donderdag 17 april 2025

Veere

Ik ben een waardeloze vogelaar. Sta altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plek, al kun je je afvragen of er ooit een goed moment is om op de verkeerde plek te staan. Zo was ik afgelopen weekend in Veere. Nou is Veere een prachtig stadje maar qua vogels is er niet bijzonder veel te beleven. En intussen vlogen in de rest van het land de mooiste soorten af en aan.
Nou moet gezegd dat vogels in Veere niet onze hoofddoelstelling waren, wat half april wellicht onverstandig is. Maar als je dan leest van wouwen in alle soorten en maten en meer, die tijdens ons verblijf in Veere mijn thuisprovincie aandeden, terwijl ik hier nog de grootste moeite had om zelfs maar een buizerd te vinden, dan ga je je toch afvragen of het wel een goed idee was geweest om een weekendje naar Veere te gaan. Nou ja, dacht ik vrijdag nog, met draaihals en meerdere beflijsters in of in de buurt van Oranjezon, tussen Oostkapelle en Vrouwenpolder, kon morgen nog alles goedkomen.
Maar dat kwam het niet. Het was mooi in Oranjezon, een mooi, afwisselend duingebied met geel flakkerende bremstruwelen, kale zandduinen, grazige duinweiden en meer, met zingende boomleeuweriken en nachtegalen, jagende blauwe kiekendief en langs jakkerend smelleken, allemaal leuk, maar zaterdag geen draaihals meer en zelfs geen enkele beflijster.
Maar ik zal ophouden met klagen want ondanks alles denk ik met veel plezier en een toefje weemoed terug aan ons weekendje Veere, aan ons huisje in een rustig wijkje vlak buiten de vesting, aan mijn vroege ochtendwandelingen langs het Veerse meer en de Veerse kreek en aan de pittoreske straatjes in het oude Veere, en dat betekent dat het er goed was. Veere zelf is natuurlijk een kleinood, een pareltje met zijn ranke (voormalige) gemeentehuis met torentje en zijn stoere oude kerk die oogt als een middeleeuwse burcht. Zijn stille straatjes en drukke pleintjes en monumentale herenhuizen en zijn ommuurde binnentuinen waar je meestal nog wel over de muurtjes heen naar binnen kon kijken in een verscheidenheid aan mini-paradijsjes half verscholen achter die muurtjes. En alles omkranst door zijn statige vestingwerken en zijn singels, bekroond door een oogverblindend witte molen.
Die vestingwerken vormen de aanzet tot de omgeving van Veere en die is eigenlijk best interessant. Aan de noordoostkant grenzen ze aan het Veerse meer en in het noordwesten aan de af en toe behoorlijk ongerepte oeverlanden erlangs, enerzijds ruige struweelvegetatie en anderzijds rijzig populierenbos dat overgaat in het Veerse bos dat een uitgestrekt stelsel van oude kreken omvat, half natuurlijke waterlopen half verscholen achter rietlanden en bosranden. Goed voor idyllische doorkijkjes langs hoge bosranden en in kreken kronkelend langs gele rietkragen. Natuurlijk, ook daar heb ik vergeefs lopen zoeken naar draaihals en beflijster en ook daar heb ik vergeefs de lucht afgespeurd naar wouw of steppekiekendief, maar ik had er wel mijn eerste koekoek van het jaar, op het Veerse meer prachtige middelste zaagbekken, en in het krekengebied een erg fraaie roerdomp die ineens laag langs me heen kwam vliegen. En daar kan natuurlijk geen wouw tegenop, in elk geval geen wouw die je niet gezien hebt.

