vrijdag 26 april 2013

Eigen ontdekking eerst


Heel soms gebeuren die dingen. Dat je bijvoorbeeld in Zwolle een poelruiter dipt, die er de volgende dag toch weer zit. Dat je je dan afvraagt: zal ik nog een keer naar Zwolle gaan? Voor een poelruiter? Nee, ik ga niet twee keer naar Zwolle voor een poelruiter. En dat je dan een week later je gebruikelijke rondje maakt door de eigen polder en dat je op weg naar Tienhoven denkt: daar een poelruiter, dat zou nou een leuke manier zijn om mijn misser van vorige week recht te zetten.
En dat er dan nog een poelruiter zit ook!
Zelf ontdekt, en dat is natuurlijk altijd het mooiste. ‘Eigen ontdekking eerst’. Hij zat weliswaar een beetje achterin in de plasjes naast de Breukeleveense eendenkooi, maar was toch erg mooi te zien. Een rank ruitertje met fijn, recht snaveltje en fijne zwartachtige tekening op de lichtgrijze bovendelen. En, om eventuele twijfels de kop in te drukken, enige tijd in één beeld met groenpootruiter, die duidelijk een maatje groter was. Met zeker twee groenpootruiters, drie bosruiters, drie kleine plevieren en drie lepelaars was het toch weer ouderwets gezellig bij Tienhoven. Helemaal toen ik een slikje verderop nog een steltje ontdekte. Even ging de gedachte uit naar nog een groenpootruiter maar nee: net zo rank, net zo klein, net zo’n fijn snaveltje, net zo fijn getekend: nog een poelruiter!

Met ook nog mijn eerste zwarte sterns dit jaar boven de Loosdrechtse plassen, mijn eerste tuinfluiter zingend in bosjes langs de parkeerplaats, een mooie engelse kwikstaart dichtbij in een groepje gele kwikstaarten en helemaal op het eind ook nog mijn aanvankelijke doelsoort van de dag: mijn eerste purperreiger van het jaar, was het een gedenkwaardig ochtendje. En dat alles in de gestaag doorregenende lenteregen. Blij dat het toen ik wegging nog niet zo hard regende als daarna, want dan was ik misschien wel thuis gebleven.

26 april 2013

zondag 21 april 2013

Treinabonnement

Mijn nieuwe NS-treinabonnement biedt me voor slechts 25 euro per maand gratis reizen in het weekend. Nou is gratis natuurlijk betrekkelijk want je betaalt er wel elke maand die 25 euro voor. Maar nog een paar weken en ik heb het totale jaarbedrag al helemaal terugverdiend en dan is reizen in het weekend daadwerkelijk gratis. Dus ik heb het voor het uitkiezen, elk weekend weer. Leve de NS!
Met een poelruiter bij en een koereiger in de buurt van Zwolle was voor vandaag de keus gauw gemaakt. Geen van beide mega’s natuurlijk maar iets beters was er niet voor handen en tsja, het kost toch niks. En daarbij heeft Zwolle ook nog de IJssel met haar uiterwaarden en daarnaast een heleboel plekjes waar ik nog nooit ben geweest. Dus ik naar Zwolle vandaag.

