo’n beetje het noorden bereikt en kon de jacht beginnen. Naast de franjepoot waren het grauwe fitis, draaihalzen en vooral sperwergrasmus die me naar Texel hadden gelokt. Maar de grauwe fitis was net als de franjepoot vandaag niet meer gemeld, speuren naar trekkertjes achter het reddingsboothuisje leverde slechts een gekraagde roodstaart op en speuren rond de veldjes naast camping de Robbenjager zelfs dat niet. Geen spoor van sperwergrasmus of draaihals, beide daar nog deze ochtend gemeld. Zo dreigde het vandaag toch nog op een sof uit te draaien en ik werd daar eerlijk gezegd wel een klein beetje chagrijnig van.
Ik belandde bij de tuintjes, maar ook daar bleef de grote vondst uit. Leuk waren de paar zeer actieve bonte vliegenvangers en prachtig het paapje hoog in een struikje, en ik nam me al voor vandaag genoegen te nemen met gewonere aangenaamheden toen het bericht langs kwam dat de roodpootvalk die hier vanmorgen aanwezig was geweest, nog ter plaatse was op het strand.
En inderdaad! Neus in de boter deel 1: geweldige juveniele roodpootvalk, allereerst bovenop een richtingbord van Staatsbosbeheer hoog op het strand. Daarna uitgebreid rondvliegend en jagend boven strand en zeereep en af en toe op hekje of paaltje. Schitterende vogel, schitterend gezien, zowel vliegend als zittend en soms heel dichtbij. Heel mooi, en ook heel leerzaam. Details zoals natuurlijk de blonde kruin maar ook de fijne roestkleurige bandering op de bovendelen en de opvallend gestreepte bovenstaart waren prachtig te zien, details die beslissend zijn voor het onderscheid met juveniele boomvalk.
Wat volgde was neus in de boter deel 2: toen ik nog een laatste poging wilde wagen om bij de Robbenjager een sperwergrasmus te vinden, zag ik op de naastliggende dijk een groepje vogelaars aandachtig bijeen, kijkers en telescopen gericht. Belangrijke les voor de vogelaar: wil je vogels vinden, let dan ook op de vogelaars. Dus ik de dijk op en naar ze toe. Ze gebaarden me echter driftig naar opzij. Ik niet begrijp maar toen zag ik ‘m: een jager, plat op zijn buik in het gras vlak voor de heren (en een enkele dame). Toen ik me (via een omweg) bij hen had gevoegd bleek het nog een kleinste ook: scherp begrensde donkere kopkap, roomwitte wangen, lange staartpennen, fijne snavel. Even hief hij zijn vleugels en zagen we de bandering op de ondervleugels. Verder was zo goed als alles adult aan de vogel: een derde kalenderjaar, werd besloten. Een schitterende vogel, en zo mak als een lammetje. Hij was zelfs tot enkele meters benaderbaar, al heb ik dat niet uitgeprobeerd. Maar wat een plaatje! Nooit eerder zoiets meegemaakt. Uiteindelijk vloog de vogel op, zodat we ook nog uitgebreid konden genieten van een kleinste jager in vlucht: klein, tenger, veerkrachtig, en met die eindeloos lange verlengde staartpennen. Een ervaring om een leven lang te koesteren.
Dat ik daarna opnieuw geen sperwergrasmus of draaihals kon vinden bij de robbenjager, kon de pret niet drukken. Ik was vertrokken met vier leuke soorten in gedachten die ik alle vier heb gemist. Maar kwam thuis met twee fantastische en volkomen onverwachte waarnemingen. Daar moet je wel een soort van les uit kunnen trekken, al weet ik nog niet precies welke.


