maandag 27 oktober 2014

Den Helder heeft het

Den Helder heeft het! Na witstaartkievit, sperwergrasmus (nou ja, objectief gezien hoort die in dit rijtje misschien niet thuis maar voor mij was-ie fantastisch) en grote franjepoot was het nu een steppeklapekster die ‘ons’ naar de top van Noord-Holland lokte. De vogel zat al anderhalve week of zo bij fort Erfprins achter de zeedijk, maar het was er tot vandaag niet van gekomen. Typisch gevalletje ‘mongolenwaaier’ dus. Vandaag was wat mij betreft de dag. Een tamelijk rustige, hoewel aan zee nog best winderige herfstdag, met wat wolkenvelden en wat zon maar droog en vrij zacht.
Ik hoef de eventuele lezer niet lang in spanning te houden want eenmaal bij het fort was het meteen raak. De vogel zat afwisselend op het hek beneden de dijk, op het gras voor ons, nog dichterbij op het hek en in de struikjes aan de overkant van de sloot. Gemiddelde afstand gedurende het uur dat ik me met ‘m bezighield: een meter of tien. Vol in de telescoop: geweldig! Wat een bruut van een vogel, zo’n steppeklapekster, met zware snavel en agressieve blik. Het merkwaardige is dat we na een vogel in 1994 achttien jaar hebben moeten wachten op het tweede geval voor Nederland, maar dat we twee jaar later alweer aan ons vierde, misschien zelfs vijfde geval toe zijn. Op een onbewaakt moment heb ik me laten ontvallen dat we er in al die jaren misschien een paar over het hoofd hebben gezien. Maar hoewel je dat natuurlijk niet helemaal kunt uitsluiten, moet ik daar nu toch van terugkomen. Bij een beetje vogelaar moeten als-ie zo’n vogel ziet toch wel de alarmbellen gaan rinkelen. Natuurlijk, het blijft een klapekster, maar die beige, wat zandkleurige tint die aan ‘m kleeft, het geringe contrast tussen boven- en onderzijde, het bescheiden oogmasker, zowel in omvang als in contrast en voor het oog afwezig, de grote handpenvlek en de relatief lange handpenprojectie, alles bij elkaar maakt het toch een behoorlijk afwijkende klapekster. Steppeklapekster dus. En hoewel velen voor mij dat al hebben vastgesteld en de vele foto’s afdoende zijn, vind ik het prettig om het ook zelf vast te kunnen stellen.
’s Middags nog een keer langs geweest. Aanvankelijk zat de vogel wat verder weg, maar uiteindelijk zagen we hem vlak voor ons op de dijk foerageren, vlak langs ons heen vliegen en zelfs enige tijd aan de zeekant van de dijk bezig. Nee, schuw was-ie niet.

Tussendoor nog een prachtige middelste jager boven het Marsdiep. Eerst vloog-ie dichtbij langs en daarna joeg hij boven zee achter de meeuwen aan. Een forse, donkere jager zonder warme, geelbruine tinten, met beperkt wit op de bovenvleugels en duidelijke dubbele flash op de ondervleugels. En bij Huisduinen tussen een paar honderd rotganzen twee witbuikrotganzen die behalve door hun opvallend witte buiken ook opvielen door hun wat bruinig ogende bovenzijde. Twee keer een leuke bonus dus. Mooi dagje weer.