Nou, dat heb ik geweten. Om te beginnen was er in de IJssel-uiterwaard van het Engelse Werk geen spoor van de poelruiter. Vertrokken. En een collega-vogelaar wist me daar alvast te vertellen dat ook de koereiger spoorloos was. Lekker zo! Gelukkig zijn de dips ook gratis.
Zo is het verhaal van vandaag gauw verteld. Maar de dag moest nog beginnen en die ging niet zo maar weg, daar moest ik nog iets mee. Dus effe slikken en er maar het beste van maken. Het was een stralende dag, de zon scheen volop en dat hielp, al woei er wel weer een bijna ouderwetse koude wind. Wat ook hielp waren de gele kwikstaarten. Het was pas voor het eerst dit jaar dat ik ze zo mooi aan de grond zag en er zijn in deze streken weinig vogels zo geel als een gele kwikstaart. Ik zag ook mijn eerste oeverlopers van het jaar, en een uiterwaard verderop mijn eerste bosruiters. En meteen negen stuks. Het was een mooi stuk plasdras langs de IJssel, met ook nog pijlstaart, groenpootruiter, kemphaan, grutto's en tureluurs, zulke dingen.
Wie vanaf Zwolle de IJssel wil volgen, moet altijd even voorrang verlenen aan de Harculo-centrale. Voorbij de centrale bereikte ik weer de dijk. Het fietspad liep nog beneden langs maar een mens wil altijd weten wat er achter de dijk is. Dat is een universeel verlangen van ons, waarschijnlijk zo oud als de mens zelf. Een verlangen dat zich gemakkelijk laat vertalen naar zaken van veel grotere impact. Vervang ‘dijk’ door ‘horizon’, ‘grens’ (in welke zin dan ook) of zelfs ‘dood’, en dezelfde vraag is een heel andere geworden. Maar in dit geval dus dijk, en wat het antwoord betreft: voorlopig nog even de Harculo-centrale, en brandganzen, canadese ganzen en een beige-bruin beest met witte vleugeluiteinden. Was het een meeuw geweest, dan was je in extase geraakt: burgemeester! Maar het was een gans en dan halen we er onze neus voor op.

Geen poelruiter dus en geen koereiger naar ik moest aannemen (kleine slag om de arm: ik moest er nog wel even langs natuurlijk), maar in elk geval wel voldoende IJssel en uiterwaarden vandaag. Als laatste op het wensenlijstje stond nog een plekje waar ik nog nooit ben geweest. Wat dat betreft: achter de dijk een eenzaam huisje, onder hoge bomen en omgeven door een idyllisch landschap van akkers en struwelen en bosranden waarachter weelderig lentebos school. Zo’n huisje waar je alleen maar gelukkig kunt zijn, stel ik me voor. Maar ook hier zal wel eens internet eruit liggen. Ook hier zal wel eens de herfst tegen de ramen waaien en het dak lekken. Ook hier zal manlief misschien wel eens schoon genoeg hebben van de vrouw tegen wie hij al zoveel jaren moet aankijken. Of andersom. Ook hier is het crisis en ook hier wordt wel eens een poelruiter gedipt, of een koereiger. Ach, er zijn talloos veel spreekwoorden over dat soort zaken en daar zal wel reden voor zijn.
Tenslotte, voor de volledigheid, nog langs de plek geweest waar gisteren de hele dag een koereiger heeft verbleven. En het was helaas zoals me al verteld was: vandaag geen spoor van de vogel. Vandaag moest ik genoegen nemen met alledaagsere zaken. Ook daar bestaan spreekwoorden over.

