dinsdag 24 november 2015

Bosvilla te koop

Ik mag graag af en toe stad en land afreizen op zoek naar een of andere zeldzame vogel. En eerlijk gezegd is dat nog een fors understatement. Maar begin en einde van alles is wat mij betreft toch, gewoon de deur uitstappen, gewoon naar buiten gaan, op bezoek in je eigen achtertuin als het ware en je laten verrassen. Zonder enige verwachting vooraf, afwachten wat je overkomt. Eigenlijk is dat het mooiste. Jammer is alleen dat je dan maar zo zelden een zeldzame vogel ziet. In elk geval in mijn achtertuin.
Dat is wat ik gisteren deed: effe tussen de buien door de Gagelpolder in gefietst en het wandelrondje gedaan langs het oude broekbos, langs de stille wateren tussen het krioelend kreupelhout. Wat flarden riet, en zwermen sijsjes, honderden sijsjes. En even verderop weer winterse stilte. Het is een gebiedje dat ik inmiddels ken als mijn broekzak maar dat me juist daarom zo dierbaar is. Op weg naar huis nat geregend maar tussendoor wel maar liefst roerdomp, twee vuurgoudhaantjes, vrouw blauwe kiekendief en smelleken. Nee, je hoeft er niet altijd ver voor te reizen.
Omdat het gisterochtend stevig regende, was de zaterdagse trektelling uitgesteld tot vanmorgen. Het was de laatste telling van het seizoen en die wilde ik eigenlijk niet missen. Trektellen is ook zoiets: gewoon ergens gaan staan op een plek die inmiddels aanvoelt als je huiskamer, compleet met driezitsbank in ons geval, en afwachten wat er komen gaat. Onvoorspelbaar, afgezien van de vaste ijsvogel die zich altijd wel een keertje laat zien gedurende de twee-en-een-half uur die op het programma staat. Maar verder is het elke keer anders. Vandaag behoorlijk wat ganzen, een appelvink, twee grote gele kwikstaarten, een baltsende havik en daarnaast nog aardig wat trekkende kramsvogels, koperwieken en houtduiven, onder meer. Nog behoorlijk druk, voor zo diep in november.
Om daarna ook van mijn zondagmiddag nog wat moois te maken, de trein naar Zutphen genomen en daar de achterlanden in gefietst. Eerst voor toch maar weer een heuse twitch: waterspreeuw bij een stuw in de Berkel. Die gedroeg zich voorbeeldig want was bij aankomst meteen aanwezig, afwisselend in de stuw en foeragerend rond de dammetjes in de beek. Meestal dichtbij en soms zeer dichtbij: zo wil je ze altijd wel. Mijn laatste waterspreeuw was alweer meer dan vier jaar geleden dus het was een hele fijne.
Na de waterspreeuw weer terug naar het begin: lekker een middagje rondgefietst en stukjes gewandeld in de Achterhoekse achterlanden van Zutphen. Zonder verwachtingen: afwachten wat me zou overkomen. Velden en bossen. Bosranden, boomlanen, boomgroepjes midden in het veld, alles getooid in dat inmiddels wat versleten maar nog steeds mooie herfstkleed. Ruimte om je heen. Ook letterlijk: weinig mensen, weinig auto’s behalve als ik per ongeluk verzeild raakte langs de N346 naar Lochem, en meestal ook de bossen op enige afstand. Hoewel ik ook van bos hou, vind ik ze vooral fijn om van op afstand naar te kijken. Zeker op dit soort herfstige dagen.
In tegenstelling tot gisteren dus nu ergens waar ik het nog niet kende. Ook leuk. En dan zie je weer de eigenaardigheden die je in je eigen omgeving inmiddels over het hoofd ziet omdat je er zo aan gewend bent. Zo zag ik in de bosrand een bord staan: ‘te koop: bosvilla’, met op de achtergrond een vervallen boerenschuur. Weet niet of het zo bedoeld was, maar ik zag er de humor wel van in.