26 oktober 2014

vrijdag 24 oktober 2014

Tel uw zegeningen

De weersvooruitzichten waren niet al te bemoedigend voor de paar dagen Westkapelle die we gepland hadden. Hoewel de windverwachtingen voor mij persoonlijk misschien nog enig perspectief boden, was het vooral de voorspelde regen die ons zorgen baarde. Dus toen we zondag rond het middaguur in het dorp arriveerden en het nog altijd droog was, meteen de deur uit gegaan. Pakken wat je pakken kunt. Zeedijk, Noordervroon, wat akkertjes buiten het dorp en de begraafplaats, een veldje vol lijsters tussen bolvormige bergjes van een of ander gewas, geen idee wat en geen idee wat het daar deed (drogen zou de komende dagen niet gaan lukken), en een smelleken die ineens vlak voorlangs achter de in paniek opgevlogen lijsters aan ging en alweer verdwenen was voordat die beseften wat er was gebeurd. Dat hadden we alvast maar binnen. Dat de zon scheen en dat het vermaarde begraafplaatsje er prachtig herfstig bijlag onder die machtige vuurtoren, dat was allemaal meegenomen. En dat ik op dat vermaarde begraafplaatsje niet verder kwam dan een boel lijsters, roodborst, winterkoning, kool- en pimpelmees, een spaarzaam zingende tjiftjaf en een zucht staartmeesjes, ach, dat mocht de pret niet drukken. Houden we nog iets te wensen over.
Iets te wensen over, dat is wat de vogelaar gaande houdt. Dat is wat de vogelaar zo’n gelukkige mensensoort maakt. ‘Wie bevredigd is, is immers verlost van verlangen, en daarmee ontdaan van passie’, schreef Hanna Bervoets laatst in de Volkskrant. Wij vogelaars, wij hebben nooit gebrek aan passie, want we hebben altijd nog iets om naar uit te kijken. Naar zo’n perfecte zeetrekdag in Westkapelle bijvoorbeeld. Zo’n dag dat de pijlstormvogels met tientallen aan je voorbij waaien en dat vaaltjes massaal tussen de golven door dwarrelen. Het is me opnieuw niet gelukt. Toen ik zondagmiddag aan zee stond was de wind weliswaar flink aangewakkerd, maar die stond toen bijna evenwijdig aan de dijk: zuid tot zuidwest en dat is niet goed, wat zeetrek betreft. Maandagochtend leek het veel beter: pal west. Nou ja, ietsje zuidwest misschien? Maar dat ligt heel gevoelig in Westkapelle, heb ik altijd begrepen: ietsje zuidwest is het net niet helemaal, noordwest moet het zijn. Een paar uur lang zat ik (in mijn eentje! Dat was al geen goed teken natuurlijk) op de trektelpost over zee te turen en ik moest genoegen nemen met één grauwe pijlstormvogel. Nou was die ene grauwe pijlstormvogel prachtig vond ik, langdurig kon ik ‘m volgen door de telescoop, terwijl-ie af en toe actief vliegend en af en toe zeilend over zee trok, af en toe opstijgend op de wind en af en toe een golfdal in duikend. Even bleef-ie dralen tussen de meeuwen die achter een heen en weer koersende vissersboor hingen, daarna vervolgde hij zijn weg naar het verre zuiden. Brother, where are you going? Kon weleens heel ver weg zijn: de grauwe pijlstormvogels die in de Nederlandse wateren opduiken, keren uiteindelijk terug naar hun geboortegronden en die liggen diep in de zuidelijke oceanen. Alleen daarom al is voor mij als landrot één grauwe pijlstormvogel eigenlijk al geweldig en met ook nog een fraaie grote jager, een kleine jager en diverse jan van genten mocht ik natuurlijk niet klagen vond ik. Tel uw zegeningen.

Pas dinsdagmiddag draaide de wind naar noordwest. Pas dinsdagmiddag brak de herfst in alle hevigheid los. Over de zeedijk worstelden we ons tegen de tot stormkracht aangewakkerde wind naar het stenen bankje dat verderop enige luwte moest brengen en we moesten echt enorm ons best doen om niet van de dijk af geblazen te worden. Vanuit de luwte van het stenen bankje keken we uit over een zee die zich door de noordwesterstorm die inmiddels langs de Nederlandse kust stond, tot een woest monster had laten verheffen. Hoge golven, diepe dalen, schuimkoppen en metershoge erupties, alles af en toe oplichtend in schaars zonlicht en af en toe onder gitzwarte buienluchten: het was spectaculair. Diverse kleine jagers woeien langs en diverse jan van genten zeilden ogenschijnlijk moeiteloos tegen de storm in alsof het niet meer dan een mild lentebriesje betrof. En al zijn die op de betere zeedagen betrekkelijk gewoon, jan van genten zijn altijd geweldig. Bij gebrek aan albatrossen belichamen zij de vrijheid en het avontuur die horen bij de we­reldzeeën en hun stor­men.

