zondag 25 januari 2015

Bunschoten-Spakenburg

Ik heb wel wat met die schattige oude stadjes aan het IJsselmeer (of in dit geval het voormalig IJsselmeer) de laatste dagen. Eergisteren Medemblik, vandaag Bunschoten-Spakenburg. Opnieuw een knus haventje, oude huisjes, charmante geveltjes, smalle straatjes, een oud dorpskerkje en een vrouw in klederdracht die haar hondje (niet in klederdracht) uitliet.
En ook dit keer was dat het niet waarvoor we de deur waren uitgegaan.
Eerlijk gezegd vond ik na het wat mij betreft uitermate succesvolle 2014 dat het dit jaar ook best ietsje minder mocht. Maar tot nu toe lijkt dat nauwelijks het geval. Na oosterse tortel en amerikaanse oeverloper stond vandaag kleine trap op het programma, gisteren ontdekt in Arkemheen. De prachtige foto’s zouden ongetwijfeld weer vele liefhebbers naar de polder bij Nijkerk lokken.
Vanmorgen was het nog even nagelbijten. Sneeuw en ijzel van afgelopen nacht hadden het treinverkeer danig ontregeld en voorlopig reden er geen treinen van en naar onder andere Utrecht en Amersfoort. Terwijl de eerste meldingen en fraaie foto’s binnensijpelden, moesten ‘wij’ wachten. Maar tegen twaalven kwam het treinverkeer langzaam weer op gang en om half 1 zaten Hans, Janneke en ik in de trein naar Amersfoort Vathorst, van waar we met Toon de oversteek naar Arkemheen zouden wagen. Vanaf dat moment was alle leed geleden en liep alles op rolletjes. Nou ja, in Vathorst was het nog even zoeken en het dik besneeuwde en onverharde dijkje waar Jannekes fietsplanner ons overheen stuurde, kon nauwelijks voor fietsen bedoeld zijn, maar toen we die hindernissen eenmaal achter ons hadden gelaten, volgden een fraaie ijsvogel op een hekje langs de sloot en de eerste van honderden kleine zwanen. Vroeger waren alleen die al voldoende voor een retourtje Arkemheen, en eerlijk gezegd nog steeds.
Midden in de polder volgde tenslotte de trap. Het was er inderdaad druk met vogelaars en telescopen en men kon ons de vogel zo aanwijzen, op een kleine honderd meter afstand in het nog wat wit bestoven weiland temidden van vele smienten. Nee, niet zo dichtbij en niet zo fraai als op de foto’s van gisteren, maar toen hij begon te bewegen, toen hij zich tot aan de rand en uiteindelijk zelfs buiten de kring van smienten begaf, was-ie toch wel erg fijn te zien. Een kip? Maar dan toch wel een heel bijzondere kip. Niet met die opvallende tooi van een adulte man in zomerkleed, maar wel met de subtiele tekening in het overwegend bruine verenkleed dat de soort ook kenmerkt en dat ondanks de afstand best nog te onderscheiden was. Al met al heb ik erg van hem (of haar) genoten.

Na de trap was er nog tijd over voor wat bijvangsten, om de dag helemaal te vervolmaken. Nonnetje op het Nijkerkernauw, samen met honderden smienten, wintertalingen en kuif- en tafeleenden. Velduilen langs de Westdijk, voorbij Bunschoten-Spakenburg. Ik telde er negen (dankzij een behulpzame medevogelaar die ze eerlijk gezegd al voor me geteld had), maar er zaten er vast nog een paar meer. Drie zaten er redelijk dichtbij in een greppel en waren mooi te zien, de overige zaten ver weg of lieten zich vrijwel helemaal niet zien en hadden slechts statistische waarde, en allemaal waren ze tijdens onze aanwezigheid tamelijk passief, wat wel jammer was. Heel erg mooi waren weer de kleine zwanen die in het dempende namiddaglicht dichtbij tussen de laatste sneeuwresten in het veld zaten en geregeld hun ijzingwekkende geroep lieten horen. Een heerlijk moment om dit middagje mee af te sluiten.

