dinsdag 26 april 2022

Update

Effe een paar ouwe koeien. We hadden dus een weekje Ameland en wat was me opgevallen? Niet één zwartkop daar, terwijl ik die in Utrecht toch echt al had voor we naar Ameland gingen. En nog niet één fitis, soort die tijdens mijn verblijf op Ameland al geregeld gemeld werd uit het Utrechtse. In Ameland loopt de lente blijkbaar een weekje achter op de rest van het land. Niet zo vreemd, daar zit immers een Waddenzee tussen. Dus toen ik terug was in Utrecht meende ik wel eventjes fitis te kunnen gaan opstrijken. Nou, dat viel nog niet mee. Rond Maarsseveen geen fitis. In de Molenpolder niet, in de Veenderij en in het bosje van Robertson niet, in de Tienhovense plassen niet en in de Taartpunt niet. Het had blijkbaar niet alleen aan Ameland gelegen dat ik fitis niet had kunnen vinden. Ze zijn gewoon laat. Zoals ook heel wat andere voorjaarssoorten momenteel erg laat zijn. Pas vandaag bijvoorbeeld had ik mijn eerste gierzwaluw, nog net voor koningsdag. Kleine karekiet nog steeds niet. Koekoek: één keertje horen roepen.
Terug door de Tienhovense plassen overigens toch nog een paar keer het riedeltje van fitis. Hoera!

Het zijn meest prachtige lentedagen sinds we terug zijn van ons stormachtige weekje Ameland. Heldere luchten, volop zon, oostenwind. Dus, je kunt er de klok op gelijk zetten, dus vliegen overal de wouwen en de visarenden en soms nog wat mooiers. Alleen: nooit waar ik ben, in elk geval niet als ik er ben. Iedereen ziet ze, keer op keer worden ze gemeld op de diverse vogel-appgroepen, maar ik sta nog altijd droog. Ik weet het, er is meer aan de hand in de wereld, zaken van groter gewicht, Oekraïne, klimaat, dus waar hebben we het over? Tel uw zegeningen: mooi groepje regenwulpen hier, fraaie steenuil in avondschemer daar, maar toch, één keer een wouw, dat zou best leuk zijn. Of een visarend, ook goed.
Op een eenzame grijze dag tussendoor was ik in de Westbroekse Zodden. Er waren drie beflijsters gemeld, en elk jaar wil je toch minstens één keer beflijsters zien. Was me dit jaar tot dan toe nog niet gelukt en ook toen leken ze me niet gegund. Nergens te bekennen. Maar toen ineens zaten ze daar, met zijn drieën bij elkaar foeragerend op een legakkertje. Waarna ik verderop in een verre boom een zeearend ontdekte. Geen wouw, maar toch bijna net zo leuk. (Nog niet zo heel lang geleden zouden ze je na zo’n uitspraak met open mond staan aangapen maar tegenwoordig lijkt zeearend wel gewoner dan rode wouw.) Hij zat nogal ver weg maar was toch indrukwekkend. Zeker toen hij begon te vliegen. Geruime tijd cirkelde hij rond, hoog boven de panikerende ganzen.
Ik moest me de komende tijd dus maar niet meer teveel beklagen. Het helpt toch niet.

Als de leuke soorten niet naar mij toe komen, moet ik maar naar de leuke soorten toe. Het is een beproefd concept. Daarom maar eens richting Biesbosch getogen. Het was me om amerikaanse wintertaling te doen, in de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Meestal geen soort waar ik meteen voor in de trein stap maar toen ik het eens nakeek, bleek dat mijn laatste uit 2015 stamde, zeven jaar geleden. Dus eigenlijk werd het wel weer eens tijd. Bovendien: ’s-ochtends nog gemeld! Daar hoop je op bij elke twitch, dus moest ik nu maar gaan ook.
Hij was gauw gevonden, maar veel was er aanvankelijk niet aan hem te zien. Hij zat ineengedoken te slapen en je zag nog net een stukje van de verticale witte streep langs de borst die hem onderscheidt van onze wintertalingen. Wat eigenlijk veel opvallender was, was wat je niet zag: de horizontale witte streep over de vleugel, het andere onderscheid tussen de beide broedersoorten (de onze heeft die wel, de amerikaanse niet). Voldoende bewijs dus, maar je wilt toch wat meer. Uiteindelijk werd geduld beloond: hij begon te bewegen, werd actief en liet zich zo mooi zien als we maar wensen konden, poetsend en slobberend, zodat ook de subtielere kenmerken te zien waren. Met ook nog twee prachtige steltkluten ter plaatse werd het al met al een succesvolle twitch.
De verdere dag besteed aan de Brabantse Biesbosch, met zwartkopmeeuwtjes, een mooie cetti’s zanger en verre visarenden op het nest.