Die echte topdag, ja, die was natuurlijk woensdag. Ik wil mezelf maar liever niet kwellen met wat er toen allemaal langs vloog. Zelf was ik toen alweer terug in Utrecht. Die perfecte zeetrekdag in Westkapelle, die blijft iets voor later, iets om eeuwig naar uit te kijken.

21 oktober 2014






woensdag 15 oktober 2014

Dutchbirding vogelweekend op Texel

Toen ik op zaterdagochtend in zachte regen over het doodstille eiland fietste, vroeg ik me af: waar moest het heen dit weekend? Terwijl de regen soms heel stiekem aanzwol tot je merkte dat je er toch nat van werd, kwamen leuke en spannende meldingen binnen van Terschelling, van Ameland, van Lauwersmeer en Maasvlakte, maar op Texel bleef de radio angstvallig stil. Zaten we op het verkeerde eiland vandaag? Zelf kwam ik ook niet veel verder dan wat watersnippen en een paar bontjes in de Petten, goudplevieren en rosse grutto’s en één kleine zilverreiger in de Mokbaai en een stel blauwe reigers over zee. Ach, allemaal leuk natuurlijk, wie het kleine niet eert … maar zelfs trek van betekenis leek er niet te zijn. Misschien wilden ze niet, met die regen. En waar al die vogelaars waren …?
Maar toen, zo rond het middaguur, kwam de melding van de dag binnen: daurische klauwier langs het Jan Ayeslag, helemaal terug naar het zuiden (ik was inmiddels gevorderd tot de Slufter), en daarmee kon dan eindelijk ook wat mij betreft het Dutchbirding vogelweekend definitief van start.
Overigens kon de klauwier nog wel even wachten, vond ik, de vogel van Waverhoek vorig jaar oktober indachtig: eerst even de slufter in. Dat bleek een goede keus: ongeveer halverwege vloog er ineens luid roepend een pieper rond. Die roep, zo zuiver en zo fijn: onmiskenbaar roodkeelpieper! Die had ik al in geen jaren gezien of gehoord. Een topsoort dus, wat mij betreft. De vogel streek verderop neer in de vegetatie maar vloog een minuut of tien later luid roepend weer op en vervolgde zijn weg naar het zuiden.
Na een mooie blik op onder andere kanoeten en rosse grutto’s in de monding van de Slufter bleek daurische onder licht voorbehoud veranderd in turkestaanse klauwier: nog wat zeldzamer en voor mij pas mijn tweede na twaalf jaar. Tijd om me terug naar het zuiden te begeven.
Een lift van Toine Morel maakte die onderneming er een stuk aangenamer op en zo stond ik even later temidden van een man of honderd te kijken naar deze voorlopig nog mystery-klauwier. Die liet zich van tijd tot tijd prachtig en helemaal vrij zien, af en toe tot op amper tien meter afstand en wat het ook was, het was sowieso mijn mooiste ‘izabelklauwier spec.’ ooit. Maar de determinatie bleek een echte uitdaging en is vooralsnog onbeslist.
Even in het kort mijn overwegingen, voor wat ze waard zijn:
De weliswaar wat grijze maar tintloos bleke onderzijde wees op turkestaanse. De relatief donkere, koudbruine bovenzijde, duidelijk contrasterend met de onderzijde, eveneens. Het opvallend donkere, zwartachtige oogmasker was ook al des turkestaans, tenzij de vogel ouder was dan een jaar. En waarschijnlijk was-ie dat, maar naarmate hij ouder was en het masker minder een rol speelt, zou je bij daurische toch ook meer kleur op de onderzijde verwachten, lijkt me, en een lichtere bovenzijde. De opvallende witte vleugelstreep, gevormd door witte bases van de handpennen en uitlopend in witte veerrandjes, lijkt volgens de ANWB-gids ook weer naar turkestaanse te wijzen, bij daurische vrouw / onvolwassen staat: geen of onbeduidende handpenvlek. En ook de donkere, naar de snavel iets bruiner wordende kruin deed meer aan turkestaanse denken dan aan daurische. De hele vage, soms nauwelijks zichtbare lichte wenkbrauw wees juist naar daurische: die zou bij turkestaanse veel prominenter moeten zijn. De hele fijne schubjes langs de flanken kunnen ze allebei hebben maar waren misschien beter voor daurische. De staart was overwegend donker met alleen rode buitenste staartpennen, in zit niet erg opvallend maar in vlucht juist wel: volgens afbeeldingen in de ANWB turkestaans maar de begeleidende tekst is daar genuanceerder over. Alles optellend en aftrekkend kom ik uit op turkestaanse klauwier, maar ik geef mijn mening graag voor een betere.
Het was hoe dan ook weer gezellig, vogelaars onder elkaar lekker debatterend over een lastige determinatie terwijl diverse groepjes graspiepers, vinken, spreeuwen en nog wat late boerenzwaluwen overvlogen alsof de trek vandaag inderdaad vertraagd was na de regen van vanochtend.
En na alle hectiek bij de klauwier was het heerlijk om aan het eind van de middag nog even helemaal in mijn eentje (waar  waren al die vogelaars gebleven? Het moment om een zeldzaamheid te ontdekken, leek me) door de duinen van de Muy te wandelen. Melding van steppekiekendief stoorde me even niet: ik bleef lekker waar ik was. Ik liep tot aan zee en terug en kon intussen een groepje staartmezen, een blauwe kiekendief, een roodkeelduiker over zee en een luid roepend overvliegende ijsgors bijschrijven. En een spannende braamsluiper. In oktober zijn die sowieso spannend en deze had ook nog een vrij lichte, zandkleurige bovenrug. Maar we zullen het wel nooit weten.