20 april 2013


En dan nog deze: Dubbelslag

donderdag 18 april 2013

Update


Het heeft even geduurd maar uiteindelijk is dan toch de lente aangevangen. Ruim een maand na mijn eerste en na wekenlang hardnekkig zwijgen, zingen inmiddels dan toch overal de tjiftjaffen. Ook de fitissen zijn, zo’n twee tot drie weken later dan gebruikelijk, weer massaal aanwezig, net als de zwartkoppen. Zwaluwen vliegen in het rond alsof het nooit anders is geweest. En de zilverreigers in de Gagel- en de Ruigenhoekse polder heb ik al ruim een week niet meer gezien.
Inmiddels is ook de temperatuur op pijl. We hebben zelfs de twintig graden alweer gehaald. En nogmaals inmiddels bloeien de dotters en het hondsdraf, en langs de dreven in Overvecht de narcissen. Vleermuizen hebben hun slaapplaatsen verlaten en fladderen op zachte lenteavonden door de schemerlucht.
En zo gaat alles weer gewoon zijn jaarlijkse gangetje en komt alles weer op zijn pootjes terecht. Sommige zaken zijn zelfs uitgesproken vroeg. Zo zag ik afgelopen vrijdag in Den Helder mijn eerste huiszwaluw: op de 12e. Een van mijn vroegste ooit, slechts één dag na mijn eerste boerenzwaluw en nog eerder dan mijn eerste fitis. De boomvalk van afgelopen zaterdag in de duinen van Meijendel was zelfs mijn aller vroegste ooit. En de gierzwaluwen gisteravond bij Tienhoven waren ook niks te laat. Dus die, traditioneel op Koninginnedag terug boven de stad, zullen dit jaar heus de kroningsdag wel halen.
En zo herpakt de lente zich, alsof er niks aan de hand is. Zullen we over pakweg twee weken nog wel iets merken van het late voorjaar? Van de valse start die we in maart en begin april meemaakten? Of gebeurt alles dan weer gewoon op het moment dat we gewend zijn? Tuinfluiter en kleine karekiet gewoon terug in de tweede helft van april, bosrietzanger en spotvogel in de eerste helft van mei.
Met de vegetatie zou dat weleens anders kunnen gaan. Waar de vogels misschien wel hebben zitten wachten ergens bij de nachtvorstgrens en onmiddellijk binnenstroomden zodra die naar de poolcirkel was opgehoepeld, hebben planten een flinke groeiachterstand opgelopen. En die lopen ze waarschijnlijk niet zo snel in. Wekenlang heeft de groei praktisch stilgestaan en van soorten die normaal half april wel in bloei staan, zie je nu nog maar net het eerste groen de grond uit komen. Nog geen spoor van bloemen van bijvoorbeeld fluitenkruid, witte dovenetel en look zonder look. Die moeten eerst nog een stukje groeien voor ze aan bloei toe zijn. Pinksterbloem zou dit jaar weleens een echte pinksterbloem kunnen worden.

17 april 2013


PS: Over update gesproken: vandaag zag ik alweer de eerste pinksterbloem in bloei, toch nog ruim voor Pinksteren, en ook witte dovenetel bloeide alweer. Het gaat dus toch sneller dan ik gisteren nog veronderstelde.