25 augustus 2013

Guimaraes

Plan je een dagje cultuur, een dagje stad, wordt je juist op die dag getrakteerd op zowat de leukste vogels van de vakantie tot nu toe. Want in Gandarela wachtend op de bus naar Guimaraes ineens een fraaie dwergarend boven ons. Eindelijk de dwergarend waar ik al anderhalve week vergeefs naar had uitgekeken. Eindelijk zo´n echte klasbak. En een schitterende vogel was het, een lichte fase met alles erop en eraan.
En op zomaar een toeristisch pleintje midden in het centrum van Guimaraes vlogen zomaar ineens een paar rotszwaluwen rond. Prachtig boven de toeristische drukte, boven de volle terrasjes. Stond ik daar, midden tussen de massa, door mijn verrekijker te turen.
Verder vlogen ook in Guimaraes de vale gierzwaluwen rond en cirkelde boven de stad een wespendief. Onder meer.

Maar een mens gaat natuurlijk niet naar de voormalige culturele hoofdstad van Europa om naar vogels te kijken. Zelfs een vogelaar niet, al kan die het natuurlijk niet laten. Wat Guimaraes zelf betreft: ook daaraan zou je gemakkelijk duizend woorden kunnen wijden, al zouden het andere woorden zijn dan die duizend woorden die voor Porto bestemd waren. Want Guimaraes is een heel andere stad, kleiner, bescheidener, landelijker bijna. Op veel plaatsen zie je de omringende heuvels en velden waar het arcadische Portugal stand houdt tegen de oprukkende stad. Maar ook Guimaraes heeft zijn glorieuze stadcentrum, zijn statige pleinen en brede boulevards, zijn monumentale kerken, zijn torens en zijn kastelen. Nou ja, één fraai oud kasteel, of wat daarvan over is: een robuuste vesting zonder franje, en één wat minder oud kasteelachtig geval met hoge schoorstenen als ornamenten. De straatjes achter de pleinen en de boulevards zijn smal en hoog, met smalle balkonnetjes met smeedijzeren hekwerk. Precies zoals we ze kennen van overal in Portugal, van kleine plattelandsdorpjes tot sommige buurten in wereldsteden als Porto en Lissabon. Een dag lang liepen we erin rond, genoten van de sfeer, van de drukte en van de overweldigende schoonheid die de menselijke beschaving heeft voortgebracht. Wat best wel een bemoedigend gegeven is: zo slecht kan de mens niet zijn als-ie zulke mooie dingen kan maken.
En we keerden weer terug naar ons eigen, tijdelijke Arcadië.

5 augustus 2013


Vogels



maandag 26 augustus 2013

Valbom

Quinta Valbom. Omlaag raak je verzeild in een echt paradijselijke vallei. Door weelderig hellingbos, langs een vervallen schuurtje hier en een sjiek landhuis daar, langs een handvol kromme olijven, druivenranken die over de weg gespannen zijn, een vervallen muurtje, een blaffende hond boven je, een groentetuintje, weer een paar olijven, een karig akkertje, hooimijten als beeldhouwwerken: dichter bij het paradijs op aarde kun je niet komen.
En omhoog betreed je weer die rauwheid van de hoogte: starre eucalyptusbossen, ruig en scherp genaald struweel en schrale vegetatie tussen grillige rotsblokken. Steile half kale hellingen badend in de zuidelijke zomerzon en verre zichten diep in het Portugese binnenland.
Ik weet het: iets dergelijks had evengoed over onze vorige camping geschreven kunnen worden of over zoveel andere plekken in elk geval in noord Portugal, maar op een of andere manier lijkt het hier wel nog confronterender, nog intiemer en tegelijk nog spectaculairder.
Tussen omlaag en omhoog in ligt onze camping, een berglandschap in het klein want de meer-dan-dagelijkse klim van de ingang, of zelfs al vanaf het toiletgebouw halverwege naar het bovenste terras waar onze tenten staan, is telkens een beproeving. Zeker bij 30 graden en zeker na een lange wandeling slepen we ons traag naar boven. En ook telkens weer die afdaling naar het weggetje, met het vooruitzicht van de onvermijdelijke klim daarna maar je moet wel want beneden net om de bocht telkens weer dat uitzicht: op de vallei, op de bergwanden tegenover met windmolens in top, op de echte bergen in de verte en op de Monte Farinha, die meestal als een eenzame en welgevormde kegel uittorent boven zijn omgeving.