22 november 2015


zondag 15 november 2015

409: Legendevorming

Het was geen dag om te genieten, dat gevoel had je bijna de hele tijd. Parijs immers, gisteren … Misschien hadden we beter thuis kunnen blijven maar ja, vogel zat er nou eenmaal, woestijngrasmus maar liefst, zou mijn eerste lifer sinds een half jaar zijn dus thuisblijven was geen optie en trouwens, de afspraak was al gemaakt voordat duidelijk werd wat zich in Parijs allemaal had afgespeeld. Waar ik trouwens door thuis te blijven toch niets aan kon veranderen. Dat is natuurlijk de dooddoener van het jaar maar toch zat ik om half 9 met velen op de snelboot naar Terschelling, in het volle besef van hoe onbelangrijk deze gebeurtenis is in het licht van de wereldgeschiedenis en het algeheel menselijk lijden. Daarvan ben ik me overigens meestal toch al wel bewust. Zij het niet altijd op het moment zelf dat ik naar, bijvoorbeeld, een woestijngrasmus sta te kijken. Dan kan ik juist die wereldgeschiedenis en dat algeheel menselijk lijden zo volkomen onbelangrijk vinden.

Vooraf moet even iets worden gezegd over woestijngrasmus, voor een eventuele lezer die nog niet helemaal op de hoogte is.
Vroeger hadden we gewoon de woestijngrasmus. Nou ja, gewoon, bij ons superzeldzaam met twee gevallen in Nederland, een in 1988 en een in 1994. Een aantal jaren geleden werd deze gesplitst in de afrikaanse woestijngrasmus en zijn Aziatische neef, die gewoon woestijngrasmus mocht blijven heten. De laatste is een erkende lange-afstandstrekker die als dwaalgast heel af en toe in noordwest Europa opduikt. Beide Nederlandse gevallen betroffen deze Aziatische soort. De afrikaanse woestijngrasmus werd geacht een standvogel te zijn die heel zijn leven nauwelijks zijn broedgebied verlaat en toen juist deze soort een jaar geleden opdook bij Alphen aan den Rijn, leidde dat onder vogelaars niet alleen tot grote opschudding en dolle vreugde, maar ook tot discussies over herkomst van de vogel. Want dit was precies de verkeerde soort: een afrikaanse woestijngrasmus in Nederland, dat kon helemaal niet. Uiteindelijk concludeerde de CDNA dat het blijkbaar wel kon want hij zat er en er waren geen aanwijzingen voor herkomst uit gevangenschap.
En nu is daar ineens, op Terschelling, de goede soort woestijngrasmus opgedoken, voor het eerst sinds 1994 en dus voor zeer velen een nieuwe soort. En bovendien de kans om binnen een jaar beide soorten woestijngrasmus te zien te krijgen. Die verleiding kon ik in elk geval niet weerstaan.

Nog voor we de boot opgingen werd de vogel terug gemeld, wat leidde tot algehele opluchting. Maar ongeveer toen de boot aanmeerde in West, kwam de melding: vogel al een uur uit beeld. Wat leidde tot algehele onrust. Ter plaatse inderdaad volop zoekende mensen maar vooralsnog geen woestijngrasmus. Een vaag gerucht bracht ons samen rond een verlept plantenperkje voor de deur van het havenkantoor. Het vermoeden dat de vogel zich in dat perkje moest bevinden, werd voorlopig door de vogel niet bevestigd. Zowat honderd man rond een armzalige plantenbak van tien bij tien meter zonder een spoor van woestijngrasmus: dit was legendevorming van het formaat van een melkpak! Dit zouden we ons nog lang heugen.
Maar toen werden we uit ons lijden verlost: woestijngrasmus was weer in beeld, in een vlak ernaast gelegen, kaal geschoren rozenperkje. Wat volgde was een van de meest memorabele twitches die ik ooit heb meegemaakt. Om te beginnen haastte de voltallige meute zich naar het belendende perceel en al gauw kreeg vrijwel iedereen de vogel heel bevredigend in beeld. Heerlijk! Vogel was binnen, iedereen blij. Aanvankelijk hielden we allemaal netjes afstand maar al gauw bleek dat de vogel zelf zich niet aan onze gedragscode wenste te houden: hij vloog recht naar ons toe, dook zowat bij iemand tussen de voeten en ging foerageren tussen de lage rozenstruikjes pal naast ons. En daar ging hij het volgende uur mee door en van afstand was nu voorgoed geen sprake meer, want hij trok zich bij zijn werk helemaal niets aan van de meute die zich langs het perkje had opgesteld. Met als gevolg dat-ie af en toe op amper een meter afstand opdook, dat-ie bij iemand door de benen vloog (‘panna!’), dat-ie af en toe op amper een decimeter afstand van een cameralens kwam en dat de grootste lenzen noodgedwongen de meeste afstand namen omdat de vogel van zo dichtbij niet scherp in beeld te krijgen was. De vele waanzinnige close-ups en de foto’s waarin de vogel omringd is door vogelaars, die tot zoveel opschudding leidden op de diverse internetfora, waren dus niet het gevolg van vogelaars die te dicht bij de vogel kwamen, maar van een vogel die (te?) dichtbij de vogelaars kwam. Ik heb weleens vaker zeldzaamheden van dichtbij meegemaakt, ik herinner me de bairds strandloper op het strand van Meijendel een paar jaar terug, maar deze sloeg echt alles. Een keer kroop-ie letterlijk onder iemand langs, af en toe wrong-ie zich tussen de toeschouwers door en zelfs vleide hij zich op een gegeven moment tegen een warme hand aan alsof hij daarvan geen enkel gevaar te duchten had. Dat had-ie trouwens ook niet.
En intussen liet-ie zich aan iedereen fantastisch zien en konden we uitvoerig de relevante kenmerken vaststellen. Voor wie zich nog de vogel van Alphen aan den Rijn herinnert (en wie herinnert zich die niet?) waren de verschillen weliswaar subtiel maar overtuigend. De bovendelen waren niet warm geelbruin zoals destijds maar kouder grijsbruin, de middelste staartveren hadden een donker centrum, de tertials hadden donkere schachtstrepen en ook de handpennen waren donker. Het zal voor de CDNA vermoedelijk wel voldoende zijn voor aanvaarding als derde woestijngrasmus voor Nederland. En de eerste voor vele van de aanwezigen.

