zondag 23 oktober 2022

Geelbrauwgors

Een ouderwetse spoedtwitch vandaag, en bovendien een modeltwitch: na een eindeloze autorit arriveerden we in het buitengebied van Bunne, diep in de Drentse binnenlanden temidden van kale akkers, boomrijen en houtkades. Een zijweggetje, een groepje zwijgzaam toeziende vogelaars en toen ik me bij hen had gevoegd: geelbrauwgors. Meteen in beeld, eerst alleen in de verrekijker maar daarna ook prachtig in de telescoop.
Want diep in de Drentse binnenlanden was een geelbrauwgors neergestreken, zeer zeldzame dwaalgast uit het verre oosten van Siberië en pas de tweede voor Nederland na een ringvangst veertig jaar geleden. Voor iedereen een nieuwe soort dus, en dus massaal getwitcht. Tientallen vogelaars hier, en tientallen vogelaars een meter of honderd verderop en daartussen, foeragerend in de berm vlak langs de Bongveenweg, de gors. Die liet zich bijna permanent en geregeld zeer fraai zien. Dat leek dus perfect maar voor de toeschouwers waren de omstandigheden verre van ideaal want de weg plus berm is amper vijf meter breed en dat is veel te weinig om iedereen een plaatsje op de eerste rang, of zelfs op de tweede rang te kunnen bieden. Langs elkaar heen, over elkaar heen en door elkaar heen zochten we een gaatje om een blik op het beestje te kunnen werpen. Dat klinkt tamelijk rampzalig maar eigenlijk ging het er vrij gemoedelijk aan toe. Iedereen gunde de ander het zicht op de vogel, mensen maakten plaats voor elkaar en lieten elkaar door elkaars telescoop kijken, en uiteindelijk heeft, denk ik, iedereen de vogel mooi kunnen zien. In elk geval toen ik er was.

Tientallen vogelaars, over de hele dag moeten het er honderden geweest zijn, bijeen op een landweggetje in Drenthe, loerend naar een eenzaam vogeltje afkomstig uit ongelooflijk verre streken, dat staat tegenwoordig garant voor vele zure commentaren op internet. Wat ik vreemd vind is dat als we met tientallen naar een zeldzame vogel staan te kijken, die commentaren niet van de lucht zijn terwijl als we met tienduizenden op de tribune zitten bij Ajax of Feijenoord of met honderden in de rij staan voor het rijksmuseum, niemand daar iets van vindt.
Wat ik ook vreemd vind is dat als we een keertje met honderden naar dezelfde plek rijden, er meteen wordt geroepen dat we zo slecht bezig zijn qua milieu en klimaat terwijl als we met duizenden allemaal ergens anders heen rijden, elke dag weer, er niets aan de hand is.
Ach, waarom zou ik me verdedigen. Ook ik was naar die geelbrauwgors, want voor een bepaald soort vogelaars is dat een soort Mona Lisa, een soort Nachtwacht: als je de kans krijgt (en die krijg je in Nederland niet heel vaak, en dat is een understatement van jewelste) dan moet je hem gaan zien, desnoods met tientallen tegelijk, net als bij de Mona Lisa of de Nachtwacht. Wie dat niet leuk vindt, staat het uiteraard vrij om niet te gaan kijken. Ik ging wel.