vrijdag 22 april 2022

Garderen

Het was weer zo’n typische ‘lekenvondst’. Iemand voert zomaar een italiaanse mus in op Waarneming.nl. Hmmm, het zal wel …, denk je dan. Met foto's: geen grijs op de kruin. Hybride met ringmus? Nee, daarvoor klopt er teveel niet; te weinig ringmus in de vogel, feitelijk. Afwijkende huismus dan? Maar het is niet alleen de bruine kruin die daaraan niet meewerkt, er zijn nog een paar subtielere kenmerken: wang witter dan bij huismus bijvoorbeeld, en een fijn wit streepjespatroon voor en boven het oog. En je moet bekennen: eigenlijk klopt gewoon alles prima voor italiaanse mus. Eén kanttekening: er zijn, lees ik in de Engelse versie van de Svensson e.a., een oost mediterrane populatie (Italië, Sicilië, Kreta) en een Noord-Afrikaanse populatie. De oost mediterrane populatie wordt meestal beschouwd als een aparte soort, overigens voortgekomen uit hybridisatie tussen huismus en spaanse mus. Het is een zelfstandige populatie die zichzelf in stand houdt. De Noord-Afrikaanse vogels zijn dat blijkbaar nog niet want die worden gezien als directe hybriden tussen, inderdaad: huismus en spaanse mus. Waar de vogel van Garderen vandaan komt? Helaas is het verschil tussen beide populaties in het veld niet te zien, begrijp ik. Niet zo vreemd, want feitelijk zijn beide van huis uit hybrides van huismus en spaanse mus. En dat is natuurlijk een probleem. DNA, wordt er dan altijd geroepen, maar kun je in zo’n geval met DNA wel verschillen aantonen? vraag ik me af.

Interessante materie, en hoe dan ook een eersteling voor Nederland, of het nou een soort is uit de oostelijke mediterrané, of een hybride uit Noord-Afrika. Razend zeldzaam, dus tijd om af te reizen naar Garderen. Trein naar Putten en tien kilometer fietsen door de Veluwse bossen, wat sowieso geen straf is. In Garderen was het eerst heel even zoeken naar het juiste huis en daarna nog een half uurtje wachten maar toen zat-ie daar ineens: een op het oog zuivere italiaanse mus. Bruine kruin, wang witter dan bij huismus (er was voldoende vergelijkingsmateriaal voor handen) en een fijn wit streepjespatroon voor en boven het oog. Weer een historische gebeurtenis in ornithologisch Nederland dus, zoals we die de laatste tijd zo veel meemaken. Er wordt heel wat geschiedenis gemaakt. Tijdje bij staan toekijken. Het is feitelijk maar een eenvoudig vogeltje voor zoveel geschiedenis, maar het is een mooi beestje.
Waarna ik nog zowat een halve dag had om te genieten van de Veluwse bossen, de Veluwse heidevelden, de Veluwse zwarte spechten (nou ja, eentje), de Veluwse bonte vliegenvangers en het oude Veluwse cultuurlandschap, voor ik terug was in Putten.