Bijna overal zien we hoog op de omringende bergen de windmolens. Vanaf een mooi ruige helling aan voet van de bergen nabij Gandarela (waar ik trouwens ook mijn mooiste hoppen van de vakantie zag: twee bijeen vlak voor me op het pad en daarna, toen ze eindelijk waren weggevlogen, een derde, vermoedelijk hun jong) ging ik ze op een ochtend eens zitten tellen: ik kwam tot liefst 41. Terug op de camping deed ik dat nog eens over: vanaf het terrasje telde ik er zelfs 76.
Windmolens zien we overal waar we komen hoog op de heuvels, zij aan zij in het gelid zwaaiend met hun wieken. Maakt dat de bergen nou minder ongerept? vraag ik me dan af. Stoort dat de illusie van pure, rauwe natuur? Of accentueren ze die juist, vormen ze de kroon op het bergland? Hoe dan ook, we zullen eraan moeten wennen. De moderne tijd, de energie- en milieucrisis, die vraagt om windmolens en Portugal heeft blijkbaar gekozen voor windenergie om zijn wankele economie nieuw leven in te blazen en dat kun je alleen maar in ze prijzen. En waar vang je meer wind dan boven op de bergen?
Het zegt nog iets anders over Portugal, in elk geval over dit stuk Portugal: echt onbewoond, echt ongerept en vrij van menselijke invloed is het vrijwel nergens. Bijna overal is wel iets door mensenhand neergezet, ook al is dat vaak onaf en alweer vervallen. Kijk je om de bocht van het weggetje overdag neer op een idylle, op landelijkheid en lieflijkheid, ’s nachts zie je in en om de vallei zo veel licht dat het wel een wereldstad lijkt waar je op neerkijkt. Lichtjes tot hoog op de hellingen, lichtjes tot ver in het dal, en bovenop de heuvels de lichtjes van de windmolens.

4 augustus 2012


Guimaraes



donderdag 22 augustus 2013

Tijd

Tijd, bedacht ik een week geleden in de trein van Porto naar Vila Nova de Cerveira, tijd is het voorbij glijden van de eucalyptusbossen, de wijngaarden, de maïsvelden, de akkers, dorpjes en heuvels vanuit de trein van Porto naar Vila Nova de Cerveira. Onomkeerbaar, dacht ik toen nog, maar de kwantummechanica heeft toch gelijk: tijd is omkeerbaar. Tijd kan twee kanten op bewegen. Je hoeft alleen maar de trein terug te nemen. Sta je zo weer op Porto São Bento, zie je weer, als je even het station uitstapt, de stad om je heen oplichten in de laaiende zonneschijn. Zie je weer machtig op een heuvel de Kathedraal liggen. Zie je weer de drukke straten en de volle pleinen en enkele van de vele torens die verspreid staan over de heuvels van Porto.
In de trein naar Guimaraes ging de tijd weer verder. De bedoeling was in Porto de snelbus naar Gandarela te nemen. We hadden al uitgezocht waar en hoe laat maar de trein leek ons leuker. Stappen we in Guimaraes over op de bus, dachten we. Die vertrok in Porto een uur later dan de trein dus dat moest geen probleem zijn.
Dat bleek een vergissing: de trein van Porto naar Guimaraes is een boemeltje dat stopt op elk station, negentien waren het er, als ik me goed herinner. Bij aankomst in Guimaraes restte van dat uur nog een minuut of vijf. Net genoeg, hoopten we, maar helaas: de bus van Porto naar Gandarela stopt in Guimaraes niet bij het treinstation, maar een kwartier lopen verderop op het centrale busstation.
Gelukkig ging er nog een bus.