18 april 2013

zondag 14 april 2013

Rotslijster in Den Helder


Een heerlijke twitch weer vandaag. Na een door de opwinding wat onrustig nachtje vanmorgen waarneming.nl gecheckt: hij zat er nog. Trein genomen naar Den Helder en vlug vlug naar de waddendijk gefietst waar een paar bekenden me naar verderop verwezen waar ik al gauw vanaf de dijk naar de vogel stond te kijken die rondscharrelde op het dak van een appartementencomplex. Dat liep weer op rolletjes. Alleen: waar stonden we nou eigenlijk met zijn allen naar te kijken? Naar een eerste winter / tweede kalenderjaar rode rotslijster? Zeer zeldzaam, zou het dertiende geval voor Nederland zijn, en voor mij een nieuwe soort in Nederland. Maar: wellicht wat teveel blauw, met name op de onderzijde, en wellicht een te lange staartprojectie: staart steekt wat ver achter de vleugelpunten uit voor een doorsnee rode rotslijster. Een (ver!!) oostelijke roodbuikige blauwe rotslijster dan? Ja, die bestaat maar is nog veel zeldzamer en het zou het eerste geval voor Nederland zijn. Ook blauwe rotslijster zou voor mij natuurlijk sowieso een nieuwe soort zijn in Nederland. Maar de rode staart schijnt welke vorm van blauwe rotslijster dan ook, helemaal uit te sluiten en bovendien is de staartprojectie voor een blauwe weer wat kort. Intermediaire kenmerken dus, en zo gaan de gedachte uit naar een hybride. Dat lijkt nog veel onwaarschijnlijker want van hybriden van beide zijn alleen uit de eerste helft van de vorige eeuw twee naar de huidige maatstaven weinig overtuigende meldingen bekend. Daarna nooit meer gemeld, nooit meer beschreven. Als ze al zouden bestaan, zou dan zo’n beest ineens in Nederland opduiken? Dat zou pas een spectaculaire vondst zijn! Maar desondanks weinig bevredigend. Je mag hem niet eens tellen dan! (Al kun je natuurlijk betogen dat je dan rode en blauwe rotslijster ineen hebt: twee nieuwe soorten!)
Een spannende en interessante vogel dus. De discussie wordt vooral gevoerd op internet maar natuurlijk ook op de dijk in Den Helder. Het verloop ervan is grillig. Even leken de meningen te neigen naar een blauwe, maar na de definitieve vaststelling van de rode staart lijkt die optie van de baan en is de hybride-optie in zwang geraakt. Inmiddels is men zich echter gaan realiseren hoe onwaarschijnlijk die eigenlijk is en lijkt toch een ‘gewone’ rode rotslijster weer hoge ogen te gooien: foto’s van internet van adult mannetjes rode rotslijster, vogels waarover niet gediscussieerd hoeft te worden, lijken erop te wijzen dat structuur van de vogel, dus met name de staartprojectie, net kan. En intussen zijn ook foto’s van rode rotslijsters opgedoken met wel degelijk wat grijs / blauwgrijs in de onderdelen. Weliswaar van veel vroeger stadium, van september, maar de veronderstelling dat rode rotslijster met blauwgrijs in de onderdelen helemaal niet kan, lijkt daarmee toch van de baan. Beetje uitgestelde rui, beetje onbekendheid met het winterkleed en klaar is kees.
Zo gemakkelijk zal het wel niet gaan, maar wat het ook wordt, hoe dan ook een mooie vogel, en een heerlijke twitch. Vanaf de dijk zien we hoe de vogel foerageert op het dak tegenover ons. Vele telescopen staan gericht op de appartementen daar en we zullen ons maar niet afvragen wat de bewoners daarvan zullen denken. Bij een puinhoop beneden aan de dijk zien we de vogel, een echte rotslijster, van nog dichterbij rondscharrelen tussen het betonafval. En ook laat hij zich mooi zien op een parkeerplaatsje, op een schuurtje, op een schutting en op een balkonrand tussen de laatste huizen van Den Helder. En het mag dan niet zo’n smetteloze adulte vogel zijn, een typische rotslijster is het. In gestalte, in gedrag, maar ook al in de kleuren die door zijn onvolwassen kleed heen breken: de bovenzijde en de kop al lekker blauwgrijs, de onderzijde een mengsel van oranje en dat blauwgrijs dat al die discussies teweeg bracht. En vooral in vlucht is het opvallende rood in de staart zichtbaar. Een vogel dus waar men graag een uitstapje naar Den Helder voor overheeft.

En mocht de vogel uiteindelijk als hybride worden af geserveerd, dan ben ik toch niet voor niets naar Den Helder geweest. Sowieso niet natuurlijk, zie boven, maar ook niet vanwege drie volwassen jan van genten die achter ons langs over het Marsdiep vlogen. En vanwege de visdiefjes die dichterbij langs de dijk vlogen: net als de rotslijster mijn eerste dit jaar. En intussen over ons heen best aardige graspiepertrek .
Toen ik klaar was met de rotslijster, nog even een ommetje gemaakt. Dat leverde me onder andere mijn eerste huiszwaluw op, langs de dijk trekkend naar oost. Is alles laat, heb ik een van mijn vroegste huiszwaluwen ooit. Maar één dag na mijn eerste boerenzwaluw gisteren, en nog vóór mijn eerste fitis: nog nooit vertoond. Langs de dijk mooie groepen steenlopers en paarse strandlopers met ertussen een aantal kanoeten. Een paar wulpen met ertussen een regenwulp. En een mooie man middelste zaagbek. Allemaal veel alledaagser natuurlijk dan de rotslijster, maar evengoed de moeite waard. Zoals ook de boomleeuwerik die zong in de duinen, en mijn eerste groenpootruiter dit jaar, tussen tureluurs en bonte strandlopers in Mariëndal. Een hele leuke afterparty dus, al met al.