18 april 2022


Meer: Tholen






donderdag 21 april 2022

Ameland

Het was een woest weekje, afgelopen week op Ameland. Veel wind, veel kou, veel zon en veel buien. Beleef de lente! Vanuit ons vakantiehuisje aan de rand van het lieflijke Hollum, aan het westelijke uiteinde van Ameland, hadden we zicht op de Westermieden, met onder andere dagelijks rotganzen, kramsvogels en baltsende grutto's, op het Hollumerbos en op de vuurtoren die hoog uit het Hollumerbos oprijst.
Op zaterdag trein, bus en boot. Bij Holwerd de eerste bonte strandlopers en tureluurs, op de Waddenzee de eerste eiders, de eerste van vele, en op Ameland de eerste rot- en brandganzen, de eerste van heel erg vele. Al in de eerste groep, vlak na de veerdam, vond ik een prachtige zwarte rotgans, een soort die zich vooral onderscheidt door een helderwitte veeg langs de flank, iets wat altijd verbazing opwekt: waarom heet zoiets dan zwart? Ik schreeuwde naar voren maar ik was al te ver achterop geraakt en mijn reisgenoten hoorden me niet. Zwarte rotgans was Esthers grootste wens, nadat ze twee mogelijke zwarte rotganzen op onduidelijke foto van anderhalve maand geleden, toen ze een paar dagen alleen op Ameland was, onlangs zag afgekeurd. Dat zal dus voor een andere dag zijn. Maar ik kon haar geruststellen: er zat er nog minimaal één.

Op zondagochtend om te beginnen naar het duinmeertje in de Lange Duinen gefietst. Mooie zonnige maar nog koude ochtend. Zingende veldleeuweriken, jodelende wulpen en natte stukjes met riet en bosjes en zingende blauwborst. Een duistere lucht aan de horizon ontpopte zich tot een stevige bui. Geschuild in de vogelkijkhut aan het duinmeertje: klassieke win-winsituatie. Mooi baardmannetje dichtbij in het riet. Terug thuis kon ik zo aanschuiven aan het ontbijt.
Daarna met Esther en Renske op zoek gegaan naar de zwarte rotgans. Door het polderland richting Nes gefietst. Lekker windje achter: die was gedraaid want gisteren toen we juist van de veerdam afkwamen, hadden we hem ook mee gehad. Volop groepen ganzen afgespeurd. Het waren er weer onnoemelijk veel. Aanvankelijk slechts gewone rotganzen, en brandganzen natuurlijk, en vele groepen van honderden goudplevieren. Die zijn samen wel bepalend, tot dusverre op het eiland. Ongeveer ter hoogte van Ballum dook er ineens een roodhalsgans op, eigenlijk veel mooier dan zwarte rotgans maar toch nog niet helemaal de soort waar we voor kwamen. Al zijn de roodhalsganzen op de Waddeneilanden, vaak in familiegroepen, altijd wel een stuk spannender dan die op het vaste land, waar er altijd een geurtje van vogelkooi aan ze kleeft. Die van de eilanden zijn eigenlijk wel van onverdachte herkomst. Voor zwarte rotgans moesten we wachten tot hetzelfde landje waar ik er een dag eerder een gevonden had. Een fraaie, zeer uitgesproken vogel hield zich daar op tussen de rotganzen en was uiteindelijk ook aan Renske en Esther wel besteed. Er zat ook nog een witbuikrotgans tussen, een onvolwassen vogel dus niet zo uitgesproken van kleur en veel lastiger aan te wijzen, maar uiteindelijk lukte ook die. En voorbij de veerdam, inmiddels ter hoogte van Buren, vonden we nog een groepje van drie roodhalsganzen. Dat was wel het begin van een echte familiegroep vond ik. Er zaten er vast nog wel een paar die ik niet vinden kon.