14 november 2015


Meer: Witkopgors

woensdag 11 november 2015

Ondertussen in Limburg

Terwijl een beetje vogelaar vandaag natuurlijk in IJmuiden was, waar de hele dag een fraaie vale gierzwaluw rondvloog, of in Stavoren waar al een week een bruine boszanger zit, of anders wel in Kamperland waar zich sinds een paar dagen een dwerggors ophoudt, waren we met vogelwacht Utrecht in Zuid-Limburg. Omdat het daar zo mooi is. En des te mooier misschien nog wel, omdat het er herfst was, met alle kleurenpracht van dien. Net als overal in Nederland natuurlijk, net als ieder jaar om deze tijd, maar toch gewoon mooi.
We begonnen in de akkerlanden tussen Puth en Doenrade, waar op verschillende percelen het oude gewas nog op het veld staat. Speciaal voor de korenwolf, de met uitsterven bedreigde Limburgse hamster die zich thuis voelt tussen de vermolmde restanten van zomerse boerenglorie. Maar het zijn niet alleen de korenwolven die daarvan profiteren, maar meer nog de muizen die daar ongezien met tallozen rond wroeten tussen de half vergane overblijfselen. Al is profiteren in geval van die muizen wellicht niet zo’n gelukkige term. Het zijn vooral de buizerden die profiteren, en de torenvalken, die ene blauwe kiekendief en ook een prachtige velduil, die ijverig bezig waren om van die vermoedelijke overvloed aan muizen het hunne te nemen. Uiteindelijk waren het natuurlijk wij vogelaars die profiteerden. Vooral die velduil was geweldig; af en toe keek je hem diep in zijn gele ogen.
Ook allerlei zaad etende vogels profiteerden van de overvloed aan plantenresten op het veld. Veldleeuweriken, graspiepers, enkele riet- of geelgorzen maar vooral natuurlijk de grauwe gorzen. Want dit is al enkele jaren de enige plek in Nederland waar grauwe gorzen in enig aantal overwinteren, en die was dan ook de doelsoort van vanochtend. We moesten even zoeken maar tenslotte vonden we ze. Eerst een groepje in vlucht boven het koren dat daarna onzichtbaar in de vegetatie verdween. Maar daarna eentje die geruime tijd betrekkelijk vrij zichtbaar in een pol zat te snoepen van de gerstzaadjes. Door de telescoop levensgroot in beeld: dan wordt zelfs zo’n in beginsel toch tamelijk saaie grauwe gors een plaatje.