We reizen van de ene Hollandse enclave naar de volgende. Op internet op zoek naar rustige campings in Portugal, was er geen keus: allemaal van Nederlandse makelij. Leuke Portugese campings: ze zullen vast wel bestaan maar op internet vonden we ze niet. En zo leven we midden in Portugal toch grotendeels tussen de landgenoten. Je ziet dan wel het Portugese stedenschoon, je ziet het soms paradijselijke Portugese binnenland, maar wat maak je eigenlijk mee van het echte Portugal, van de Portugezen? Op het terrasje op de camping niets, hoe gezellig het er ook was. Renske en Esther demonstreerden hun zelf verzonnen Harry Potterkaartspel louter aan kinderen uit oer-Hollandse doorzonwoningwijken.
Het dichtst bij de Portugezen waren we nog in dat restaurantje in Porto vorige week, dat nou eens niet speciaal voor toeristen bedoeld was en waar we al om 5 uur terecht konden voor soep, voor de strikte vegetariërs een soort loempia’s en voor Esther patat. Gerund door een gezellige Portugese mama die af en toe zorgzaam kwam informeren of alles naar de zin was. Terwijl aan de muur de televisie het echte Portugal naar binnen bracht, wat niet veel erger was dan bij ons RTL of SBS, veronderstel ik.
Echt Portugees was natuurlijk wel dat oude vrouwtje, zo’n echt verschrompeld mensje vlakbij de camping in Candemil. Op een warme namiddag slenterde ik wat langs de dagelijkse vergezichten en verstapte me. Toen ik leek te gaan struikelen keek ze me aan. ‘Be careful’, zei ze. In het Engels!

2 augustus 2013


Valbom



dinsdag 20 augustus 2013

Zwembad

Je hebt altijd tussendoor zo’n luie zomermiddag dat de wereld ongemerkt door draait en ongemerkt het ons onbekende wereldnieuws uitbraakt en als oud nieuws achterlaat. Oud nieuws dat pas tot ons komt als we over zowat twee weken terug zijn in Nederland en al het nieuws dat ons bij vertrek nog bezighield, Chris Froome en Bouke Mollema, treinramp in Spanje en sluiting van hoerenboten in Utrecht, tot prehistorie is vermalen. Zo’n middag met als enige hoogtepunten een hoge wespendief en een koningspage, allebei vanuit het zwembad. Ruimschoots voldoende. Een heerlijke, echt originele luie middag dus. Ultieme vakantie, ook voor mij. Ook al moet dat wat mij betreft nooit langer duren dan die ene middag.
Maar dat zit wel goed. Want de afgelopen twee dagen flink geklommen. Sowieso kun je hier geen stap zetten zonder te klimmen of te dalen want geen meter is hier vlak, zelfs in de WC heb ik het gevoel dat de vloer een beetje afloopt. Al te hoog wordt het nooit, met een paar honderd meter maximaal heb je het wel gehad, maar dat is toch al genoeg om een zekere onherbergzaamheid te bewerkstelligen van rots en ruimte, half kale hellingen en eenzame, grillig gevormde boomlijken. Genoeg om ons een paar fraaie vergezichten voor te schotelen, diep het omringende bergland in en over het dal van de Minho heen tot aan de oceaan. Genoeg ook om verschil op te merken in aanwezige vogels. Zijn bijvoorbeeld rond dorp en camping hier en daar kleine zwartkoppen te vinden, boven doen provençaalse grasmussen hun intrede. Vliegensvlug zijn die en meestal alweer verdwenen voor je je kijker richten kunt, maar een enkele keer is er een vriendelijke provençaalse grasmus bereid even voor je te poseren en als je dan opschiet kun je even van ‘m genieten. Ook vlogen er op enige hoogte ineens een paar roodstuitzwaluwen tussen de zwaluwen rond. Erg ver boven dorp en camping waren we nog niet eens maar daar heb ik die nooit gezien. En grijze gors, ook zo’n soort waarvoor je een paar honderd meter moet zweten.
De gierzwaluwen die ik ineens hoog boven de bergen zag cirkelen, leken me gewone, al blijft dat lastig op die hoogte. Later beneden, in Vila Nova de Cerveira, zag ik ook vale. Het was bij het burchtje, vlak langs het spoor. De gierzwaluwen vlogen daar soms laag over of zelfs vlak langs je heen en geregeld zag ik er die alle kenmerken vertoonden die in Nederland vereist zijn om vale gierzwaluw te mogen noteren. In Portugal zal men zo streng wel niet zijn maar toch maakte ik er een sport van om de lichte kop te onderscheiden en het oogmaskertje, het donkere zadel en de donkere buitenste handpennen en zelfs iets van de geschubde onderzijde. Wat enkele keren prima lukte: zo mooi zag ik ze nooit eerder, al zal dat mede zijn geweest omdat ik eerder nooit zo goed als nu wist wat ik zien moest. Hoe meer men weet, hoe meer men ziet.
Zo waren we dus na een mooie klim, en vooral afdaling, aangeland in Vila Nova de Cerveira. Het stadje dat zich afficheert als kunstenaarsstadje en dat inderdaad in de burcht een originele verzameling moderne kunst herbergt. Een leuk stadje, met naast de oude burcht ook aan het hoofdplein het kerkje met de wulpse vormen die zo typisch zijn voor Portugese kerkjes maar tegelijkertijd zo in tegenspraak lijken met de vroomheid van het land. De smalle straatjes met steile gevels en smalle balkonnetjes met smeedijzeren hekwerk kennen we inmiddels: zo vind je ze in elke Portugese stad en in elk dorp.
Op de oever van de Minho hielden we ons onder meer bezig met het opbouwen van een Spanje-lijstje zonder een voet in Spanje te zetten. Blauwe reiger, aalscholver, boerenzwaluw. Wat ik ook zag waren zwarte wouwen. Onderweg waren er al vier fraai laag over ons heen gevlogen. Nu zag ik er diverse zowel boven Spanje als, aan de westkant van het stadje, boven de Portugese heuvels. Ze leken af en toe de rivier over te steken en in zuidelijke richting te bewegen. Alsof ze alweer op trek waren.