En zo werd het maandag. Ik word (ook) hier elke dag vroeg wakker dus maak elke dag een vroeg tochtje, meestal in mijn eentje. Vandaag een regenachtig tochtje, eerst langs de rand van het Hollumerbos en daarna midden door het bos terug. Leuk tochtje, ondanks het weer, met onder andere twee rouwkwikstaarten.
Pas in de middag leek het weer op te klaren. Met zijn drieën naar het ‘Ballumer beleefstrand’, ja, ik heb die naam natuurlijk niet verzonnen maar het staat met grote borden bij de zeereep aangegeven. Het Ballumer beleefstrand is eigenlijk helemaal geen strand. Het strand is daar verworden tot een afwisseling van zilte kwelders, drassige vegetatie en lagunes. Heel wat te beleven dus, ik heb daar goede herinneringen aan van een vorige keer op Ameland. Met de opklaringen viel het wat tegen, het bleef meest grijs en miezerig maar het leverde wel onder andere een van dichtbij opvliegend bokje op en twee mooie sneeuwgorzen vlakbij in de zeereep, dus mij hoor je niet klagen.

Op dinsdagochtend voerde mijn dagelijkse ochtendommetje me langs het Hollumerbos en langs de laatste duinen naar de Waddendijk. Het was een heerlijke, rustige ochtend met weinig wind en zelfs af en toe een waterig zonnetje. Stilte voor de storm, verzekerde mij een praatgrage voorbijganger: voor woensdag t/m vrijdag lagen de snelboten naar Vlieland en Terschelling er al uit vanwege de verwachte stormachtige wind. Nou ja, dat zagen we dan wel weer. Voorlopig genoot ik van deze heerlijke ochtend.
Over de dijk langs het wad gelopen. Zowel in de polder als op de dijk weer flinke groepen rot- en brandganzen. En ineens tussen de rotganzen op de dijk een prachtige roodhalsgans. Alweer een roodhalsgans, en veel dichterbij dan gisteren, wat een feestje hier op Ameland. Verder laag water en flinke stukken droog liggend wad, met de bijbehorende wadvogels: eiders, alweer een paar grote sterns, rosse grutto, kanoet, tureluurs, steenlopers, bonte strandlopers en honderden wulpen. Roodhalsgans vond ik even later op geluid terug langs het polderweggetje terug naar Hollum. Vanuit de nabije groep brand- en rotganzen hoorde ik herhaaldelijk een aparte, afwijkende roep en na even zoeken vond ik de bijbehorende vogel: roodhalsgans.
Later, inmiddels zonnig, met zijn vieren dit nog dunnetjes overgedaan: langs het wad richting veerdam. Ik kon de anderen meteen roodhalsgans laten zien. Even verderop op de kwelder nog een. Of dezelfde die achter ons aan gevlogen was? Hier ook een fraaie en onberispelijke adulte witbuikrotgans. Het gaat goed met de ganzen deze week.

Woensdag zou de dag van de storm en de regen moeten worden. De weersvoorspellingen waren in elk geval onheilspellend en ik kreeg van het vasteland appjes over hoe slecht getimed ons weekje Ameland wel niet was. Ik kon iedereen geruststellen: het weer hier viel enorm mee. Ook vandaag. Echt stormachtig en nat werd het pas aan het eind van de middag en toen had ik al mijn ochtendwandelingetje met Esther gemaakt. Langs het Hollumerbos, door het bos en over het strand terug. In het begin was het zelfs nog licht zonnig geweest. En ik was al in mijn eentje naar zee geweest: kijken wat de wind te berde bracht. Dat was niet veel. Het was dan ook de verkeerde tijd (april) en de verkeerde wind (zuidwest, dat is op Ameland aflandig). Zwarte zee-eenden, af en toe een grote stern, dat was het wel. Ik was in de kijkhut in de Lange Duinen geweest. En was, toen ik terug in ons huisje de melding zag van roodhalsfuut in het duinmeertje, teruggegaan om die misser nog even goed te maken. Dat is met enige moeite gelukt: twee zag ik er, niet in het duinmeertje waar je vanuit de hut zicht op hebt, maar vanaf een duintopje in de uitgestrekte wateren daarachter, direct achter de zeereep. Pas daarna begonnen beetje bij beetje storm en regen de kop op te steken.

