Het is weer prima gelukt, dank u. Naar de maatstaven die men daartoe graag hanteert, voldeed ook DT2, het tweede Deception Tours-weekend, ook dit jaar weer niet helemaal aan de verwachtingen, maar aan die verwachtingen voldoen feitelijk de meeste DT-weekends niet. We hopen allemaal elke keer weer (behalve als ik er niet bij ben natuurlijk) dat dit keer die kolossale Mega valt, dat glorieuze lot uit de loterij van het vogelaarswalhalla, maar vrijwel altijd moeten we met (veel) minder genoegen nemen. En denken we weer eens een hele grote soort gescoord te hebben, dan blijkt die vaak een paar jaar later heel wat minder waard. Zie blauwstaart, zie raddes boszanger, allebei overigens dit weekend niet van de partij, en zie bijvoorbeeld grote kruisbek, die er wel was: soorten die tegenwoordig lang niet meer zijn wat ze pakweg tien of twintig jaar geleden waren.
Wat betreft grote kruisbek: meldingen kwamen vanuit Bomenland in het westen en toevallig was ik net naar die kant op weg. Al was dat ook weer niet zo heel toevallig want veel keus heb je op Vlieland niet: je bent ofwel op weg naar het oosten, ofwel naar het westen en ben je toevallig naar de verkeerde kant onderweg, dan kun je altijd nog omkeren. In Bomenland, dat me in bijna alles doet denken aan een elfenwoud uit Lord of the Rings en aanverwanten maar ik zal dan wel fan zijn, in Bomenland dus een tijdje staan wachten op een mooie, venige open plek waar een fraaie grote gele kwikstaart het wachten aanzienlijk veraangenaamde. Uiteindelijk verschenen de kruisbekken, moeder en jong, waarbij moeder fier haar klassieke, kolossale snavel droeg maar jong met een aanzienlijk bescheidener geval genoegen moest nemen, wat de vraag opriep: is dat er wel eentje? Hij was echter overduidelijk gekoppeld aan moeder. Kan het zijn, vroegen we ons af, dat bij (sommige) jonge vogels de snavel nog moet groeien?
Zelf was ik dit weekend vooral erg tevreden met bladkoning, een klassieke DT-soort die inmiddels op de nominatie staat om te degraderen naar de klasse ‘vrij algemeen’, maar vorig jaar nagenoeg afwezig was. En DT1 had ik dit jaar overgeslagen dus ik moest hem nog. Nou, dat is prima gelukt: eindelijk weer eens mooie blako's. Vooral zaterdagochtend in het oostelijk bos (Klaas Douwes heette het daar) waar er eentje fraai hoewel zwijgzaam foerageerde, en die middag bij het voetbalveld, waar er eentje riep in een flokje en enige keren kort mooi zichtbaar was.
Heel erg tevreden zelfs was ik met mijn pijlstormvogels op zaterdag. ’s Ochtends na mijn eerste bladkoning een tijdje aan het eind van de Badweg over zee staan kijken. Van de eerste grauwe pijl die toen ik daar stond werd omgeroepen, kon ik ternauwernood nog een glimp opvangen voor die voorgoed achter de horizon verdwenen was. Toen tien minuten later de tweede voorbijkwam, was ik er wel op tijd bij. Daarna ging het los: enkele minuten later gingen er liefst vijf tegelijk naar zuid, fraai keilend in sierlijke bogen af en toe hoog boven de horizon. Op zeker moment waren ze alle vijf tegelijk zichtbaar. En ze waren nog niet eens voorbij toen er weer twee passeerden. Deze vlogen echter veel dichterbij zodat behalve de klassieke vliegwijze en het klassieke, wat gekromde vliegbeeld, ook iets van de kleedkenmerken zichtbaar was. Maar het was toch vooral dat gevoel dat ze opriepen, dat oerbeeld dat al eeuwen lang over de oceanen zwerft en van tijd tot tijd verre horizons siert, dat beklijft.
Het enige dat nog ontbrak, vond ik, was noordse pijlstormvogel. Want die was die ochtend ook gezien, alleen stond ik er toen helaas nog niet. Maar nog diezelfde middag, na een hoewel vruchteloos niet oncomfortabele uurtje in een lui zonnetje te Langepaal waar mogelijk iets heel bijzonders was gezien maar niet meer was teruggevonden, nam ik nog even plaats op de zeereep ergens bij dam 20, volgens de ANWB-paddenstoel, en daar vloog na een tijdje toch die noordse pijl langs. Een schitterende noordse pijl, kort achter de branding en laag over de golven naar west.
Natuurlijk was er ook nog sprake van vaal stormvogeltje, zelfs de veel zeldzamere vale pijl werd gemeld en daar kun je natuurlijk lichtelijk gedeprimeerd van raken, het gevoel van krijgen dat wat jij ziet eigenlijk de moeite niet waard is maar ach, je mist altijd meer dan je ziet, een waarheid die elke dag weer bevestigd wordt en die je het best maar kunt negeren. En als ik dan toch een beetje filosofisch bezig ben: het ware vogelen zit ‘m natuurlijk niet in de eerste plaats in het resultaat, het zien van mooie vogels, maar in het zoeken naar dat resultaat, in het ‘lekker bezig zijn’. Iets met Zen of zo? Struinen langs het strand waar je de drieteenstrandlopertjes, sommige in hun prachtige juveniele kleed, langs de branding kunt zien hollen. Ook een resultaat natuurlijk. En langs de Waddendijk, waar je op het wad duizenden bontjes kunt zien en mooie kanoeten, rosse grutto’s en zilverplevieren.
Zondag was het vooral de landtrek die indruk maakte. Een constante stroom van graspiepers, mooie groepen koperwieken, mooie groepen vinken ook, met kepen ertussen, zanglijsters, het was een komen en gaan. Of vooral een gaan eigenlijk. Tenslotte was ik nog bij de Kroon’s polders en achterliggende kwelders. Veel vogels leverde dat niet op, maar dat gaf niet, ik was lekker op zoek. En het landschap was er niet minder indrukwekkend om. De weidse vlakte, het reflecterende zonlicht, de duinruggetjes in de verte, aan de horizon de vuurtoren van Texel: het was spectaculair. En intussen nog altijd geen mega’s van buiten Vlieland. Zo overleef je DT2 wel. Maar dat is natuurlijk niet zo filosofisch.
10 oktober 2022
Meer Deception tours: Hoe overleef ik een half DT3
Geen opmerkingen:
Een reactie posten