Tweede bestemming van de dag was de ENCI-groeve, in de Pietersberg vlak boven Maastricht. Inmiddels was het zo zonnig en zacht dat we zonder jas vanaf de parkeerplaats naar boven klommen, naar het vernieuwde uitzichtpunt op de rand van de groeve, waar we elkaar verdrongen achter de kijkgaten in de houten schutting die daar was aangebracht. Vroeger, ja vroeger, toen keek je nog gewoon met zijn allen over het prikkeldraad heen. Niet meer. Neemt niet weg dat we na enig zoeken de oehoe vonden, zo dichtbij als ik ‘m daar nooit eerder zag. Het was bijna Winterswijkiaans! Af en toe hief hij zijn kop en keken we ook deze uil diep in de in dit geval oranje ogen.

Tenslotte liepen we vanuit even voorbij Vijlen door het veld naar de Vijlenerbossen waar we een wandeling maakten langs en een stukje door het bos. Het was inmiddels stil in het bos en de enige spechten die we hoorden waren doorsnee grote bonte, en de enige boomkruipers waren gewone. Maar het was er zo mooi, zo heerlijk rustig het landschap om je heen, zo onverstoorbaar herfstig als het golfde beneden je, een heerlijke nadronk na een succesvolle dag.

8 november 2015


Meer Zuid Limburg: Pietersberg

dinsdag 3 november 2015

Mongolentwitch

Weer eens een klassieke twitch geprobeerd: mongoolse pieper in de Crezéepolder bij Ridderkerk. De dag tevoren gemeld als grote pieper maar ’s avonds ontmaskerd als de achtste (of negende of tiende) mongoolse pieper voor Nederland. Nogal een stukkie zeldzamer dan grote pieper dus, en zo bewees het internet weer eens zijn waarde. De volgende ochtend togen tientallen vogelaars naar deze uithoek van het land om een voor vele nieuwe soort te gaan scoren. Voor mij zou het overigens mijn tweede zijn, na de vogel van Woerden acht jaar geleden.
Met trein en vouwfiets was deze prima te doen, al dreigden onderweg eerst mist en daarna het vertrek van de vogel roet in het eten te gooien. Van mist bleek ter plaatse echter geen sprake en ik was nog maar net, na een korte aarzeling (plan B lag al klaar), in Zwijndrecht toch maar uit de trein gestapt toen de vogel alweer was teruggevonden. Met een gerust hart begon ik aan het fietstochtje naar de Crezéepolder.
Een verkeerde afslag leidde er toe dat ik aanvankelijk vanaf de dijk moest toekijken hoe beneden aan de overkant van de sloot een linie vogelaars omzichtig over het ruige grasland bewoog. Enkele keren zag ik de vogel opvliegen en even verderop weer verdwijnen: een forse, vrij donker ogende pieper in zware golvende vlucht. Nee, geen gras- of waterpieper leek me, maar grote was op basis hiervan natuurlijk niet uit te sluiten. Toen beneden een langdurige status quo leek aangebroken van vogelaars die probeerden een mongoolse pieper te vinden in een halfopen ruigtevegetatie en een mongoolse pieper die weigerde zich bloot te geven, heb ik me bij de vogelaars beneden gevoegd om actief aan die status quo deel te nemen. Die duurde echter nog geruime tijd voort; mijn bijdrage bracht daar geen verandering in. Uiteindelijk werd de vogel pas weer teruggevonden toen we ons heel voorzichtig in het terreintje waagden en hij van vlak voor ons opvloog. In golvende vlucht vloog hij dicht langs ons heen naar het hoge gras achter ons. Roepend! en dat was belangrijk want: mongoolse pieper! Die klinkt echt een beetje anders dan grote.
Intussen konden we van voren af aan beginnen, wat leidde tot een inmiddels bekend tafereel: een schare vogelaars die zich voorzichtig door het grasland bewoog en de vogel die uiteindelijk opvloog en verderop weer in het gras verdween. Nee, fraai was het misschien niet. Ter verdediging kunnen we aanwenden dat we echt ons uiterste best deden om opstoten te vermijden, om hem in beeld te krijgen voordat-ie er weer vandoor ging. Maar in het hoge gras was dat streven tamelijk kansloos. Dat lukte pas toen de pieper neerstreek aan de rand van hetzelfde stukje halfopen ruigte waar-ie eerder al gezeten had. Enkele tellen lang was-ie hier schitterend vrij zichtbaar, één moment zelfs vol in de telescoop, voor-ie naar achteren bewoog en weer in de vegetatie verdween. Nu hield iedereen afstand, in de hoop af en toe een glimp van hem op te vangen. Dat zal de meeste aanwezigen gelukt zijn, want af en toe was hij voor een stukje vrij zichtbaar, een kop, een snavel, een rug, en heel soms verenigden die stukjes zich tot een complete mongoolse pieper en klonk ons gekreun van genot en het klikken van tientallen camera’s.

