donderdag 28 september 2017

Wij, de loosers

Wij, de loosers, een basket of deplorables, zie ons daar staan, langs dat landweggetje tussen de verruigde velden, starend naar de einder, wachtend op een keizerarend die niet meer komt. Te laat, voor altijd te laat, je kunt er een Griekse tragedie aan wijden (ware het niet dat de Grieken keizerarend gewoon tot hun standaard-inventaris kunnen rekenen). Deze was niet weggelegd voor een stelletje slome sukkels als wij. Niet weggelegd voor de tragen van geest, niet voor hen die eerst zeker wilden weten dat de vogel toch een blijvertje was. Niet voor degenen die eerst hun lunch wilden nuttigen om er daarna middels een reeks alerts achter te komen dat de vogel al die tijd in de buurt was geweest. Niet voor degenen die eerst hun kinderen van school moesten halen of eerst ergens in Gelderland een slangenarend (een slangenarend!) moesten twitchen. Niet voor degenen die eerst met de trein moesten en halverwege de reis de laatste alerts ontvingen, de minder plezierige waarin werd medegedeeld dat de vogel zojuist / al tien minuten / al ruim een half uur uit beeld was en dat er in de omgeving gezocht werd. Deze was voor de snellen van geest, voor degenen die onmiddellijk in de auto waren gestapt, en voor degenen die in de buurt waren geweest natuurlijk. De anderen hadden het nakijken. Voor hen restte slechts het Brabantse land met zijn maïsvelden, verruigde akkers, karige houtkades en verre bosranden waarin al voorzichtig een schim van aankomend herfstlicht doorbrak. En zijn omvangrijke verre verten en hoge hemelen waarin je zo uitvoerig keizerarenden kon zoeken, urenlang, maar inmiddels vergeefs. Buizerden waren voor ons weggelegd, en torenvalken, aardig wat torenvalken. In de akker vond ik nog twee paapjes. Diverse veldleeuweriken ook in de buurt. Zelfs als troost was het ontoereikend. Ondertussen vermaakten we ons heus wel hoor. Toen de nederlaag eenmaal was verwerkt, was zelfspot in ruime mate voor handen en gingen oude verhalen rond als cakejes op een theekransje. En toen de middag ten einde was en zelfs de grootste optimisten niet meer geloofden dat keizerarend nog zou opduiken, gingen we welgemoed naar huis. Volgende keer beter. Volgende keer zouden wij de winnaars zijn, namen we ons voor. Tegen beter weten in, waarschijnlijk.
Om er thuis achter te komen dat het natuurlijk allemaal toch niets uitmaakt. Dat het leven doorgaat, met of zonder keizerarend. Dat de formatie voort ploetert, het Nederlandse voetbal nog altijd in deplorabele staat verkeerd en Trump en Kim doorgaan met als kleine kleuters elkaar voor van alles uit te maken. 
Morgen wéér een dag zonder keizerarend. What else is new?