24 januari 2015

vrijdag 23 januari 2015

Mist en rijp

Mist en rijp: een betoverende combinatie. En als er dan in zo'n witbestoven struikje een roodborst opduikt, dan heb je toch een soort van huilend zigeunermeisje. Even later een kramsvogel: ook niet slecht. En gisteren, dat was ik nog vergeten, schitterende ijssculpturen langs het IJsselmeer, gecreëerd door het spatwater dat opwoei onder die venijnige oostenwind en was vastgevroren op de vegetatie langs de oever. Zodat elke grasspriet, elk takje, elk blaadje was omgetoverd tot een klein kunstwerkje.
Soms kan de natuur je taferelen voorschotelen dat je denkt: kan het ietsje minder?

23 januari 2015

donderdag 22 januari 2015

Medemblik

Op zomaar een doordeweekse donderdagmiddag wandelen door het oude hart van Medemblik, Oudhollands stadje aan het IJsselmeer: ik zal niet beweren dat het de hoofdzaak was vandaag, maar leuk was het wel. Een oud grachtje, een paar oude grachtenpanden met monumentale gevels, een oude kerk, een oude burcht, wat je zoal tegenkomt in zo’n Oudhollands stadje, plus een haventje met niet zo oude zeiljachten. En geen toeristen vanmiddag, alleen maar mensen die hier thuis zijn.
Maar hoofdzaak vandaag was natuurlijk de amerikaanse oeverloper die eergisteren per foto was ontdekt aan de oever van het IJsselmeer bij Medemblik. Wat een heerlijke inhaler zou dat zijn, na mijn dramatische dip drie-en-een-half jaar geleden. Gisteren kon ik niet weg dus de hoop was dat de vogel nog een dagje langer zou willen blijven. Dat was nog even spannend, maar in de bus van Hoorn naar Medemblik kwam de verlossende piep: vogel nog ter plaatse. In Medemblik naar de IJsselmeerdijk gelopen en langs de oeverlanden langs het IJsselmeer nog een stukje naar het zuiden tot waar ik de vogelaars zag staan, over hun telescopen gebogen. Zo was de vogel gauw gevonden en mocht ik weer een soortje toevoegen aan mijn Nederlandse lijst.
Bittere kou, snoeiharde wind die over het IJsselmeer kwam aangewaaid, maar die vogel … Zo heerlijk dichtbij, zo fraai in beeld dat alle relevante kenmerken konden worden afgetikt. Dan zijn dat soort elementen bijzaak.
Toch had ik er een beetje moeite mee het gevoel op te roepen dat ik naar een razend zeldzame vogel stond te kijken, en niet naar gewoon maar een wat afwijkende oeverloper. In januari natuurlijk allerminst alledaags, maar niet waarvoor je die kou en die snoeiharde wind trotseert. Dat we naar een amerikaanse oeverloper stonden te kijken, daarover was geen discussie. Wij daar aan het IJsselmeer gingen daar natuurlijk niet over maar we kunnen veilig aannemen dat de instantie die daar wel over gaat, zich wel zal laten overtuigen door de kenmerken die velen voor ons al hadden vastgesteld en ook wij konden vaststellen. Winterkleed, maar toch (al? nog?) enkele fijne zwarte stipjes op onderbuik en op de dijen die gewone oeverloper, immers nooit gespikkeld van onderen, waarschijnlijk niet hebben kan. Verder de korte staartprojectie, de egale en ongetekende tertials, de overwegend egale en weinig getekende bovenzijde, de vleeskleurige snavel uitlopend in zwartachtige punt, de heldere geelachtige poten en in vlucht een zwakke vleugelstreep die niet tot aan het lichaam reikte. Voldoende kenmerken om de determinatie hard te maken, maar losse kenmerken maken nog geen vogel. Op een of andere manier bleef toch het gevoel bestaan dat ik, ondanks die kenmerken, naar een oeverloper stond te kijken. Al heb ik nooit van mijn leven zo lang naar een gewone oeverloper staan kijken als nu naar deze amerikaanse. Toch lukte het me maar moeilijk om mijn gevoel bij de vogel in overeenstemming te brengen met diens zeldzaamheid. Vierde voor Nederland, eerste voor mij, dat verdient euforie, extase.
Toen ik zowat een uur naar het beest had staan kijken, toen ik ‘m had zien porren tussen de schelpen, had zien hollen langs de branding en hem zijn vleugels had zien strekken, alles op af en toe nauwelijks meer dan tien meter afstand, toen vroeg ik me af of ik niet toch naar een subtiel ander typetje stond te kijken dan de gewone oeverlopers die ik al zo vaak had gezien. Een subtiel ander voorkomen, een subtiel andere uitstraling. Maar wist ik dat wel zeker? Toch te weinig naar gewone oeverlopers gekeken, denk ik. Iets dus om in de toekomst toch wat meer tijd aan te gaan besteden. En dan niet alleen aan gewone oéverlopers natuurlijk.
Hoe dan ook, met die euforie en die extase kwam het uiteindelijk toch nog goed.