Donderdag de naweeën van wat we toch maar de storm zullen noemen, al is het een Storm Zonder Naam gebleven. Veel wind en geregeld regen nodigden niet uit tot al teveel activiteiten. ’s Morgens wadvogels gekeken aan de Waddendijk. Goudplevieren, drieteenstrandlopers, grote sterns, maar vanwege de toch wel forse wind niet al te lang gebleven. En aan het eind van de middag, of het begin van de avond zo je wilt, inmiddels rustig en opgeklaard, nog even naar de kijkhut. Kuifduiker. Redelijk dichtbij maar zon recht tegen, had nu misschien liever wind en regen gehad, maar oorpluimen lichtten als goud op in het zonlicht.

Op vrijdag met Esther meegefietst naar de veerdam. Esther nam daar een dag eerder de boot terug, ik fietste verder naar het oosten. Langs de meest oostelijk gelegen polders. Langs nieuwe massa’s rot- en brandganzen, een mannetje zomertaling en roodhalsganzen! Ik telde er liefst zeven tussen de rotganzen: mijn grootste aantal bij elkaar ooit. Toen ik dichterbij was telde ik er nog maar vier, maar die zaten wel prachtig dichtbij. Van nog onberispelijker herkomst krijg je ze niet. Uiteindelijk bereikte ik het uiteinde van het gecultiveerde deel van het eiland, parkeerde mijn fiets, wandelde de duinen in en belandde op de uitgestrekte kwelders van het Nieuwlandsreid. Het Oerd was nog een kilometer of vijf verderop maar hier was het net zo uitgestrekt, net zo ongerept, net zo leeg en verlaten. Ook hier de eindeloze kwelders met de plassen en prielen waar al de Waddenzee huisde. Aan de horizon aan de ene kant de Waddenzee en aan de andere kant de duincontouren, terwijl boven me de veldleeuweriken zongen.
Op de terugweg bleek de wind toch nog tamelijk stevig en leek die wel elke kilometer steviger. Twaalf kilometer tegenwind te gaan. Een boerenzwaluw bracht toch nog even lente. En elke keer dat ik, om voor even aan de tegenwind te ontsnappen, aan zee ging kijken vlogen er wel een paar jan van genten over zee. Sommige ver weg maar sommige ook mooi dicht achter de branding. Alle adult, alle naar west. Waarna ik moe maar voldaan nou ja, dat kunt u raden. Tijd om uit te rusten.

Zaterdag opruimen en inpakken en ons door de westenwind rustig richting Nes laten blazen. Dat hadden we toch goed bekeken: vorige week meewind van de boot naar ons huisje, vandaag meewind van ons huisje naar de boot. Nog wel een bui tussendoor maar verder scheen de zon. Nog even verpoost in Nes en tenslotte de boot genomen.

9 april 2022


Meer lezen? Corvee










vrijdag 1 april 2022

Lente tot stilstand

Aan het begin van afgelopen week dachten we nog: fitis, die gaat deze week wel komen. Tjiftjaf en zwartkop waren inmiddels binnen dus het was er wel tijd voor. Intussen zijn we aan het eind van de week: nog geen fitis. En dat gaat deze week niet meer gebeuren ook. Al een paar dagen had ik het gevoel dat de lente een beetje tot stilstand gekomen was. Ik had al zwartkoppen maar de laatste dagen hoorde ik ze niet meer. Zowat een week geleden had ik al mijn eerste rietzanger maar ik wacht nog steeds op mijn tweede. Niet zo vreemd natuurlijk: ook het weer is er een stukje guurder op geworden. En vandaag is er dan een flink pak sneeuw overheen gekomen, het zal niemand zijn ontgaan, en kan het voorjaar weer even in de ijskast gezet. Haha, letterlijk. Het is weer effe winter. Ik was in Beukenburg, altijd een mooie plek om van de sneeuw te genieten. Statige lanen, open velden, bosranden en overal die tinteling van wit op het veld, op de stammen, op de takken. Vooral als je met de wind mee keek was het feestelijk, als je zag hoe de wind overal op die stammen en die takken een laagje wit had afgezet. Als je de andere kant op keek zag het er vaak veel minder feeëriek uit. Prachtig allemaal, voor even, maar straks graag weer lente, wat mij betreft.

1 april 2022