22 oktober 2022


Meer twitchen: Pieper



dinsdag 18 oktober 2022

Tschutschensis

Dit jaar geen weekend Dutch Birding op Texel, maar alleen een dagje heen en weer met vogelwacht Utrecht op zondag. Daar leek ik enorme spijt van te gaan krijgen. Want op zaterdag was er bij Dorpzicht, onder de rook van De Cocksdorp, een prachtige grijs met witte kwikstaart ontdekt die zeer goede papieren heeft om de eerste aanvaarde oostelijke gele kwikstaart van Nederland te worden, een variatie van gele kwikstaart afkomstig uit het hele verre oosten. Zeer zeldzaam dus, eentje die ik wel heel graag wilde zien. Ook omdat inmiddels roep was gehoord, opgenomen en geanalyseerd, en die bleek bijna één op één overeen te komen met roepjes die zijn opgenomen in het broedgebied van tschutschensis, van alle gele kwikstaarten uit die verre streken net de soort die nog het meest hier te verwachten is.
Maar toen we vanmorgen bij het kijkscherm langs de Hoofdweg stonden uit te kijken over de natte graslanden en de plasjes bij Dorpzicht, van de vogel geen spoor. Louter witte kwikstaarten, hoe hard we ook zochten, en een enkele bonte strandloper, een stel wintertalingen, bontbekplevier, een paar steenlopers, nee, het was akelig stil hier. Het zag ernaar uit dat de vogel gevlogen was en dat onze keus om alleen vandaag naar Texel te gaan, keihard werd afgestraft.
Dan maar naar Dorpzicht zelf gegaan, bosje dat meestal wel goed is voor een bladkoning en dat bovendien (daar was het ons eerlijk gezegd vooral om te doen) goed zicht biedt op de andere kant van het veld en van waar de kwikstaart gisteren ook regelmatig gezien is. Maar vanmorgen was daar helemaal geen kwikstaart te bekennen en ook van blako hier geen spoor, slechts af en toe een zucht meesjes, een paar koperwieken over … Ik begon me al af te vragen of dit weer zo’n dag ging worden dat alles mislukt toen daar ineens de bevrijdende melding was: oostelijke gele kwikstaart teruggevonden op de oude plek bij het kijkscherm.
Teruglopen naar de auto, proberen te keren terwijl van allebei de kanten kolonnes dagjesmensen passeren en dan nog de kleine kilometer met de auto naar het kijkscherm, uitstappen, telescoop opzetten: het lijkt op zo’n moment allemaal eindeloos te duren maar gelukkig zat-ie er nog en stonden we even later allemaal naar het bewuste beestje te kijken. Die was, als je hem eenmaal een beetje door had, nog best eenvoudig terug te vinden. Hij was vooral grijs en wit, zonder spoortje geel wat je bij onze gele kwikstaart zou verwachten, met een vette witte wenkbrauwstreep en met een zwakke beige-achtige tint die maakte dat je hem er gemakkelijk uitpikte tussen de omringende witte kwikstaarten. Dat gecombineerd met de opgenomen roep: kat in ’t bakkie, zou je zeggen.
Helaas blijkt het iets minder eenvoudig. Er komen in het hele verre oosten enkele taxa van gele kwikstaart voor die in juveniel kleed zeer lastig van elkaar te onderscheiden zijn en die door onze CSNA als aparte soorten worden gezien. In andere, minder split-gerichte landen hebben ze het er makkelijker mee: daar worden ze allemaal als één soort beschouwd, maar wij moeten dus, om hem tot op soortniveau te determineren, de diverse alternatieve taxa uitsluiten. Meestal is daarvoor DNA vereist maar hopelijk kan ook het opgenomen roepje behulpzaam zijn. Nou ja, later zorg. Dat de vogel uit het hele hele verre oosten afkomstig is, daar twijfelt niemand aan en daarmee was-ie de hoofdprijs van de dag en die was in elk geval binnen. Dat gaf ons rust.
Rust was er toch in overvloed, de verdere dag. Het weer was prachtig, de zon scheen volop, de temperatuur was bijna lenteachtig maar de vogels hielden zich gedeisd. We deden ons best, wandelden helemaal om het Renvogelveldje en de Robbenjager heen en bezochten daarna diverse plasdrasjes langs de Waddendijk, maar kwamen niet verder dan honderden spreeuwen, een kleine zilverreiger in Utopia, een groepje sneeuwgorzen in het Wagejot en hier en daar wat mooie zilverplevieren, een groepje kluten en een paar honderd rotganzen. Maar goed, die zijn ook leuk en bij ons thuis hebben we die niet of hooguit zelden.