13 april 2025


Mijn weblogkasteel








donderdag 10 april 2025

Wij geluksvogels

Dat we leven in een tijdperk, zeg tweede helft van de 20e eeuw en de eerste paar decennia van de 21e, en in een regio, het rijke en welvarende westen, die gezamenlijk verreweg de beste levensomstandigheden, de meeste welvaart, het grootste comfort en ook de grootste veiligheid ooit hebben voortgebracht in de geschiedenis van de mensheid, maakt iedereen die dit leest, iedereen die dit lezen kan, tot ongelooflijke geluksvogels. Dat vergeten mensen nog weleens. Het maakt dat we eigenlijk geen enkel recht hebben om over wat dan ook te klagen. Dat neemt niet weg dat ik er behoorlijk van kan balen dat ik alweer al die leuke soorten misloop die iedereen om me heen, zo lijkt het, wel ziet. Van alle rode wouwen die de afgelopen weken gemeld zijn op hun trek naar het noorden, zag ik er nog niet een. Voor de beflijsters die ter onderbreking van hun trek bivakkeren op heidevelden en ruige terreinen, geldt hetzelfde. Net als voor al die steppekiekendieven, draaihalzen en havikarenden. Het wil gewoon maar niet lukken de laatste tijd. Ik doe erg mijn best maar meestal kom ik thuis met niet meer dan wat modale doorsnee-soorten. En natuurlijk wil ik ook daar ten volle van genieten want wie het kleine niet eert enzovoort, maar soms is dat best lastig.
Als ik dan niet zelf een leuke soort kan vinden, dan moet ik maar naar gevallen toe die anderen al voor me gevonden hebben. Daarom vandaag naar Elst, voor een hop in Plantage Willem III. Maar al na mijn eerste inspectierondje op de plek waar-ie gisteren tot eind van de middag gezien is, was duidelijk dat het een moeilijk verhaal ging worden. Het is een prachtig gebied, met verspreidde bosjes glooiend naar de bosrand in de verte, maar het is ook groot en onoverzichtelijk en zo’n beest kan overal wel zitten. Maar vooralsnog kon niemand hem vinden.
In de Elster Buitenwaard geweest, waar zich geen spannende steltjes vertoonden en geen spannende rovers over de rivier trokken. En weer terug in de Plantage Willem III waar geen beflijsters, geen tapuiten en geen paapjes maar slechts boompiepers en roodborsttapuiten. En hop nog altijd niet teruggevonden dus waarschijnlijk zat-ie nergens. Maar klagen daarover, dat doe ik natuurlijk niet.

6 april 2025

Mijn weblogkasteel







vrijdag 4 april 2025

Biesbosch

Uit de categorie ‘dat viel toch weer mee’: mijn dagje Biesbosch vandaag. Het was een prachtige lentedag vandaag met volop zon, maar wel met ook een stevige en frisse (of moet je zelfs zeggen: een koude) noordwestenwind.
Als je als vogelaar naar de Biesbosch gaat, hoop je natuurlijk vooral op zeearenden en visarenden. Wat dat betreft begon de dag goed: al meteen vanuit het uitkijkpunt aan het eind van de Ooyevaar, zowat midden in polder Hardenhoek, zag ik op de grote plaat halverwege de polder een jonge zeearend zitten. Maar toen ik de telescoop geïnstalleerd had, kon ik hem niet meer vinden. Toen ik weer met de verrekijker keek, zag ik ‘m laag over het water vliegen maar met de telescoop kon ik ‘m opnieuw niet terugvinden. Hij was alweer gevlogen. Nou ja, het zou de laatste wel niet zijn.
Het kleine leed dat een vogelaar kan overkomen. We zullen er maar niet al te hard over klagen. Ook niet over die wind, hoewel die me nu wel parten begon te spelen. Het was koud, het was af en toe zwoegen en de vogels zongen maar mondjesmaat. Naast op zee- en visarend had ik gehoopt op wat leuke lentesoorten, wat typische rietvogels. Maar rietzangers en blauwborsten zwegen in alle talen en er was nog geen zwaluw te bekennen. Natuurlijk zong af en toe luid de cetti’s zanger en geregeld liet ook fitis van zich horen maar vaak was het een stille boel, als je het geruis van de wind wegdacht. Wel mooi waren natuurlijk de grutto’s die met honderden in Hardenhoek bivakkeerden, en prachtig waren de tientallen ijslandse grutto’s die zich daartussen bevonden maar iets spannenders kon ik niet vinden. Een paar zomertalingen, af en toe zwartkopmeeuw: aangenaam maar geenszins verrassend. En arenden lieten zich vooralsnog niet zien.
Ik zwierf wat door de Noordwaard, kwam langs het Biesboschmuseum en zat een tijdje op het uitkijkpunt bij Pannenkoek. Ik zag kleine zilverreiger en hoorde matkop zingen, wat tegenwoordig een vermelding waard is, maar van zeearend geen spoor, laat staan van visarend. Tot ik terug was op het dijkje aan de oostkant van Hardenhoek. Ver weg boven de bosrand aan de overkant zag ik daar eindelijk weer een zeearend vliegen. Opnieuw was die echter uit beeld toen ik de telescoop, intussen opgeborgen vanwege de harde tegenwind, weer had geïnstalleerd.
Nou ja, geen visarend dus vandaag. Er zijn ergere dingen. Nog even prachtige ijslandse grutto’s en een mooi stel zomertalingen dichtbij in Hardenhoek en daarna terug naar de pont. Vanaf de pont nog even twee meeuwen geïnspecteerd die boven de dijk hingen. De een was een onvolwassen beest van onbekende komaf, de ander … verrek: visarend!