22 januari 2015


Meer twitchen: Groningen
Zie ook: Stippen

donderdag 15 januari 2015

Bolderende korhoenders

‘Het is natuurlijk nutteloze kennis die hier aan de orde is, kennis die dient tot niets. Een vaardigheid waar niemand beter van wordt. Niemand behalve hooguit ikzelf. De vaardigheid om rosse grutto’s, slechtvalk en goudhaantje te herkennen: welke werkgever zit daarop te wachten? Welke geldschieter is bereid daarin te investeren? Je wint er de oorlog niet mee, bouwt er na de oorlog ook je land niet mee op. Maar toch: kennis, vaardigheid. Je zou er een filosofische verhandeling aan kunnen wijden, over het nut van het nutteloze, de waarde van het waarde-loze. Ik waag me daar niet aan. Ik kijk liever naar rosse grutto’s, een slechtvalk, goudhaantjes.’

Mag ik mijn weblog gebruiken om wat reclame voor mezelf te maken? Alweer enkele jaren geleden verscheen Bolderende Korhoenders, een boekje met een aantal van het soort stukjes dat ik ook op mijn weblog zet. Als je die leuk vindt, je kunt niet weten immers, is dit boekje misschien ook wel wat voor je. Ik heb er nog wel een paar van liggen.
Adri de Groot schreef er in zijn bekende vogeldagboek over: ‘Ik heb genoten van zijn korte verhaaltjes over woudaapjes, Jan-van-genten, ortolanen, ringsnavelmeeuw, grijskopspecht en andere bijzonderheden. Met lichte ironie beschrijft hij de gekte rond een grote tafeleend in Castricum, waar tientallen vogelaars naartoe raceten om de afwijkende snavel te kunnen aanschouwen. ‘Het was zo'n dag dat we met zijn allen achter een zeldzaamheid aanzaten’, schrijft hij. ‘Maar tenslotte mocht ook ik, groot in beeld, de snavel van de grote tafeleend bewonderen. Nou, dat was het dus’. (...) ‘En je probeert jezelf wijs te maken dat je iets geweldigs hebt meegemaakt’.
Meer nog spraken mij zijn geschreven gedachten aan over lente en regen, over de landingscapaciteiten van vogels, over de vogel in spiegelbeeld.
Het is zo'n boekje dat je op de tafel hebt liggen en op elk moment even pakt voor weer een verhaaltje. Voordat je het weet, is het boekje uit want het leest makkelijk en snel weg. Ontspannende, milde pennenvruchten’.

Als je € 10,- overmaakt op NL94 INGB 0003 9088 83 t.n.v. Guus Peterse, Utrecht, o.v.v. Bolderende Korhoenders + een adres, stuur ik het naar je op.