Dat was voor ons het Dutch Birding Texelweekend. Wat op de terugweg nog volgde, viel daarbuiten. Maar was wel erg leuk. Bij Petten zagen we op de parallelweg naast de autoweg een paar vogelaars staan, gebogen achter hun telescopen. En we herinnerden ons weer de melding van een gestreepte strandloper hier in de buurt. Toen we verderop eindelijk de autoweg af konden en over de parallelweg waren teruggereden, bleek 1 + 1 inderdaad 2: op een ondergelopen bollenveldje zat een mooie groep steltjes. Tientallen bonte strandlopers, tientallen kleine strandlopers, wat kieviten, een paar kemphanen en daartussen een stuk of twee juveniele krombekstrandlopers en een mooie gestreepte strandloper. Maar de bijzonderste soort hier was misschien nog wel die paarse strandloper. Zelf zag ik die nooit eerder verder dan pakweg 10 meter van zee vandaan.

16 oktober 2022


Meer lezen? Texel met Dutchbirding

woensdag 12 oktober 2022

Hoe overleef ik DT2?

Het is weer prima gelukt, dank u. Naar de maatstaven die men daartoe graag hanteert, voldeed ook DT2, het tweede Deception Tours-weekend, ook dit jaar weer niet helemaal aan de verwachtingen, maar aan die verwachtingen voldoen feitelijk de meeste DT-weekends niet. We hopen allemaal elke keer weer (behalve als ik er niet bij ben natuurlijk) dat dit keer die kolossale Mega valt, dat glorieuze lot uit de loterij van het vogelaarswalhalla, maar vrijwel altijd moeten we met (veel) minder genoegen nemen. En denken we weer eens een hele grote soort gescoord te hebben, dan blijkt die vaak een paar jaar later heel wat minder waard. Zie blauwstaart, zie raddes boszanger, allebei overigens dit weekend niet van de partij, en zie bijvoorbeeld grote kruisbek, die er wel was: soorten die tegenwoordig lang niet meer zijn wat ze pakweg tien of twintig jaar geleden waren.
Wat betreft grote kruisbek: meldingen kwamen vanuit Bomenland in het westen en toevallig was ik net naar die kant op weg. Al was dat ook weer niet zo heel toevallig want veel keus heb je op Vlieland niet: je bent ofwel op weg naar het oosten, ofwel naar het westen en ben je toevallig naar de verkeerde kant onderweg, dan kun je altijd nog omkeren. In Bomenland, dat me in bijna alles doet denken aan een elfenwoud uit Lord of the Rings en aanverwanten maar ik zal dan wel fan zijn, in Bomenland dus een tijdje staan wachten op een mooie, venige open plek waar een fraaie grote gele kwikstaart het wachten aanzienlijk veraangenaamde. Uiteindelijk verschenen de kruisbekken, moeder en jong, waarbij moeder fier haar klassieke, kolossale snavel droeg maar jong met een aanzienlijk bescheidener geval genoegen moest nemen, wat de vraag opriep: is dat er wel eentje? Hij was echter overduidelijk gekoppeld aan moeder. Kan het zijn, vroegen we ons af, dat bij (sommige) jonge vogels de snavel nog moet groeien?