30 maart 2025


Mijn weblogkasteel

woensdag 19 maart 2025

Winterswijk

Excursie met vogelwacht Utrecht. Het was een stralende hoewel ook erg koude lentedag dus dat was alvast meegenomen. Winterswijk is inmiddels een bekende bestemming voor Nederlandse vogelaars en daarvoor geldt een zo niet verplicht dan toch in elk geval gebruikelijk programma. We waagden ons vandaag aan twee alternatieve bestemmingen maar die leverden geen van beide iets op. De traditionele bestemmingen deden het zoals verwacht mocht worden een stuk beter. Dat is nou eenmaal waardoor ze het tot traditionele bestemming hebben gebracht.
We begonnen, zoals altijd, te Bekendelle, vermaard stukje beekbegeleidend bos met poelen en vochtige bosgrond waaruit een enigszins vervallen bos oprijst met talloze kunstige stellages van halfdood hout. Veel dood hout is goed voor spechten en dat is dan ook de belangrijkste specialiteit van Bekendelle. En ook al hoeven wij Utrechters voor spechten tegenwoordig niet meer ver te reizen, een bezoek aan Bekendelle blijft immer een genot. We hoorden kleine bonte, zowel roffelend als roepend. We hoorden middelste bonte, zowel zijn gewone roep als zijn baltsroep, en zagen er ook diverse. En we zagen een paar keer zwarte en hoorden drie verschillende roeptypes. Met ook nog grote bonte spechten en herhaaldelijk verre roep van groene hadden we de spechten compleet. Tijd voor onze volgende bestemming.
Dat was, zoals altijd, de oude steengroeve. Voor de oehoe uiteraard, en die zat er, wat geen verrassing was. Mevrouw lag lui uitgespreid over haar richel en liet zich met enige moeite (moeite onzerzijds, haar kostte het zo te zien geen enkele moeite maar wij moesten ons in allerlei bochten wringen om een beetje fatsoenlijk door de paar geschikte kijkgaten in de kijkwand te kunnen kijken maar dan liet ze zich ook) mooi door de telescoop bekijken.
Een uitstapje naar de Valkeniersbult leverde niet op wat we gehoopt hadden. We speurden zorgvuldig de braamstruwelen langs de grazige grasveldjes af maar voor grote vos, een zeldzame vlinder, zal het nog wel te koud geweest zijn.
Waarop we naar het Korenburger- (of Meddosche) veen gingen, hopend op kraanvogels. Die zijn me daar de afgelopen jaren diverse keren gelukt maar dat biedt uiteraard geen enkele garantie en we moesten maar afwachten of we ook dit jaar zo gelukkig zouden zijn. We hadden echter nog amper de auto’s geparkeerd langs de Korenburgerveenweg toen we al hun prachtige getrompetter hoorden. De bijbehorende kraanvogels waren gauw gevonden: eerst twee en daarna nog eens drie vlogen geruime tijd prachtig laag rond boven de velden van de bufferzone rond het veen.
Met een fraaie oehoe en prachtige kraanvogels hadden we weer eens niets te klagen. Restte nog de traditionele wandeling door en langs het Korenburger- dan wel het Meddosche veen. Verderop heb je ook nog het Vragenderveen en die naamgeving heeft bij mij altijd tot verwarring geleid: geen idee waar nou precies het ene ophield en het andere begon. Dus het maar eens opgezocht. Afgaande op Waarneming.nl heet het gehele veengebied hier, ten westen van Winterswijk, Korenburgerveen. Het deel daarvan waar onze wandelroute liep, ten noorden van de spoorlijn, is het Meddosche veen, dat dus deel uitmaakt van het Korenburgerveen. Het westelijke deel ten zuiden van de spoorlijn is het Vragenderveen. Daarvoor geldt hetzelfde. En de zuidoostelijke helft van het gebied heeft de naam Korenburger- en Corlesche veen gekregen. Weten we dat ook weer.
De wandeling leidt door het Meddosche veen (maar dus evengoed door het Korenburgerveen), langs een weelde van natte poelen met onder andere heikikkers, langs geel wuivende veenlanden en langs kronkelende bosranden. Geregeld hoorden we in de verte een luid trommelende zwarte specht, die klinkt echt als een machinegeweer. Een jagende torenvalk stootte, heel atypisch, een bokje op. En ineens hoorden we dicht bij elkaar minimaal drie zingende matkoppen, tegenwoordig het vermelden meer dan waard, waarvan bovendien eentje zich mooi liet zien.
We sloten af met een vergeefse zoektocht naar geelgors op een sober ingericht en afgelegen kampeerterreintje tussen wat restjes bos. Ook zonder geelgors was het een heerlijke plek, ideaal om ooit weer eens te gaan kamperen, mocht het daar ooit weer eens van komen. Weinig kans, die tijd is vermoedelijk voorbij.