woensdag 14 januari 2015

Spreeuwen

Het is moeilijk dezer dagen nog iets verstandigs te zeggen dat niet al gezegd is. Het is trouwens ook best lastig iets onverstandigs te zeggen dat niet al gezegd is. Maar laat ik dan dit zeggen, verstandig of onverstandig, dat laat ik in het midden: zo klein, nietig en onbeduidend als wij ons voelen dezer dagen, zo machteloos als we het molenwieken van de geschiedenis ondergaan, zo machteloos ondergaan we ook de gang der seizoenen, zo klein zijn we ook ten overstaan van het machtige roeren van de aarde zelf. Het regende en het stormde vandaag maar in het Gagelbos zong alweer de zanglijster. Het is nog wat vroeg om er conclusies aan te verbinden maar ik durf wel te voorspellen dat het ondanks alles ook dit jaar gewoon weer voorjaar wordt. Wat de betekenis daarvan is? Al sla je me dood ... (maar doe dat liever niet). Maar ook in de vluchtelingenkampen in Syrië en ook in de platgelopen straten van Parijs wordt het gewoon weer voorjaar, over doorgaan gesproken, en op een of andere manier geeft dat een soort van troost. Ik gebruik woorden vol voorbehoud, vol betrekkelijkheid, een impliciet enerzijds anderzijds is mij eigen, ja het is niet anders want deze gedachtegang is natuurlijk pathetisch en ontoereikend, zeker voor wie daadwerkelijk een klap van de molen van de geschiedenis heeft gehad, maar dat simpele, onstuitbare voortgaan van de seizoenen, heggemussen en koolmezen die zich alweer beginnen te roeren, speenkruid en klein hoefblad die alweer de gele kopjes boven het doorweekte laagland beginnen uit te steken, dat kunnen we toch eigenlijk alleen beantwoorden door, inderdaad, ook zelf maar weer gewoon door te gaan. Veel keus hebben we trouwens niet.
Daarom vanmiddag maar eens gaan kijken naar de spreeuwen, en uiteindelijk waren die vandaag het hoogtepunt van de dag. Boven het Merwedekanaal en omstreken verzamelen zich al enkele weken elke namiddag tienduizenden spreeuwen en dat is een schouwspel dat je alles doet vergeten. Tienduizenden spreeuwen in voortdurend van vorm veranderende zwermen wervelen, tollen rond en woeden als een brand zonder vuur, als laaiende vlammen van zwart. Het is sensationeel. Het is als geluidloze muziek. En twee slechtvalken waren als spelden die je in een speldenkussen prikt: eerst wordt de groep samengedrukt en verdicht die zich tot een bijna inktzwarte massa. Daarna splitst die massa zich, wijkt uiteen en vormt weer nieuwe vormen, nieuwe formaties. Het is pure magie. Het is van een magische schoonheid. En het speelde zich vanmiddag dan ook nog af onder grijze voort waaiende wolkenvelden die al even duister zijn als de spreeuwenzwermen zelf.
Ach, ik zeg ook maar wat.