27 september 2017


Het vervolg: zie Herkansing

Meer dips: zie Havik





dinsdag 26 september 2017

Ommelanden

Het beloofde een mooie herfstdag te worden. Het was weer eens tijd voor een lekkere twitch. Wel vanuit de trein dichte mist dus dat werd nog spannend, maar in Groningen was de mist opgetrokken en scheen de zon. Op de fiets door de Groninger ommelanden. Ik schrijf dat altijd graag, ommelanden, een mooi woord dat staat voor, nou ja, voor de Groninger ommelanden dus. Vraag me niet waarom, maar in mijn ogen zijn alleen de Groninger ommelanden echte ommelanden. Afwisseling van statige hoeves en verre leegtes, waar je bij elke half of helemaal vervallen hoeve, bij elke door metalen hekwerk gestutte aanbouw of bij elke noeste, verwilderde tuin waar het bijbehorende landhuis schittert door afwezigheid, denkt: komt dat nou door die aardbevingen? De reis ging naar Slochteren, althans, een heel eind die kant op. In het Dannemeer moest ik zijn. Na een uurtje fietsen ter plaatse en daar zat-ie, meteen in beeld in een eenzaam kaal boompje, nou ja, eigenlijk twee kale boompjes temidden van de rietvelden maar hij zat er maar in één: grijze wouw. De vogel zit er al weken maar tot nu toe ging er steeds iets anders voor. Vandaag was-ie eindelijk aan de beurt. Dus de trein genomen naar … nou ja, enzovoorts, en daar sta ik dan, aan de Slochtermeentweg midden in de Groninger ommelanden, te kijken naar een grijze wouw. Een prachtige vogel, dat hoeft geen betoog, en bovendien: zeldzaam. Hij zat er mooi bij. Beetje ver misschien maar door de telescoop prima zichtbaar. Poetsend, rustend en af en toe de vleugels strekkend liet-ie zich zijn zojuist verorberde maaltje welgevallen. Een engelachtige verschijning met zwarte schouders en subtiel zwart oogmaskertje dat hem een felle blik verschaft. ‘Dat hem het aangezicht geeft van een vrouw van lichte zeden die al haar charmes inzet om ons te behagen’, schreef ik ooit. ‘En daar prima in slaagt’. Helemaal niet zo engelachtig dus, eigenlijk. Dat was overigens vijf jaar geleden en de vogel bezorgde me destijds angstzweet en hartkloppingen: het was vrijdag de dertiende dus dat beloofde niet veel goeds, en het was nog mijn eerste dus oh, hij zou toch niet na één nacht alweer weg zijn? Dit keer was het allemaal wat ontspannener. Grijze wouw is lang zo zeldzaam niet meer als destijds, het was dan ook alweer mijn derde, dat scheelt natuurlijk, en hij zat er al weken dus enig vertrouwen in de goede afloop leek ook vooraf wel gerechtvaardigd.

Rondje Dannemeer gedaan. Honderden kieviten, aardige groepen goudplevieren, flinke groep kolganzen en nog veel meer, en terug bij de wouw. Hij zat er nog, maar in het andere boompje: hij was blijkbaar tussendoor even uit jagen geweest. Dat is bezienswaardig dus dat wilde ik ook nog wel meemaken. Dus ik wachtte. Ging er eens rustig bij zitten, at een paar boterhammen en praatte wat met een paar vogelaars die ook enige tijd stonden te genieten van de vogel, maar intussen bleef die zitten waar-ie zat. Tenslotte gaf ik het maar op en fietste terug naar Groningen. Met een omweg, zodat ik van de andere kant nog even naar de wouw kon kijken. Verder weg, maar met zonnetje recht achter. En toen vloog-ie eindelijk op. En was ik toch nog getuige van zijn fraaie jachtvlucht, zwierend en zwenkend en af en toe biddend boven het moeras. Ver weg maar door de telescoop prachtig te zien. De gedroomde afsluiting.

24 september 2017






zondag 24 september 2017

Verschil

Het verschil tussen eind augustus / begin september en nu, tweede helft september, zit ‘m er onder andere in dat toen de zwaluwen massaal boven het veld foerageerden en er af en toe een paar doorschoten en een weilandje verderop gingen foerageren, terwijl nu bij vlagen de zwaluwen in flink aantal over je heen naar het zuiden knallen en er nog maar een handvol boven het veld rondhangt. Dat gezegd hebbende: gisteren zag ik juist weer een flinke groep ‘ouderwets’ zwermen boven polder achteraf bij Tienhoven. Vanochtend echter, tijdens het trektellen op de Jacobssteeg, waren ze vrijwel op.
Trektellen zit vol verrassingen. Dat kan een aanwezigheid betreffen, maar evengoed een afwezigheid.
Verschil is ook dat er een paar dagen terug weer een sijs overvloog, de eerste weer deze herfst, en begin van de maand natuurlijk nog niet.
Vanochtend aan de Jacobssteeg vloog er alweer aardig wat. Aalscholvers bijvoorbeeld, een paar honderd aalscholvers. En tientallen graspiepers, en dat is ongetwijfeld een voorbode van de vele die nog zullen volgens. Dat kun je ook zeggen van die paar zanglijsters die alweer over kwamen. Daar zullen er ook nog vele van volgen. Waarna de koperwieken, de kramsvogels, de vinken, afijn, toekomstmuziek. Maar de stilte is dus wel voorbij inmiddels. Kun je eind augustus / begin september hier in het binnenland nog van die ochtenden hebben dat er vrijwel niets vliegt, dat je de trekkers met een lantaarntje moet zoeken en je je met tien vogels in een uur tevreden moet stellen, dat is nu wel anders. Vanmorgen haalden we voor het eerst weer de duizend vogels, ach, veel is het natuurlijk nog steeds niet, vergeleken met wat er over een paar weken over ons heen komt, of vergeleken met wat ze nu al langs de kust zien overtrekken, maar het vliegt. De trek is toch een beetje op gang gekomen. Het is dan ook de tijd dat je je bij elk geluidje afvraagt of het ter plaatse is of overvliegt. Die rietgors, waar komt dat roepje toch vandaan? Totdat je hem aan ziet komen vliegen en hij vlak over je heen doorvliegt naar zuid.
Hoe vogeltrek je kan verrassen bleek ook vanmorgen weer: korte tijd was een kuifmees ter plaatse. Die zien we hier nooit. Natuurlijk: op amper twee kilometer hier vandaan een doorsnee standvogel, maar twee kilometer is voor een kuifmees een wereldreis. Deze was op avontuur. Dit was een onverwachte zwerver van een soort die normaal zijn broedgebied nauwelijks uit komt. Ja, trektellen zit vol verrassingen.