16 maart 2025


Mijn weblogkasteel

dinsdag 4 maart 2025

Zeearenden

Ik had al maanden geen zeearend gezien. Terwijl er toch regelmatig een of zelfs meerdere gemeld worden in de omgeving van Utrecht. In de Zodden, in polder Maarsseveen, boven de Hoogekampse plas, maar nooit waar ik bij was. Dan komt er een dag dat je tegen jezelf zegt: en nu is het genoeg geweest, nu wil ik een zeearend. Al was het maar om iets meer ontspannen de volgende melding van een zeearend bij Tienhoven of achter Maarssen te kunnen doorstaan. En wat doe je dan? Dan ga je naar de Oostvaardersplassen.

De eerste zeearend zag ik vanaf de Knardijk vrij ver maar door de telescoop toch fraai hoog in een boom zitten. Een nog jonge vogel, vermoedelijk vorig voorjaar uit het ei gekropen. De tweede zag ik vanaf het pad dat vanaf het bezoekerscentrum het gebied in gaat. Bijna een kopie van de vorige: een jonge vogel mooi hoog in een verre boomtop. Daarna zag ik vanaf hetzelfde pad nog enkele keren een jonge zeearend vliegen, waarbij altijd de vraag is hoeveel verschillende vogels dat nou eigenlijk betrof.
Vanuit kijkhut De Schollevaar zagen we onder andere een fraaie adulte vogel met lichte kop en gele snavel midden in de plas hoog in een kale boomstam zitten. En toen ik vanaf de veel te drukke hut alweer terugliep, verschenen er eerst één, daarna twee en toen zelfs drie zeearenden tegelijk zowat recht boven ons in de helder blauwe hemel. Een ervan was een fraaie adult, met smetteloos witte staart. Misschien dezelfde als ik zojuist vanuit de hut gezien had.
Ik zag nog een zeearend rondvliegen vanaf de Praamweg bij het wildrooster, opnieuw een volwassen vogel. En na een succesvol bezoekje aan een bokje op amper tien meter afstand vanuit kijkhut de Oeverloper, zag ik nog minstens drie zeearenden vanaf de Kleine Praambult en minstens één vanaf de Grote.
Elke zeearend is een indrukwekkende verschijning, elke keer weer wordt je als het ware overvallen door dat imposante voorkomen. Die fiere kop, die zware snavel, die eindeloos lange en brede vleugels. Maar er komt een moment dat je ze niet meer invoert, dat je er niet eens de telescoop meer voor pakt.