Na een gezellige avond en betrekkelijk korte nachtrust in het huisje dat ik deelde met Jeroen en Alfred die vandaag waren wezen varen, stonden we de volgende ochtend alweer vroeg buiten. Na de mooie, meest zonnige middag gisteren nu een rustige, heldere ochtend. Geen meteorologische ongemakken dit keer op het Dutchbirdingweekend: we konden er ook deze tweede dag voluit tegenaan. Bij het eerste ochtendlicht stonden we aan de Oorsprongweg te kijken naar een juveniele steppekiekendief, eerst begeleid door een sperwer en daarna door een smelleken. Vervolgens naar de veerhaven om de mensen op te vangen die pas vandaag op het eiland aankwamen. Met de voltallige groep ging het vervolgens naar de plek van de klauwier. Die bleek helaas niet meer aanwezig. Het was de enige smet op een verder volmaakte excursie. Terug aan de Oorsprongweg genoten we uitvoerig van de fraaie juveniele steppekiek die hier al sinds vrijdag verblijft. De overvliegende roodkeelpieper (mijn tweede dit weekend!) was meer dan een bijvangst en voor diverse excursiedeelnemers een lifer, en ook de langs vliegende slechtvalk mocht er best zijn. Bij het reddingsboothuis hadden we onze eerste bladkoning van de dag, af en toe fanatiek roepend en een paar keer leuk vrij in beeld. Vanaf de waddendijk bij Zeeburg zagen we een mooie grote pieper beneden in het weiland en in de akkers van Eierland vonden we in een groep rotganzen de daar gemelde zwarte rotgans, terwijl om ons heen volop veldleeuweriken, graspiepers en kneuen plus een paar tapuiten op de akker en liefst twee slechtvalken waarvan een ook enige tijd aan de grond. En in de tuintjes zagen we de tweede bladkoning van de dag. Deze was zwijgzaam, in elk geval toen wij er waren, maar liet zich af en toe erg mooi zien, samen met een goudhaan. Het was een mooi rijtje zeldzaamheden.
Waarna we langzamerhand de terugreis aanvingen. Langs Utopia, Wagejot en Ottersaat zakten we af naar de uitgang. Bontbekplevieren, bonte strandlopers, een paar kluten, nog een slechtvalk (de vierde van de dag), goudplevieren, een kanoet, watersnippen, rosse grutto’s en een kleine zilverreiger, onder meer: zeldzaam was het allemaal niet meer maar het zijn toch de soorten die een dagje Texel helemaal afmaken. Toen we tenslotte op de boot stonden, kon er bijna geen vogel meer bij. We kunnen er weer een weekje tegenaan.