23 september 2017

donderdag 14 september 2017

Haat en liefde

Het is wel een beetje een haat-liefdeverhouding, mijn relatie met het zeetrekgebeuren. Ik kan niet zonder. Als er een goed wind waait en tientallen pijlen en stormvogels langs de Nederlandse kust afdwalen, bezie ik met jaloezie de vele meldingen en de fantastische foto’s die her en der op internet verschijnen. En als ik weg kan, dan kan ik niet thuis blijven. Maar als ik er dan weer sta, bij west of noordwest zes of meer op dijk of duin, dan denk ik al gauw: waar ben ik aan begonnen? Vanmorgen ook weer: het was toch weer een beetje The Day After. Het woei nog best wel aardig maar (lang) niet half zo hard als gisteren. En er vloog nog wel wat maar (lang) niet half zoveel als de voorbije dagen. In elk geval niet bij Katwijk. Had ik weer eens de verkeerde plek uitgekozen? Maar je hebt niet altijd veel te kiezen: met trein en bus is het een van de weinige opties als je maar een half dagje beschikbaar hebt. Westkapelle is voor mij nog altijd een utopie.
Maar het ergste: ik mis altijd zoveel. Zoveel van wat er vliegt, van wat er wordt omgeroepen, kan ik niet vinden. We stonden nog maar net op de zeetelpost toen een grauwe pijl werd gezien. Neus in de boter, denk je dan, alleen: ik kreeg ‘m niet te pakken. En bijna meteen daarna: noordse pijl naar noord. Niet al te ver en best goed te zien, werd er nog gezegd, precies in een lichte, zonbeschenen baan op zee. Voor mij helaas onvindbaar. En dan kun je nog denken: als er binnen vijf minuten dat je op de telpost staat een grauwe en een noordse pijl worden gezien, dan zal het uiteindelijk nog wel goed komen. Maar daarna lange tijd slechts eenden en steltjes. Talingen, smienten, een goudplevier. Een zeekoet naar noord, een slechtvalk over ons heen, wat grote sterns over zee, liefst drie keer een torenvalk over zee, die moet daar dezer dagen toch aanmerkelijk schaarser zijn dan een pijlstormvogel, en héél ver weg af en toe een paar ondetermineerbare jagers. Het duurde ruim een uur voor er weer een pijlstormvogel werd omgeroepen, een noordse vrij dichtbij naar zuid. En het kostte me toch weer de nodige moeite maar dit keer kreeg ik ‘m te pakken! Af en toe verdween hij in een dal maar steeds kwam-ie verderop weer tevoorschijn. Prachtig. Een iconisch beeld: die zwart-witte vogel die aan lange, wat stijve vleugels laag over de golven snelt, om en om zeilend of fanatiek flapperend. Een echte zeevogel, zo een die alleen bij harde wind in de buurt van de kust komt en die gedachten oproept aan avonturen, aan jongensboeken. En toen even later een mooie grote jager langs vloog en zich tenslotte ook nog een prachtige kleine jager liet zien, dichtbij in of net achter de branding, toen moest ik daar als binnenlandvogelaar die nog altijd weinig gewend is en al vier jaar lang geen noordse pijl meer had gezien, maar gewoon tevreden mee zijn. Het was weer een fijn ochtendje aan zee geweest.