Na afloop was het nog vroeg genoeg voor een stukje van plan B: met de trein naar Dordrecht Stadspolders, met de vouwfiets naar de Kop van ’t Land, overvaren en nog een paar uurtjes vogelen rond polder Hardenhoek. Het werd een schitterende, bijna lenteachtige middag met veel zon en zingende cetti’s zangers. Van die laatste ook eentje aardig gezien. En tussen de vele eenden op het water werd me ook nog de amerikaanse wintertaling aangewezen die hier al een tijdje aanwezig is. Nou is een wintertaling al een heel aardig eendje en als-ie dan ook nog een staand wit streepje heeft in plaats van een liggend, is het helemaal feest. Verder waren de wateren boordevol wintertalingen, smienten, pijlstaarten, bergeenden, wilde eenden, krak- en slobeenden, grauwe en brandganzen, kieviten, groepjes goudplevieren en een paar kleine zwanen en grote zilverreigers. En toen daaronder een massale en luidruchtige paniek uitbrak, was het feest compleet: zeearend was gearriveerd en vloog met bedaarde vleugelslag tussen de opgewonden vogelscharen door. Dat maakte deze dag helemaal af.

1 november 2015

maandag 2 november 2015

Waddenmarathon

De start was voortvarend: fraaie juveniele grauwe franjepoot dicht langs het Hoornderslag in de plasjes in het Groote Vlak. Mijn tiende alweer dit jaar! ook voor mij een exceptioneel aantal. Ook minimaal twee blauwe kiekendieven hier, en groepen koperwieken over. Ja, het Dutchbirding Texelweekend was ook voor ons begonnen. In de Slufter vonden we twee mooie groepen strandleeuweriken. Die had ik al lang niet meer zo mooi gezien. En een prachtige slechtvalk. En een ijsvogel! Nota bene een ijsvogel, midden op de kwelder! Rosse grutto’s, zilverplevieren, drie kleine zilverreigers: de start was voortvarend. En intussen was de regen voorbij, dreigde af en toe de zon door te breken en zat het eiland tjokvol met trekvogels.
Maar daarna werd het sprokkelen, en achter de feiten aan hollen. We stonden net achter De Cocksdorp een bosrand af te speuren, zwartkop, tjiftjaf, keep, goudhaantje, toen die melding kwam: zwartkeellijster bij camping Loodmansduinen, helemaal aan de andere kant van het eiland. Natuurlijk meteen terug naar de auto en in snelle vaart naar het zuiden. Het mocht niet baten: we waren te laat. We mochten ons daarover niet al te hard beklagen want we waren bepaald niet de enigen. Slechts vijftien mensen hadden de vogel te zien gekregen voordat die uit beeld was verdwenen om nooit meer te worden teruggevonden. Maar ook een bladkoning aan het begin van het pad zweeg toen wij er waren. Het was de eerste van liefst vier blako’s die we dit weekend misliepen: op zaterdag nog eentje in de Tuintjes en eentje in De Cocksdorp, en op zondag eentje op vakantiepark De Krim. In Dorpzicht waren de witkopstaartmezen voor ons niet weggelegd en bij de robbenjager kreeg ik alsmaar de siberische tjiftjaf niet in beeld die daar door een struikje scharrelde, hoewel vrijwel iedereen ernaar stond te kijken.
Maar ach, af en toe moet je je verlies nemen en genieten van al wat wel voorhanden is. Een ongelooflijk afgesleten cliché natuurlijk maar het werkt wel! Want Texel lag er feestelijk bij, schitterend opgetuigd door een kleurrijke herfsttooi. Met geelgekroonde berkenbosranden, wit uitgeslagen abelenbosjes en nog veel meer. En ondertussen ondergingen we de fantastische dynamiek die op zo’n dag over het eiland waart, als een windloze herfststorm. Lijsters vlogen af en aan, koperwieken, kramsvogels, zanglijsters, merels. Roodborsten zaten zowat op iedere straathoek, in ieder bosje en in iedere slootkant en sommige waren zo tam dat je moest oppassen dat je niet op ze ging staan. Goudhaantjes trokken met tientallen door het kreupelhout. Naast de Robbenjager foerageerden ze volop in het gras.
We sloten de dag af met enkele mooie momenten in de Tuintjes. Met een fraaie klapekster, met een beflijster, liefst drie velduilen waarvan twee weliswaar hoog in de lucht maar prachtig klapwiekend en een schitterende ruigpootbuizerd uitvoerig jagend en biddend en af en toe in één beeld met de beide velduilen. Zodat we al met al nog helemaal niet ontevreden ons huisje aan de Slufterweg opzochten.