Zelf was ik dit weekend vooral erg tevreden met bladkoning, een klassieke DT-soort die inmiddels op de nominatie staat om te degraderen naar de klasse ‘vrij algemeen’, maar vorig jaar nagenoeg afwezig was. En DT1 had ik dit jaar overgeslagen dus ik moest hem nog. Nou, dat is prima gelukt: eindelijk weer eens mooie blako's. Vooral zaterdagochtend in het oostelijk bos (Klaas Douwes heette het daar) waar er eentje fraai hoewel zwijgzaam foerageerde, en die middag bij het voetbalveld, waar er eentje riep in een flokje en enige keren kort mooi zichtbaar was.
Heel erg tevreden zelfs was ik met mijn pijlstormvogels op zaterdag. ’s Ochtends na mijn eerste bladkoning een tijdje aan het eind van de Badweg over zee staan kijken. Van de eerste grauwe pijl die toen ik daar stond werd omgeroepen, kon ik ternauwernood nog een glimp opvangen voor die voorgoed achter de horizon verdwenen was. Toen tien minuten later de tweede voorbijkwam, was ik er wel op tijd bij. Daarna ging het los: enkele minuten later gingen er liefst vijf tegelijk naar zuid, fraai keilend in sierlijke bogen af en toe hoog boven de horizon. Op zeker moment waren ze alle vijf tegelijk zichtbaar. En ze waren nog niet eens voorbij toen er weer twee passeerden. Deze vlogen echter veel dichterbij zodat behalve de klassieke vliegwijze en het klassieke, wat gekromde vliegbeeld, ook iets van de kleedkenmerken zichtbaar was. Maar het was toch vooral dat gevoel dat ze opriepen, dat oerbeeld dat al eeuwen lang over de oceanen zwerft en van tijd tot tijd verre horizons siert, dat beklijft.
Het enige dat nog ontbrak, vond ik, was noordse pijlstormvogel. Want die was die ochtend ook gezien, alleen stond ik er toen helaas nog niet. Maar nog diezelfde middag, na een hoewel vruchteloos niet oncomfortabele uurtje in een lui zonnetje te Langepaal waar mogelijk iets heel bijzonders was gezien maar niet meer was teruggevonden, nam ik nog even plaats op de zeereep ergens bij dam 20, volgens de ANWB-paddenstoel, en daar vloog na een tijdje toch die noordse pijl langs. Een schitterende noordse pijl, kort achter de branding en laag over de golven naar west.
Natuurlijk was er ook nog sprake van vaal stormvogeltje, zelfs de veel zeldzamere vale pijl werd gemeld en daar kun je natuurlijk lichtelijk gedeprimeerd van raken, het gevoel van krijgen dat wat jij ziet eigenlijk de moeite niet waard is maar ach, je mist altijd meer dan je ziet, een waarheid die elke dag weer bevestigd wordt en die je het best maar kunt negeren. En als ik dan toch een beetje filosofisch bezig ben: het ware vogelen zit ‘m natuurlijk niet in de eerste plaats in het resultaat, het zien van mooie vogels, maar in het zoeken naar dat resultaat, in het ‘lekker bezig zijn’. Iets met Zen of zo? Struinen langs het strand waar je de drieteenstrandlopertjes, sommige in hun prachtige juveniele kleed, langs de branding kunt zien hollen. Ook een resultaat natuurlijk. En langs de Waddendijk, waar je op het wad duizenden bontjes kunt zien en mooie kanoeten, rosse grutto’s en zilverplevieren.
Zondag was het vooral de landtrek die indruk maakte. Een constante stroom van graspiepers, mooie groepen koperwieken, mooie groepen vinken ook, met kepen ertussen, zanglijsters, het was een komen en gaan. Of vooral een gaan eigenlijk. Tenslotte was ik nog bij de Kroon’s polders en achterliggende kwelders. Veel vogels leverde dat niet op, maar dat gaf niet, ik was lekker op zoek. En het landschap was er niet minder indrukwekkend om. De weidse vlakte, het reflecterende zonlicht, de duinruggetjes in de verte, aan de horizon de vuurtoren van Texel: het was spectaculair. En intussen nog altijd geen mega’s van buiten Vlieland. Zo overleef je DT2 wel. Maar dat is natuurlijk niet zo filosofisch.