14 september 2017


Meer aan zee: Spectaculaire zeetrek langs de Maasvlakte

maandag 11 september 2017

Noord-Holland

Soms in een prettig nazomerzonnetje en soms onder dreigende buienluchten fietste ik van Heiloo naar Schagen, via Egmond Binnen, Bergen, Camperduin en Sint Maarten. Klinkt best wel goed vind ik zelf, al had ik wel de hele dag en in toenemende mate meewind. Bij Hargen aan Zee passeerde ik de plek waar ik ooit mijn eerste morinelplevier in Nederland zag. Later kwam ik langs de plek waar ik, met tientallen samengedrongen op een smal weggetje, mijn eerste rosse waaierstaart zag. Verderop scheidden slechts zeven jaar me van mijn eerste steppekiekendief en bij Petten keek ik neer op het bosje van mijn eerste noordse boszanger.
Dat is een van de charmes van als je al een flink aantal jaren meeloopt als vogelaar: Nederland is langzamerhand bezaaid geraakt met locaties die de meeste mensen niets zullen zeggen maar die voor jou een onuitwisbare betekenis hebben gekregen. Waar anderen gewoon maar een oude, vervallen manege zien, een rietveldje achter de dijk of een boomsingel rond een sportveld, daar zien wij in onze herinnering, scherp alsof-ie er nog steeds zat, die waaierstaart die net zichtbaar was achterin op dat boerenerf. Of die steppekiek, grote zeldzaamheid toen nog, die na uren wachten eindelijk opdook uit het riet. Of die noordse boszanger die midden in dat bosje ineens pal voor me opdook. Vandaag niets van dat al. Vandaag moest ik genoegen nemen met een gestreepte strandloper op een ondergelopen bollenveldje bij Bergen. ‘Genoegen nemen met’, toe maar: prachtige soort, prachtig gezien, een mooie getekende juveniele vogel fraai in het gedempte zonlicht. En met een lachstern bij Petten, ook al zo een. Net toen ik er eens goed voor wilde gaan zitten, me wilde gaan wijden aan de taak de vogel die hier vanmorgen gezien was, terug te vinden, vloog-ie laag over me heen en ging verderop in het filmpje water zitten dat daar de akker bedekte. Eigenlijk weinig reden dus om in het verleden te verdwalen, al is dat natuurlijk altijd prettig.
Ik was de dag wel wat minder succesvol begonnen. Meer dan een uur lang heb ik in een soort zelfbouw-privénatuurterrein lopen zoeken naar en staan wachten op een sperwergrasmus. Vergeefs. Maar wat een plek! Na enig vruchteloos speuren op de openbare weg liet een lokale bewoonster ons toe op dit paradijsje verstopt achter een boomsingel in de Noord-Hollandse polder. Rozenstruiken, meidoorns en vlieren beladen met vruchten, een poeltje met wat flarden riet, zandduintjes en schichtig duingras, een natuurgebiedje in een notendop. Alleen daarom al de moeite waard, sperwergrasmus of geen sperwergrasmus.
Bij Camperduin een uurtje over zee staan kijken. Voor het eerst weer dit seizoen en dat moet nog een keertje over want er vloog vrijwel niets. Een paar grote sterns en ver weg een juveniele jan van gent keilend naar noord. Ik moest het dus doen met gestreepte strandloper en lachstern vandaag. Ach, heel wat dagen moet je met minder genoegen nemen.