31 juli 2013


Tijd




zaterdag 17 augustus 2013

Tijd

Het eindeloos voorbij glijden van de eucalyptusbossen, de wijngaarden, de maïsvelden, de akkers, dorpjes en heuvels vanuit de trein van Porto naar Vila Nova de Cerveira: onomkeerbaar duikelen ze de vergetelheid in. Het is de tijd zelf die voorbij gaat. En dan denken wetenschappers dat tijd omkeerbaar is, twee kanten op kan bewegen? Ze zijn gek!
Inmiddels zitten we op de camping nabij Candemil in het uiterste noorden van Portugal. Met een beetje uitzicht zien we Spanje. De camping bestaat uit enkele etages boven zo’n typisch Portugees dal met opeenvolging van akkertjes, veldjes, druivenranken, olijfboomgaarden, groentetuintjes, huisjes, alles klein, alles kort na elkaar, als het ware opeengestapeld, terrasgewijs gerangschikt tegen de hellingen. En onder van die typisch Portugese hoogtes waar de rauwe natuur haar rechten herneemt: altijd gematigd, altijd kalm maar toch venijnig. Traag richten ze zich naar de hemel, kaal en uitzichtloos onder meedogenloze zonneschijn. In de verte zien we de ‘Mills on the Hills’: boven op de hoogste heuveltoppen staan ze in het gelid, een woud van reusachtige windmolens.
Boven dus een verlaten oord, maar hier een mooie, idyllische plek, een toonbeeld van Portugal. Met eucalyptussen, met kurkeiken, hier en daar een paar olijfbomen, af en toe een palmboom, vervallen schuurtjes, half afgebouwde huisjes, verwilderde tuintjes, noem maar op.
Met europese kanaries. Met graszangers: vond ik de eerste keer best verrassend, zo in de bergen, maar er zitten er veel. En met zwarte spreeuwen. Die waren leuk: zelden eerder zag ik ze zo veel en zelden eerder zag ik ze zo dat ik ook echt kon zien dat het zwarte spreeuwen waren en geen gewone: onberispelijk glanzend zwart met gele snavel en de jongen asgrauw en veel donkerder dan bij ons. Op een ochtend zag ik er drie mooi in het ochtendzonnetje samen met twee zomertortels. Dat zijn van die momenten die je bijblijven.
Ook kleine zwartkop hier, zo’n type waarbij je denkt: nu ben ik echt in Zuid-Europa! En ’s nachts de bosuilen die op heldere avonden volop roepen, en de nachtzwaluwen die hier blijkbaar geen vogels zijn van ongerepte heidevelden met struwelen en bosranden zoals bij ons, maar van cultuurland, hoewel dan weer wel een afwisselend cultuurland vol struwelen en bosranden.
Aldus de gewone, min of meer dagelijkse zaken hier in noord Portugal.

