maandag 25 december 2017

Siberische boompieper bij Wageningen

Een man of tien in een slordige kring turend naar een ruige plek met laag woekerende braamstrengen aan hun voeten, in de vaste overtuiging dat zich ergens daar voor hen een siberische boompieper schuilhoudt: het kon zo uit een cartoonstripboek afkomstig zijn. Na misschien wel een half uur (en dan reken ik vanaf het moment dat ik me bij het gezelschap voegde) wordt besloten de plek toch maar grondig uit te kammen. Ach, er was daar toch niets dat we verstoren konden en die bramen, die kunnen wel wat hebben. Trouwens, menig terreinbeheerder zou alleen maar blij zijn als een bende vogelaars de bramen een beetje kwam korthouden, wat ons trouwens niet gelukt is want die bramen, die kunnen wel wat hebben. Nee, sibopi moesten we toch elders zien terug te vinden. En zo dreigde een herhaling van gisteren, toen ik met een paar handen vol andere vogelaars een uur of langer met mijn dagelijkse schoenen had lopen rondbanjeren door modder, door drassig grasland en door plassen met als enig resultaat, afgezien van natte voeten, enkele keren een meest zwijgzaam opvliegende pieper die bij neerstrijken meteen weer in de vegetatie verdween en onvindbaar was tot het moment dat we ondanks onze voorzichtigheid toch te dichtbij waren gekomen en hij weer opvloog om verderop weer spoorloos te verdwijnen. Wat op zichzelf overigens een aardig determinatiekenmerk is. Nee, dit leek me geen graspieper. Maar eigenlijk was ik al te laat: het was zo’n grijze middag dat het al om 3 uur bijna begint te schemeren en kort voor 4 uur zocht de vogel, veronderstelden we, zijn slaapplaats op. Hij vloog in elk geval, net als de dag tevoren gebeurd was, hoog de wijk in.
Dat moest beter kunnen.

Vandaag was er veel anders. Vandaag was ik er al om half 12. Vandaag was ik met kaplaarzen. En vandaag was de vogel verre van zwijgzaam. Toen we hem enige tijd later honderd meter verderop terugvonden, vloog hij luid roepend op. Verderop hetzelfde en daarna nog een keer. Steeds hoorden we luid en duidelijk die roep en dat was prettig want ik denk niet dat ik ooit eerder siberische boompieper live langer dan een halve tel heb gehoord. En siberische boompieper kun je niet vaak genoeg horen roepen want die roep is lastig te onderscheiden van onze boompieper. Al heb ik altijd gevonden dat het kan, ook in het veld en ook zonder sonogram. Dat het geluid hoger van toon is, nee, ik geloof niet dat je dat kunt horen zonder directe vergelijking. Maar het roepje is minder strak, is iets explosiever en heeft een wat dalend en afzwakkend verloop. Een heel klein beetje als roodkeelpieper maar dan heel anders. Nou ja, dat moet je horen, en juist daarom zo leerzaam dus.
Maar het belangrijkste verschil (voor mij) met gisteren was wel, dat sibopi zich vandaag enkele keren geweldig liet zien. Twee keer ging-ie een tijdje zitten rusten in een knotwilgje. De eerste keer was-ie daarbij mooi te zien, de tweede keer was-ie fantastisch. Vrij zichtbaar in de kale takken bleef-ie zo lang zitten, dat ik rustig de telescoop kon richten en alle relevante kenmerken zich aan me onthulden. De markante koptekening met het opvallende vlekje op de achterwang, en de wat olijfkleurige en zwak getekende rug, ze waren overduidelijk. Kijk, en daar was ik dus voor teruggekomen. Missie geslaagd!

24 december 2017







woensdag 20 december 2017

Pietersberg

Ik had het alweer een paar jaar niet meer gedaan, dus of ik het nog zou kunnen? Fietsend de Pietersberg op: een paar jaar geleden deed ik het nog. Met moeite hoor. In het begin lijkt het nog mee te vallen, maar op het eind, ja op het eind wil je het niet meer opgeven natuurlijk. Je gaat nog liever dood, daar op de flanken van Limburgs heuvelland. Maar inmiddels waren we dus een paar jaar verder, was ik alweer een paar jaar ouder en eerlijk gezegd, vrees ik, misschien ook wel een paar jaar zwaarder. Dus of het nog zou lukken?
Nou, het is gelukt, kan ik u, niet zonder gepaste trots, mededelen. In het begin leek het nog mee te vallen, maar op het eind, ja op het eind wilde ik het niet meer opgeven natuurlijk. Ik ging nog liever dood, daar op de flanken van Limburgs heuvelland. Buiten adem, de koude lucht raspend door mijn luchtpijp maar levend! stond ik bovenop de Pietersberg. En geen voetje aan de vloer onderweg. Dat kon Renske, toch bijna 35 jaar jonger, me niet navertellen. Of dat was omdat ze niet kon, of omdat ze er geen zin in had, moet u haar maar vragen.
Een oplettende lezer herkent hier natuurlijk de mannelijke streberigheid. Uitsloverij, meer is het niet. Ik was gewoon het alfamannetje dat zich niet wil laten kennen, dat zich op de borst wil kloppen. Want je schiet er niks mee op, met de Pietersberg op fietsen, je bent er niets sneller door want toen ik nog amechtig stond uit te hijgen kwam Renske al kalmpjes met de fiets aan de hand aangelopen. Geen centje pijn. Hoe dan ook, het ware loon naar werken bleef uit: oehoe vandaag onvindbaar, behalve een houten exemplaar bij het uitkijkpunt. Maar ook zonder oehoe is de klim naar de Pietersberg natuurlijk de moeite waard. Want die uitzichten! Het is een cliché maar toch ook een beetje waar: je waant je in het buitenland. Aan de ene kant zicht in het klassieke, lieflijk glooiende Limburgse heuvelland, het fraaie kasteel Neerkanne aan de voet van de helling. Aan de andere kant zicht in die open wond, in die holle kies in het mergelland. Steile wanden, kaal gesteente, diepe grotten en op de bodem diepblauwe waterplassen. Hoe je er ook over denkt, het ziet er indrukwekkend uit. En inmiddels al bijna helemaal teruggegeven aan de natuur: de ENCI is bezig zich hier terug te trekken en Natuurmonumenten is vanaf nu vormgever van dit landschap. In het eeuwige dilemma economie versus natuur trekt dus voor één keer natuur aan het langste eind. Nou ja, nadat economie ook hier tientallen jaren de bovenliggende partij is geweest. Uiteindelijk trekt natuur natuurlijk altijd aan het langste eind, of we willen of niet.
Ook nog naar de Kleine Weerd geweest, een rivieroeverreservaatje zo’n beetje midden in Maastricht. Leuk gebiedje, met oude rivierlopen, verruigde oevers en een langgerekt eiland vol bosjes en struikgewas en rommelige velden vol uitgebloeide ruigtekruiden. Langs de oevers hadden bevers hun sporen nagelaten: van heel wat boompjes was aan de voet de stam bijna tot helemaal doorgeknaagd. Sommige stammen lagen dwars over het pad of hingen in de armen van buurman of vrouw. Van de bevers zelf verder geen spoor.


16 december 2017


Meer Zuid Limburg: Zuid Limburg