10 september 2017

woensdag 6 september 2017

Ondertussen in Veenendaal

Ik had best wel wat draaihalzen misgelopen de laatste tijd dus toen er een werd gemeld op een kilometer van station Veenendaal centrum, kon ik het niet laten: effe de trein naar Veenendaal. Een hit-and-runnetje, hoopte ik natuurlijk, een simpel inkoppertje, dat mocht ook wel weer eens. Dat werd het uiteraard niet, daar is draaihals de soort niet naar. Het werd weer zoeken en zwoegen, zoals dat hoort bij draaihals. Rondje na rondje over een oud, vergeten en woest overwoekerd bedrijfsterrein. Waar je struikelde over de meterslange braamstrengen die kronkelden over de bestrating, waar een oude aanhangwagen wie weet hoe lang al staat te wachten tussen het onkruid, en waar zeeën van ruwe en stekelige planten uit het verweerde beton groeiden: een geweldig stukje verval van wat ooit door menselijke bedrijvigheid tot stand is gebracht. Prachtig. Maar nu nog draaihals. Toen ik zowat een uur later niet verder was dan een paapje en twee boompieper, moest ik vrezen voor mijn zoveelste gemiste draaihals. Die loop ik vaker mis dan dat ik ze zie. Maar toen zat-ie daar ineens, op amper vijf meter afstand aan de achterkant van een struikje. Alle stukjes draaihals kon ik prachtig en van nabij bekijken, hoewel niet allemaal tegelijk. En al die stukjes draaihals zijn zo subtiel van kleur, zo geraffineerd van tekening en vormen samen zo’n bizarre vogel, dat een ontmoeting met een draaihals op een bepaalde manier altijd een schok is: dat dat echt bestaat! En zo gek veel kans op zo’n ontmoeting krijg je nou ook weer niet. Je zou soms anders denken, vooral tussen pakweg half augustus en half september want dan kunnen ze overal opduiken, maar het blijft een tref om er eentje te vinden en bovendien hebben ze er een handje van zich urenlang schuil te houden.

4 september 2017


Meer urban birding: Van Scheemda naar Vlissingen

Roze spreeuw

Het prachtige nazomerweer bood prima gelegenheid om op Texel even gauw enkele zure dips en dipjes van de afgelopen weken te doen vergeten. Rode wouw, visarend, draaihals, bruine gent, allemaal geen halszaak natuurlijk (daar zitten wel een paar inkoppertjes bij die ik toch nog even zou willen inkoppen, zoals: bruine gent geen halszaak???? en natuurlijk: draaihals geen halszaak?), maar Texel zou toch een einde aan deze lichte vorm van misère moeten kunnen maken. In de eerste plaats moest daartoe blonde ruiter worden ingekopt. Alweer een inkoppertje dus. Dat was althans de gedachte. Want al weken aanwezig in Zandkes, halverwege het eiland tussen de oude en de nieuwe Waddendijk. Maar ja, helaas juist vandaag onvindbaar. Vanmorgen anderhalf uur aan besteed en vanmiddag nog eens een half uur. Wel aardig wat kemphanen in het bonkige grasland achter de nieuwe dijk die men driftig bezig is klimaatbestendig te maken, daaronder ook een paar verraderlijke lookalikes, maar de ware zat er niet tussen.
Tweede keus voor vandaag was de roze spreeuw op de kop van het eiland. Een flinke groep spreeuwen was bij aankomst aanwezig in struweel zo’n beetje aan de voet van de vuurtoren. Daar kon-ie best tussen zitten maar de meeste zaten diep verscholen in het kreupelhout. Hadden het daar veel te goed, veronderstelde een mede-vogelaar. Slechts enkele waren af en toe zichtbaar in de top van het struikgewas en daar zat de roze (die overigens niet roze was want een juveniele vogel) toevallig net niet tussen. Later, teruggekeerd na een betrekkelijk vruchteloos rondje door de Tuintjes, zaten er ineens heel wat meer spreeuwen in beeld, lekker in het zonnetje. Maar net toen we er eens goed voor wilden gaan zitten, vloog de hele groep op en verdween richting Robbenjager. Naar het meertje ten zuidoosten van de camping, was de veronderstelling. Nou moest ik toch die kant op, dus toch nog maar een poging gedaan om de dag, nee, om het weekend te redden. Op het uitzichtduin aangekomen zag ik de groep spreeuwen tegenover me krioelen in de bosjes en in het grasland aan de overkant van de plas. Heel wat waren er nu vrij zichtbaar maar dat maakte het nog niet direct tot een eenvoudige opgave. Spreeuw na spreeuw nam ik in de telescoop, soms wel met tien tegelijk, vruchteloos, nog immer vruchteloos, en toen ineens had ik hem! Een beige-bruinig, beetje thee-met-melkkleurig gevalletje vertoonde zich aan de buitenkant van het struikgewas. Eerst wist ik niet eens zeker of het wel een spreeuw was waar ik naar stond te kijken, al meende ik wel geel aan de snavel te zien. Maar na een tijdje ging-ie verzitten en begon te foerageren en toen was het wel duidelijk: een mooie juveniele roze spreeuw bespaarde me op het nippertje een compleet sofweekend. Het was pas mijn zesde ooit, dus laat ik maar niet meer klagen.

3 september 2017