Na een gezellige avond in het Eierlandse huis in De Cocksdorp begon de zondag regenachtig. Wind was er nog altijd nauwelijks en dat maakte weliswaar de regen draaglijker, maar ons plannetje om te beginnen met een uurtje over zee kijken bij Westerslag werd daardoor natuurlijk wel een beetje kansloos. Toch maar doorgezet, en daar kregen we geen spijt van. Want ineens ontdekte ondergetekende volkomen onverwacht (maar is zo’n ontdekking ooit verwacht?) een mooie grauwe pijlstormvogel die geruime tijd over zee heen en weer vloog voor-ie in noordelijke richting verdween. Verder onder andere roodkeelduiker, zwarte zee-eend en jan van gent, en bij de parkeerplaats vlakbij twee strandleeuweriken.
Maar na deze opnieuw voortvarende start werd het opnieuw sprokkelen. De regen hield voorlopig aan zodat we vanuit de auto wat soortjes bij elkaar probeerden te scharrelen. Daarvoor leek vooral de waddenkant van het eiland geschikt. Ottersaat, Wagejot en de Bol verrichten echter geen Grote Daden. Kluten, watersnippen, wat bontjes, dat was het wel. En tussen de honderden rotganzen in de polder konden we ook al niets afwijkends vinden. Het klinkt een beetje als een treurzang maar dat was het natuurlijk niet. Want zeggen oeroude filosofieën niet: het is de weg erheen die vreugde schenkt, meer dan het einddoel zelf? Het was heerlijk om tussen de kluten, de watersnippen en de bontjes te speuren naar iets zeldzaams, ook al zat het er niet. Het was fijn om tussen de rotganzen te zoeken naar die ene zwarte, ook al konden we die niet vinden. En uiteindelijk vonden we toch die bonte kraai in Zuid Eierland, tegenwoordig een soort om te twitchen. En uiteindelijk beleefden we weer mooie momenten in de tuintjes, met weer klapekster en weer een hoge velduil. En uiteindelijk vonden we bij Oosterend toch nog die zwarte rotgans tussen de rotganzen. Zodat we al met al nog helemaal niet ontevreden naar huis terugkeerden. Het was al donker toen we terug waren in Utrecht.