29 juli 2013


Zwembad



vrijdag 16 augustus 2013

Porto

Inmiddels twee dagen later weet ik dat het allemaal zo gewoon niet was in Porto. Niet alle gierzwaluwen bijvoorbeeld waren gewone gierzwaluwen. Toen ik gisterochtend voor ons vertrek naar het noorden vanaf de kade van de Douro nog eens goed keek naar de vogels die geregeld boven me vlogen en de rivier leken over te steken op weg naar het zuiden (waren ze al op trek? vroeg ik me nog af), zaten er toch wel erg bruine exemplaren tussen. Ook zag ik geregeld een nogal uitgebreide lichte keelvlek. Af en toe leek wel de hele kop licht, waarbij soms nog net iets van een donker oogmasker zichtbaar was. En waren misschien toch de vleugelpunten niet wat breed? Toen we even later op de bus stonden te wachten, zag ik er ook enkele laag overvliegen: onmiskenbaar vale gierzwaluwen.
Verre van gewoon, althans vanuit ons Noordwest-Europese perspectief, waren ook de spreeuwen die scholen in de dennenbomen verderop langs de kade. Dat waren zeker geen gewone spreeuwen, want die komen hier helemaal niet voor. Ik hoorde meer dan ik er zag maar de scherpe, bijna neurotische kreten die af en toe klonken, hoor je bij onze spreeuwen niet. Althans niet in die mate. Zwarte spreeuwen dus.
En de vale pijlstormvogels die ik vrijdagavond vanaf de punt van het piertje aan de monding van de Douro over zee had zien vliegen, waren al helemaal niet gewoon, wat mij betreft. Wat een fantastisch moment toen ik die eerste vogel in snelle vlucht laag over zee zag vliegen en me begon te realiseren dat ik misschien wel naar een vale pijl stond te kijken. Daarna volgden nog enkele groepjes, sommige wat dichterbij en mooi karakteristiek met tussen de snelle vleugelslagen door korte glijfases. En intussen toonde zich de power van de oceaan: er stond weinig wind maar toch zag je soms de zee tegen de pier opkruipen en over het beton spoelen en de golven meters hoog opspatten, alsof er windkracht 6 stond.

Wat die duizend woorden betreft: ik denk niet dat ik die ga halen maar Porto is ze alle duizend waard!

28 juli 2013


Tijd



donderdag 15 augustus 2013

Porto

De stad, de rivier en de zee: je zou daar duizend woorden aan kunnen wijden en wellicht zal ik dat ook nog wel gaan doen, maar vooralsnog volstaan deze drie: de stad, de rivier en de zee.

De mussen zijn hier nog gewoon huismussen, de zwaluwen gewoon boerenzwaluwen, de gierzwaluwen vooralsnog gewone gierzwaluwen, de koolmezen gewone koolmezen, de kokmeeuwen gewoon kokmeeuwen en de winterkoninkjes gewoon winterkoninkjes, al zingen ze hier net een beetje anders, een beetje opgeruimder dan bij ons. Maar de ‘zilvermeeuwen’ zijn hier allemaal geelpootmeeuwen. En vele van het eenvoudige soort, ook voor larofoben als ik gemakkelijk determineerbaar: adulte vogels met knalgele poten en net een tintje donkerder grijs van boven.
En die ijsvogel aan de Douro was dan wel een gewone ijsvogel, maar dat was natuurlijk al leuk zat.
Meer volgt.

26 juli 2013


Verder in Portugal: Porto
Meer buitenlandse zaken: Mussen