12 oktober 2014


Meer lezen? Waddenmarathon

dinsdag 7 oktober 2014

Witkruintapuit

Een fantastische vogel of ondanks alles een leuk beestje? Dat is de vraag die de CDNA, de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna, mettertijd mag proberen te beantwoorden. En daarmee zal de commissie niet alleen beslissen over de status van deze vogel, maar ook over die van onze herinnering aan deze vogel. Herinneren we ons over vele jaren nog die fantastische, onvergetelijke ontmoeting met een uit de Noord Afrikaanse woestijn afgedwaalde zonderling uit een geslacht van thuisblijvers? Of herinneren we ons te zijner tijd niets meer? Want escape, afkomstig uit vogelkooi, het herinneren niet waard.
Woestijn of vogelkooi? De discussie golft weer over internet, althans, op die sites die zich bezighouden met het waarnemen van (zeldzame) vogels. Het gehavende verenkleed zou wijzen op vogelkooi, want het resultaat van veelvuldige interactie met het gaas. Maar hoe zou het verenkleed eraan toe zijn na een wekenlange dwaaltocht vanuit de Sahara naar het koude en natte Nederland? Een ander argument tegen wilde herkomst: witkruintapuit is een standvogel, niet erg genegen om zijn geboortegrond te verlaten. Aan de andere kant: er zijn enkele aanvaarde gevallen in noordwest Europa, waarvan in elk geval eentje, in oktober in Denemarken en Duitsland, keihard bewezen is aan de hand van isotopen-onderzoek. Wetenschap! Het kan dus wel. Ook de inmiddels lange verblijfsduur (vogel blijkt al minimaal sinds tweede helft september aanwezig) zou tegen wilde herkomst pleiten. Maar hé, het was toch een standvogel? Zo is bij bijna elk argument wel een tegenargument te verzinnen. Ook in omgekeerde richting trouwens.
Moeilijk vond ik de nagels: die zijn kort en zwaar gesleten en bij tenminste één teen lijkt de nagel zelfs geheel te ontbreken. Ik kan daar niet zo gemakkelijk een natuurlijke verklaring voor bedenken. Maar juist die bewezen Deens-Duitse vogel schijnt op een gegeven moment ook een nagel gemist te hebben.
Dat er enige symmetrie lijkt te zitten in de vleugelbeschadiging, zou dan weer wijzen op natuurlijke rui. Ik kan me dat in elk geval maar moeilijk voorstellen als het gevolg van botsingen met een vogelkooi. Maar ja, wat bewijst dat?
Scepsis alom, twijfelaars buitelen over gelovigen heen, maar bijna iedereen gaat. Ik ook. Uiteindelijk kun je niet thuisblijven, althans, de meesten niet. De paar hardnekkige ongelovigen zijn zwaar in de minderheid (overigens vermoedelijk minder naarmate je verder van de plaats des onheils gaat tellen). Bijna iedereen gaat. Honderden meldingen staan er al op Waarneming.nl en nog minstens zoveel mensen zijn wezen kijken die hun waarnemingen niet op Waarneming.nl invoeren. Neemt bijna iedereen toch maar het zekere voor het onzekere? Of is het gewoon een prachtige vogel en een hele leuke twitch? Wat mij betreft in elk geval ook het laatste, al zal ik enige lijsttechnische motivatie heus niet ontkennen. Ik vond het, met al die bedenkingen, in elk geval een mooi en interessant vogeltje en ik heb van ‘m genoten, in dat meest kale, groenloze en in andere tijden stille straatje in een nieuwbouwwijk in Oegstgeest, zo plotseling overspoeld door vreemd volk. Een klassieker, ongeacht de afloop.

7 oktober 2014