De volgende ochtend meteen met de trein naar Groningen, met de bus naar Lauwersoog en met de boot naar Schiermonnikoog voor een klassieke herfstvakantie op de Wadden. Iets mooiers dan dat bestaat er voor mij niet. Al op de boot brak de zon door. Groepen eiders en rotganzen patrouilleerden over de Waddenzee en al bijna aan de overkant verwelkomde ons een slechtvalk die laag over ons heen vloog.
Het was op Schier al net als op Texel. Het was een feest van herfst, vol van uitzinnige kleuren, van geel uit­geschoten duinweiden, oranje rietwaaiers, zilverglinsterende abelenbosjes en goud bestrooide berkenbosranden. Alsof de zon zelf uit het duin­land omhoog scheen. Bosjes boordevol lijsters en vinken, in struiken groepjes spreeuwen die als ze opvlogen zich ineens vertienvoudigden, velden vol ganzen die met gekromde ruggen het grasland be­graasden en zwermen trekvogels die als vloedgolven over het eiland gingen. Die dynamiek, die massaliteit, dat voortdurende bewegen om je heen: de herfst is mij lief. Zeker in deze tijd van het jaar staat hij steevast in de top vier van mijn meest geliefde seizoenen.
Ik herinner me het eind van mijn eerste dag op het eiland. Ik was zojuist bij Kobbeduinen geweest waar het baken uitrees boven de laatste duintjes die blonken in het lage zonlicht. In beginnende schemering was ik op weg naar het dorp toen ik boven me koperwieken hoorde. Niet voor het eerst maar dit keer zag ik op enige hoogte een groep strak naar zuid vliegen. En aan die groep leek geen einde te komen. Steeds maar meer koperwieken vlogen over me heen, als zwarte sneeuw, het moeten er zowat wel duizend geweest zijn, in één groep. Het was adembenemend. En toen ze eindelijk voorbij waren en ik was doorgefietst: weer geroep van koperwieken boven me, en net zo’n groep als zojuist, net zo zonder einde, vloog opnieuw op hoogte dwars het eiland over naar zuid. Nog nooit zoiets meegemaakt.
Het was trouwens alweer een jaar of zes geleden dat ik op Kobbeduinen stond en zag hoe het baken, dat driehoekige geraamte met zijn kruisende rechte lijnen, de grilligheid van het laatste duinland doorbrak. Het baken van Kobbeduinen: beeldmerk van Schier dat we al vanmiddag, nog midden op het wad, aan de horizon hadden zien opdoe­men. En het voelde als thuiskomen. Die burcht van duinland als laatste bolwerk van vasteland temidden van de kwelders. Voorpost van droge voeten temidden van de omringende willekeur van eb en vloed. Met lijsters, lijsters en nog eens lijsters. Een paar beflijsters vond ik er. Goudhaantjes op het plankier en een verre kiekendief. En een keer vloog daar een leeuwerik over, die klonk zo helder en zo scherp, zo bijna vrolijk en ook zo doordringend, dat leek bijna wel een kalanderleeuwerik. Maar zal toch wel een veldleeuwerik geweest zijn.

De volgende ochtend fietste ik in het eerste schemerlicht het dorp uit, toen temidden van de massaal overtrekkende koperwieken en zanglijsters ineens een pieperroepje klonk. Ik stopte, luisterde en hoorde het nog een keer. Twee keer, daar moest ik het mee doen. Maar ik heb niet voor niets de afgelopen jaren en vooral de afgelopen weken zo veel geoefend op roepjes van siberische boompieper. Deze riep precies wat-ie roepen moest, vond ik: schel, hoog, boompieperachtig maar niet zo strak, niet zo rechtlijnig. Explosief beginnend maar daarna met een zeker verval, zowel in intensiteit als in toonhoogte. Alles natuurlijk in een fractie van een seconde. Een beetje richting roodkeelpieper maar dan natuurlijk heel anders, lang niet zo langgerekt, lang niet zo fijn, lang niet zo glad. Geen opname uiteraard, dus ik kan niets bewijzen, maar voor mij was het er wel een.
Het onverwachte, de verrassende soort, de hoop op een zeldzaamheid, dat is ook een van de charmes van herfst op een Waddeneiland, wanneer immers alles mogelijk is. Op Texel had ik hem gemist, die zeldzaamheid, op Schiermonnikoog vond ik ‘m zelf. Al was ik nog niet meteen overtuigd toen ik aan het eind van een wat uitgelopen expeditie naar Kobbeduinen op de waddendijk bij de jachthaven die afwijkende tapuit vond. Overwegend grijs van kleur, vrijwel geen koptekening en klein van stuk: het had misschien voldoende moeten zijn maar op zo’n moment ga je als vogelaar enorm aan jezelf gaat twijfelen. Ik in elk geval. Zat ik er niet helemaal naast? Was het niet iets heel gewoons? Niemand wil de hoon van de algehele vogelaarsgemeenschap over zich heen dus thuis een en ander nageslagen en terug op de dijk de vogel samen met collega-ontdekker Jos Welbedacht min of meer afgemaakt. Al had de determinatie ook daarna nog heel wat voeten in de aarde. Uiteindelijk concludeerde de algehele vogelaarsgemeenschap: bonte tapuit. Terug thuis, droge kleren aan, verwarming hoog en de Schiermonikoger kruidenbitter binnen handbereik, was de herinnering aan het kille miezerweer van vanmiddag gauw verdwenen en bleef alleen die aan de 21e bonte tapuit voor Nederland over (indien aanvaard, moeten we er dan altijd bij zeggen).
Minder zeldzaam en zeker minder verrassend (want al bekend en bovendien jaarlijks aanwezig) waren de roodhalsganzen die zich ophielden tussen de brandganzen in de schaarse polders op het eiland. Het was soms nog best lastig om die er tussenuit te halen, meestal omdat je naar de verkeerde groep stond te kijken, maar als het uiteindelijk lukte waren ze wel heel mooi. Eén keer telde ik er vijf, het maximale aantal dat gemeld is dezer dagen. Zo’n groep op zo’n Waddeneiland, dat voelt toch anders dan een enkele verdwaalde vogel ergens in een polder op het vasteland. Daar kleeft er altijd de gedachte aan een ontsnappeling aan. Alles is mogelijk natuurlijk, maar vijf ontsnapte roodhalsganzen die alle vijf de Waddenzee zijn overgestoken en op Schiermonnikoog zijn aangeland? Dit voelt toch veel meer als een echte familiegroep uit ergens diep in Noordoost-Europa, en dat maakt ze er een stuk mooier op.