10 oktober 2022


Meer Deception tours: Hoe overleef ik een half DT3









woensdag 5 oktober 2022

Steppearend

De gebeurtenissen van vandaag hadden iets onvermijdelijks. Ik moest wel, ik kon niet anders. Ik was, zeg maar, voorbestemd. Want twee jaar geleden deed kort na elkaar twee keer een steppearend Nederland aan, terwijl eentje al zeer zeldzaam is. Alleen: allebei gemist. Ik herinner me nog dat ik net op station Den Bosch was toen het bericht doorkwam dat de vogel bij Goes hoog was opgevlogen en vertrokken. Ik ging toen maar wat anders doen. Dus toen bleek dat de steppearend die vrijdag was gefotografeerd in de Groote Peel, daar gisteren nog steeds aanwezig was, kon ik niet anders dan vandaag de trein nemen naar Deurne en van daar met de vouwfiets naar het veen fietsen. Als ik vroeg genoeg was, zou-ie er hopelijk nog wel zitten. Moest het natuurlijk niet al te mooi helder en zonnig zijn, want dat zou hem ertoe kunnen verleiden toch voortijdig een hoge vlucht naar verre streken te nemen. Ik was dus wel blij met het miezerige weer en de regen onderweg. Maar ik was ook blij met de eerste voorzichtige opklaringen toen ik zo’n beetje het veen had bereikt, de vaalblauwe plekken in de lucht en de plotselinge schim van de zon die al het druipende kreupelhout deed glinsteren en de kale takkenbossen en de vergeelde veenvlakte zwakjes deed oplichten. Dit moest haast wel goedkomen, toch?
Eenmaal in de Peel begon het lange wachten en het grote zoeken. In een ambiance van uitgestrekte vaalgele steppes waarin een creatieve geest verspreide bosjes en verre boomrijen en bosranden had aangebracht, speurden we de horizon af. Vooralsnog vlogen er slechts vinken en zwaluwen, een paar boomleeuweriken en af en toe een buizerd. Enkele kilometers achter ons zagen we soms de uitkijktoren waarop in dichte drommen de vogelaars stonden, alsof ze er de natuurlijke vegetatie van vormden. Ook van hen geen nieuws. Maar uiteindelijk sijpelden er toch goede berichten binnen. Iemand had de vogel ergens in het veen gefotografeerd en iemand had hem in de verte kort zien vliegen, dus we wisten ongeveer waar we moesten zoeken. En gingen dieper het veen in. We stonden al een tijdje met een man of tien te turen op de plek waar de vogel zich bij benadering zou moeten ophouden, toen iemand riep ‘daar vliegt-ie’. Op zo’n moment gaat er een bliksemschicht door je lijf maar het was te kort. Toen ik de verrekijker gericht had, was-ie alweer naar de grond verdwenen. De ontgoocheling duurde echter maar kort want even later was het wel raak: korte tijd was-ie fraai zichtbaar boven een verre boomrij. Eindeloos lange vleugels met diep ingesneden vingers en opvallende witte markeringen: steppearend in de pocket! De euforie op dat moment: onbeschrijfelijk.
Een volgende bericht: ‘vanaf hier zichtbaar op zo’n 25 meter!’ Het is zo te zien een klein half uur lopen. Ter plaatse inderdaad: schitterend zicht op een machtige vogel. Zowel aan de grond als in vlucht, laag over ons heen. Een onvergetelijke ervaring.
Alleen: hij heeft een ring om een poot! Het is de moeder aller dompers. Al gauw weet men te vertellen dat dit type ring niet wordt gebruikt door de ringcentrales. Een kwekersring dus, en dus een escape. En dan mag het nog steeds een geweldige vogel zijn, het gevoel erbij is heel anders. Afkomstig uit de steppes in midden Afrika of uit een vogelkooi wie weet waar: het is een wereld van verschil. Maar er is ook een Engelsman die de indruk wekt verstand van zaken te hebben en die stellig en volkomen overtuigd beweert dat dit soort ringen gebruikt worden bij ringprojecten in Afrika. Toch een wilde vogel dus, volgens hem, toch afkomstig van steppes duizenden kilometers hier vandaan. En ja, ik heb er natuurlijk geen verstand van maar ik kan me goed voorstellen dat ringers in Afrika zich niet houden aan de voorgeschreven maten en gewichten die wij in Europa hanteren. Waarom zouden ze ook? En ook kan ik me voorstellen dat Nederlandse deskundigen om die reden zo’n ring niet herkennen als wetenschappelijke ring. Ik ben niet naïef hoor, ik geloof zo’n man heus niet meteen op zijn woord, maar ik hoop wel dat iemand bij de CDNA zijn claim nog even serieus onderzoekt. Want het zou zonde zijn als we zo’n geval verloren laten gaan, alleen maar doordat wij hier de Afrikaanse ringers niet kennen.

2 oktober 2022


Meer: Geelbrauwgors