1 maart 2025


Mijn weblogkasteel







zaterdag 1 maart 2025

Ruigenhoek

Ik had alweer vele weken, misschien wel maanden geen ijsvogel meer gezien. In elk geval dit jaar nog niet. Wel gehoord, maar niet gezien. Maar vanmorgen, in de Ruigenhoekse polder, zag ik er eindelijk weer eens een, en meteen heel dichtbij. En een ijsvogel is zoals bekend zeer het aanzien waard. Zeker zo dichtbij.
Intussen zijn de grote zilverreigers alweer uit de onmiddellijke nabijheid aan het verdwijnen, zoals ieder jaar als het voorjaar eraan komt. Maar vanmorgen in de Ruigenhoekse polder had ik er ineens weer drie.
En in de Gagelpolder had ik mijn eerste zingende tjiftjaf van het jaar. Niks te laat en een heerlijk startschot voor de komende lente.
En zo had ik weer eens een hele fijne ochtend, gewoon op mijn dagelijkse ommetje effe voor het werk en zonder dat daar topsoorten aan te pas hoefden te komen. Dat kunnen we in deze wat duistere tijden wel gebruiken.

27 februari 2025


Mijn weblogkasteel

woensdag 29 januari 2025

Van Beverwijk naar Krommenie-Assendelft

Na alle grote verhalen de afgelopen tijd hier een klein en onbeduidend verhaaltje. Effe naar Beverwijk voor grote burgemeester. In geen enkel opzicht vergelijkbaar met brileider of pacifische parelduiker, maar toch alweer drie jaar geleden dat ik er nog een zag. Dus het was weer eens tijd.
Hij was gauw gevonden, was een makkie. Hij zat het grootste deel van de tijd op een van de lantaarnpalen langs de Noorderkade, ging af en toe een stukje vliegen en zat ook enige tijd op het water van de naastgelegen haven. Een mooie, stoere vogel.

Dat was vlot gegaan dus ik had nog veel tijd over om iets mee aan te vangen. Voor de trein terug vond ik het nog te vroeg dus maar wat in de buurt rond gelummeld. Zo raakte ik verzeild in het Aagtenpark, een mooi geaccidenteerd terrein (een oude vuilnisbelt? Veel van die geaccidenteerde parken zijn oude vuilnisbelten) met uitgestrekte grasvelden. Niet van die nette, kortgeschoren en altijd groene gazons, maar mooi ruig en bultig grasland. Met erdoorheen stroken van karig kreupelhout en hier en daar wat spichtige boompjes leek het me wel het soort terrein waar je je, zeker zo dicht bij zee, iets geks kunt voorstellen. Ik kon het niet vinden, maar ik heb mijn best gedaan.
Tenslotte belandde ik aan de andere kant van de naastgelegen snelweg in de polder. Door die polder naar Krommenie-Assendelft gefietst. Nou was die polder niet erg bijzonder, ook geen vogels van betekenis kunnen vinden, alleen in de verte die schorsteen met die gekleurde hoepels eromheen die je altijd vanuit de trein ziet, maar het is leuk om van Beverwijk naar Krommenie-Assendelft te hebben gefietst.

26 januari 2025


Mijn weblogkasteel