De zee leverde deze week weinig spannends op. Weinig wind en slechts groepen eiders, zwarte zee-eenden en rotganzen, plus een enkele jan van gent of roodkeelduiker. De jonge, ruige vegetatie op het strand was eigenlijk veel spannender. Sowieso is dat natuurlijk een fascinerend verschijnsel op Schiermonnikoog: hoog op die enorm brede stranden die Schier bij zeetrektellers wat minder populair maakt, is langs de hele Noordzeekust een piepjong duinlandschap ontstaan waar lage duintjes afwisselen met drassige kweldervegetatie, soms dicht en soms half open met af en toe ondiepe plasjes of slenken. Daar wil nog weleens wat spannends schuilen, weet ik uit ervaring, al kwam ik deze keer niet verder dan een boel graspiepers, een jagende blauwe kiekendief, een jagende slechtvalk, een paar ijsgorzen, putters en kneuen en twee overvliegende sneeuwgorzen. Maar het is hoe dan ook een belevenis op zich om door de jaren heen het landschap zo te zien groeien. Ik herinner me nog dat je vanaf de duinen gewoon over het zand naar zee kon lopen, al was dat altijd wel een heel eind. Dat is dus in amper tientallen jaren, in termen van landschapsontwikkeling een oogwenk, radicaal veranderd.
Wat al die jaren hetzelfde gebleven is, is de Westerplas die aan de westkant van het eiland tussen de lage duintjes rust. Maar wat dan weer in al die jaren is veranderd, zijn de zilverreigers. Vroeger, ja, als je ver genoeg teruggaat was dat in heel Nederland een zeldzaamheid natuurlijk. Tegenwoordig heb je volop zilverreigers in de Westerplas, grote en kleine. Maar zaten er nou vooral kleine, of vooral grote? Op dinsdag telde ik minimaal vijftien kleine. Maar op donderdag, op een regenachtige ochtend net terug van de tapuit, zaten er juist zestien grote. Onbeslist dus.
Daarna volgde vrijdag, de dag die je wist dat zou komen, zoals dat in modern Nederlands heet. Het dagelijks leven wachtte: we moesten naar huis.

Sluiten we mijn Waddenmarathon af, diametraal aan de andere kant van ons ook weer niet zo heel kleine landje, met een dip van formaat: de vorkstaartplevier die gedurende ons gehele verblijf op Schier in de Autrichepolder bij Westdorpe had gezeten, was daar juist op zaterdag vertrokken. Pijnlijk. De lange reis (trein naar Goes, bus met vouwfiets naar Terneuzen en door naar Axel, en op de vouwfiets naar Westdorpe) was vergeefs geweest. Nou ja, vergeefs, op een of andere manier laat-ie toch een leuke herinnering na. Aan fietsen door Zeeuws Vlaanderen, langs akkers en langs oude kreken. Aan urenlang met enkele lotgenoten wachten bij de plasjes waar de vogel zich tot gisteren had opgehouden, elke zwerm kieviten afspeurend in de hoop dat-ie er toch nog tussen zou zitten. Even opwinding als een van de aanwezigen hem meent te hebben zien vliegen maar daarna toch weer alleen maar kieviten, en goudplevieren en op het water een geoorde fuut. Bruine kiekendief over, toendrarietgans ter plaatse maar nee, echt geen vorkstaartplevier meer. Het is de prijs van een weekje Schier. En ach, dat is die prijs eigenlijk best waard.

24 oktober 2015


Meer lezen? Van ver