13 januari 2015


Meer urban birding: Groningen

zondag 11 januari 2015

Werkdag

Je hebt werkpaarden en je hebt luxepaarden, ook onder vogelaars. Vandaag was ik een werkpaard. Misschien ben ik altijd wel een werkpaard, altijd zwoegend op het vouwfietsje. Misschien moet ik het anders formuleren: je hebt werkdagen en je hebt luxe dagen. Vandaag was een werkdag. Vanaf het moment dat we station Schiedam Nieuwland achter ons lieten en als tegen een muur tegen de stormwind aan botsten, tot het moment vele uren later dat we na een omweg via Delft en fietspaden die vastliepen in nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen eindelijk de plek bij de Ackerdijkse plassen vonden om daar te vernemen dat de hop daar al uren niet gezien was, was het zwoegen en werken en verspillen van uren die zoveel nuttiger en aangenamer besteed hadden kunnen worden. Hoofddoel vandaag was gelukkig niet de hop maar de oosterse tortel die zich al geruime tijd ophoudt in een nieuwbouwwijk in Vlaardingen. Zowat twee weken lang had ik ‘m links laten liggen maar vandaag moest het er maar eens van komen. Dus met de trein naar Schiedam Nieuwland en met de fiets naar de betreffende wijk in Vlaardingen, om daar vervolgens vele uren door te brengen op een parkeerplaatsje, in winderige straatjes en in zeiknatte plantsoenen, speurend in achtertuintjes en in bosjes in groenstroken. De wind loeide door de steegjes en af en toe woeien felle buien omlaag. Wachten, wachten, wachten. En zo deden wij wat ons dezer dagen was opgedragen: doorgaan met ons leven. Niet ons angstig terugtrekken in ons holletje maar gewoon de dingen doen die we altijd doen. Al zijn dat in ons geval geen dingen waar enige moslimextremist aanstoot aan zal nemen, geen dingen die enige heldhaft vereisen.
Ik vreesde alweer de dip van dit nog jonge jaar en de hop had ik eigenlijk al helemaal opgegeven toen halverwege de middag terug bij de slaapboom eindelijk beet: oosterse tortel enige tijd fraai in beeld. Mijn tweede pas en de vierde voor Nederland, dus alle moeite wel waard. Bovendien een vogel die de gemoederen ook bezighoud omdat het niet, zoals de voorgaande drie gevallen in Nederland, een duidelijke ‘meena’ is, de ondersoort die het dichtstbij voorkomt en het vaakst naar West-Europa afdwaalt. De drie voorgaande gevallen waren met zekerheid meena, maar van deze is de ondersoort niet zo eenvoudig vast te stellen. Hij heeft intermediaire kenmerken en lijkt dan ook van een intermediaire populatie afkomstig.
Na de tortel meenden we nog net de tijd te hebben voor de hop bij Ackerdijk, maar toen we daar na verre omzwervingen in het laatste middaglicht arriveerden, was die dus klaarblijkelijk al geruime tijd op stok. Na een half uurtje vergeefs speuren hielden we het verder voor gezien, fietsten terug naar Delft en namen in Delft Zuid de trein naar huis.

10 januari 2015

maandag 5 januari 2015

Vogelen in Noord-Holland

Het is hartje winter, dus het is nog donker als ik op de fiets de stad doorkruis op weg naar de verzamelplaats voor de traditionele nieuwjaarsexcursie van Vogelwacht Utrecht. De lucht is helder en de sterren blinken: dat belooft wat. Helder tussen de talloze sterren staat Jupiter; door de verrekijker zijn enkele van zijn maantjes goed zichtbaar.
Het blijft geruime tijd misschien wel de leukste waarneming van de dag. Want in IJmuiden, sinds jaren de hoofdbestemming van de traditionele nieuwjaarsexcursie van Vogelwacht Utrecht, in IJmuiden komt het zaakje maar moeizaam op gang. Natuurlijk, de gebruikelijke nieuwe jaarsoorten druppelen heus wel binnen, dat kan niet anders op 4 januari: dodaars, oeverpieper, zwarte zee-eend, steenlopers. Roodkeelduiker vliegt dichtbij langs. Maar meer dan doorsnee is het allemaal niet. Een rode vlag, een hermetisch gesloten hek: het lijkt erop dat een alternatieve bestemming dringend gewenst is.
Als net op dat moment een fourwheeldrive komt aangereden en de chauffeur het hek voor ons open maakt, opent dat wel de toegang tot de pier, maar dat leidt nog niet tot echt goeie soorten. Paarse strandlopers, een laag langs jakkerende slechtvalk, vier eiders over zee en opnieuw een roodkeelduiker: het blijft allemaal tamelijk doorsnee. Ik klaag daarover overigens niet: af en toe moet een mens nou eenmaal met wat minder genoegen nemen en de kunst is dan, ervan te blijven genieten. En dat lukt me prima. Paarse strandlopers blijven hele leuke vogeltjes en oeverpiepers bijvoorbeeld zie je eigenlijk nooit als je niet naar zee gaat. En anders zijn er de golven die op de pier afrollen, over elkaar heen buitelen, op het basalt slaan en af en toe nog verrassend hoog opspatten zodat we nog moeten oppassen om niet een nat pak op te lopen.
Maar de betere soorten moeten we vandaag dus elders halen.