13 april 2013

donderdag 11 april 2013

Voorjaar op Texel


Dat je altijd weer als de boot heeft aangelegd, even de illusie hebt dat de boot opstijgt voordat je je realiseert dat het de oprijbrug is die omlaag gaat. Zo vaak ben ik al op Texel geweest, maar het helpt niets, nog steeds gebeurt het me elke keer.
Dat moest ik even kwijt. Een dagje Texel dus, gewoon, omdat het me niets kost, nou ja, vijf euro overvaren. En omdat Texel altijd leuk is, ook als je niet in grote haast en met het hart dat je in de keel klopt zwoegend tegen een straffe noordooster op weg bent naar de een of andere zeldzaamheid en je als het een beetje tegen zit nauwelijks de tijd hebt om nog iets anders van Texel te zien. Vandaag niet. Vandaag zonder grote ambities, zonder doelsoorten.
En omdat eindelijk een beetje lente was beloofd. Zon en temperaturen die een beetje bij de lente passen. Die zon, die kregen we, volop. Die bijna lenteachtige temperaturen waren voor Texel vandaag nog lang niet weggelegd.
Dat zonder doelsoorten, dat klopte overigens niet helemaal. De eerste had ik al binnen toen ik even aan de oostkant van de haven langs de waddendijk fietste. Een overbekend geluid maar ik moest toch even graven voor ik me realiseerde: grote stern. Ja, het is altijd weer even wennen, de eerste keer.
Daarna was het een kwestie van stofzuigen, van de vangst binnenhalen die op Texel altijd voor je klaar ligt. In de Mokbaai eiders en rosse grutto’s, bonte strandlopers, een stel zilverplevieren, bontbekplevier. Hoog over een bruine kiekendief. En even verderop laag boven de polder weer een bruine kiekendief. De een onderweg, de ander inmiddels gearriveerd. In de Petten kokmeeuwen en kluten maar nog geen grote sterns. In de Geul slobeenden, krakeenden, aalscholvers.
Een klein beetje lente was het in de Horspolder, want: zingende blauwborsten. Eentje langs het oostelijke Horsmeertje (hoe komt het toch dat men die enorme waterplassen altijd maar met het verkleinwoord ‘meertje’ aanduidt?) en eentje mooi in beeld aan het begin van de Kreeftepolder. Zo zet de lente toch aarzelend zijn eerste stapjes, en vieren wij telkens een feestje. Later, onderweg naar het Jan Ayeslag, jodelden de wulpen. Ook best lenteachtig. Op zee lagen daar een paar honderd eiders en een paar honderd zwarte zee-eenden. De laatste meest ver weg, maar ook een paar dichterbij. Geen zeldzaamheden, geen soorten waarvoor je naar Texel moet, maar thuis hebben we ze zelden en zeker niet in zulke aantallen. Wat dat betreft is voor een binnenlander een tochtje naar Texel altijd de moeite waard.
Waarna de twitchsoort van de dag werd opgezocht want ja, er was er toch nog een voor handen: bonte kraai ten noorden van Den Burg. En gevonden, midden op een kale akker. Toegegeven, geen daurische klauwier of kaspische plevier of zwartkeellijster of waarvoor ik allemaal nog meer de afgelopen jaren naar Texel ben afgereisd, maar langzamerhand is een bonte kraai een soort om te twitchen geworden: je ziet ze nog maar zelden spontaan.
Ik had me ook voorgenomen om vandaag eindelijk eens de plas-dras van de Waal en Burg te gaan opzoeken waar ik alle afgelopen keren op Texel met al die zeldzaamheden die je af moet lopen nooit de tijd voor nam. Ook die gevonden: het soort drassige landje met ondiepe plasje en slikjes zoals je ze tegenwoordig steeds vaker tegenkomt. Langs het weggetje met de naam ‘De Staart’, waar in het veld de molentjes draaiden in de wind. Erg spectaculair was het er verder niet maar vooruit: paar kemphanen, drie foeragerende lepelaars en een paartje kleine plevieren. Een zingende veldleeuwerik herinnerde de aanwezigen nog maar eens aan de lente.
Tenslotte de waddenkust opgezocht en via Oudeschild teruggefietst naar de boot. Onderweg nog even Dijkmanshuizen / Ottersaat aangedaan. Daar wat laatste restjes brand- en rotganzen. Ondanks hard zoeken kon ik er geen afwijkende typjes tussen vinden. Wel kemphanen, kluten, grutto’s en een enkele bontbekplevier. En vier grote sterns bij elkaar: toch weer voorjaar. Wat de oostenwind er ook van zeggen mocht. (Oostenwind? De wind was eerder west vandaag, maar was er niet minder koud om.)