In de middag maken we daarom een toertochtje door Noord-Holland. Om te beginnen naar Schardam, aan het IJsselmeer, waar een sneeuwgans voor ons klaar zit. Hij ziet er aardig uit hoor, en is inmiddels bewezen ongeringd en aangezien sneeuwgans geen CDNA-beoordeelsoort is, hebben we niet te maken met het oordeel van hogere instanties: we mogen hem tellen. Maar een smaakje zit er natuurlijk wel aan zo’n vogel en dat wordt nog versterkt door de drie kleine canadese ganzen die zich in zijn nabijheid bevinden en waarvan wel zeker dat zij of hun (voor)ouders hier niet op eigen kracht terecht zijn gekomen. Het is dan ook moeilijk te geloven dat dit beest echt afkomstig is van de andere kant van de oceaan, waar de soort in principe thuis is. Dat geldt overigens voor elke sneeuwgans in Nederland: beter dan dit krijg je ze niet. Wat dat betreft zijn de smienten, de brilduikers, de brandganzen en die ene waterpieper eigenlijk leuker: veel alledaagser maar van onbesproken herkomst.

Ons volgende doel is een gebiedje met de welluidende naam ‘Poppendammerweeren’, in de roemruchte Volgermeerpolder, waarschijnlijk de duurste polder in Nederland. Ons Griftpark is er niets bij maar dat is dan ook geen polder. Voedselproductie wordt aan deze voormalige vuilstort niet meer toevertrouwd, ondanks de jarenlange grote schoonmaak: het is Nieuwe Natuur geworden. We bevinden ons midden in Waterland, dus we zien plassen, sloten, ijle rietwaaiers en velden, en daarachter aan alle kanten horizon waar in het zuiden de bebouwing van Amsterdam oprijst.
In de Poppendammerweeren bevinden zich al wekenlang twee grote piepers, lang niet alledaags en al helemaal niet in januari. En na de wat karige ochtend aan zee verloopt de middag op rolletjes: het duurde niet eens lang voordat we een van de vogels luid roepend op en over ons heen zagen vliegen. Daarmee was de determinatie rond want dat geluid is tamelijk onmiskenbaar: een hard en scherp, bijna musachtig getsjilp. Voor landing zagen we hem ook nog even vleugeltrappelend stil hangen in de lucht, iets dat we vooral kennen van torenvalk maar dat ook kenmerkend is voor grote pieper. Eén van de vogels zagen we daarna ook nog herhaaldelijk zijn koppie boven het gras uitsteken: missie grote pieper volbracht.
Als bonus kregen we ook nog velduil. Er waren ons drie à vier vogels aangekondigd, geregeld jagend boven de ruige akker verderop. Wij kwamen niet verder dan één maar die zat er wel mooi bij, in het zonnetje bovenop een kluit aarde. Kop draaiend en af en toe die gele ogen op ons gericht: mooi! Die gele ogen, die doen ‘t ‘m. Of ze nou van een sperweruil zijn of van een dwerguil, van een afrikaanse woestijngrasmus of zoals in dit geval van een velduil, op een of andere manier zijn gele ogen altijd speciaal. Het zal zijn omdat wij zelf nooit gele ogen hebben. (Als we ze wel hebben wordt dat trouwens bepaald niet gezien als schoonheidsideaal.)

Tenslotte hadden we nog een laatste bestemming in gedachten: twee roodhalsganzen bij Muiden. Aangekomen op de Zuidpolderweg wel mooie groepen brandganzen en minimaal acht grote zilverreigers, maar bijna twintig paar speurende ogen konden er geen roodhalsganzen tussen ontdekken. Aangezien de dagen kort zijn en de zon al aardig richting horizon zakte, was enige haast geboden. Verderop vonden we de Noordpolderweg, een smal landweggetje waar je met de auto diep de berm in moet duiken om tegenliggers te laten passeren. Dit weggetje bood zicht op een nieuw stuk polder, op nieuwe brandganzen en op twee roodhalsganzen. Prachtige gansjes, prachtig dichtbij in de groep: daar namen we graag nog even de tijd voor. Terwijl op de achtergrond de contouren van het Muiderslot fraai afstaken tegen de heldere avondlucht. Het was een beeld waar je veel moois over kunt zeggen en het was in elk geval een waardige afsluiting van weer een succesvolle excursie met Vogelwacht Utrecht.

4 januari 2015