7 april 2013

maandag 1 april 2013

Tjiftjaf


Zat ik in de hut aan de westkant van het Naardermeer een boterhammetje te eten, hoorde ik daar een tjiftjaf zingen! En hé, aan de andere kant nog een. In normale jaren is een zingende tjiftjaf eind maart niet iets om je druk over te maken. Maar dit jaar is dat anders.
Mijn eerste tjiftjaf dit jaar hoorde ik zingen op 8 maart. Een betrekkelijk gewone datum. Maar daarna viel de kou in waar iedereen zo over klaagt en inmiddels krijgen we het alweer enkele weken lang zwaar voor de kiezen. Een ijzige oostenwind, ijs op sloot en plas, sneeuwbuien. De temperatuur komt af en toe overdag nauwelijks boven het vriespunt uit en zakt ’s nachts soms diep onder 0. Terwijl we allemaal zo toe waren aan lente. Aan een prettig zonnetje, 15 graden, volle terrasjes, zingende vogels. Maar niets van dat al. Normaal heb je een week na de eerste overal zingende tjiftjaffen. Dit keer bleef het angstvallig stil. Ze zijn er wel, af en toe hoor je ze wel roepen, af en toe zie je ze, maar zingen doen ze nog nauwelijks. Nog geen voorjaar, wat hen betreft, en geef ze eens ongelijk. En niet alleen de tjiftjaffen zwijgen. Ook van fitis nog geen spoor, wat mij betreft. Nog geen zwaluwen, nog geen blauwborst. Je kunt af en toe door bos of park wandelen of langs de plassen fietsen, en zo stil als het dan kan zijn. Een enkele roodborst of merel, een keertje een vink, verder niks. Eind maart!
Maar vanmorgen hoorde ik liefst twee tjiftjaffen zingen in het Naardermeer.
En in de berm bloeide speenkruid, elders klein hoefblad, ja, het komt er echt wel aan hoor, de lente. Op een dag is het 15 graden. Prettig zonnetje, volle terrasjes, zingende vogels. En wie weet wat er dan allemaal gaat gebeuren? Maar nu nog niet. Want ondanks die twee tjiftjaffen woei ook vandaag nog die ijzige oostenwind. Geregeld zon maar ook af en toe een sneeuwbuitje. Al met al toch wel een mooie dag, als je de kou voor lief nam. Wat we dan maar moesten doen. Het is niet anders, immers.

Onderweg was ik ook nog even langs de taigarietgans geweest die enkele dagen geleden is gevonden in de Ondermeent bij Hilversum. Een klassieke vogel, als we de misschien wat korte nek even door de vingers zien. Fors lijf (er liepen een paar grauwe ganzen in de buurt en hij deed niet voor ze onder) en kenmerkend profiel van lange snavel die zonder hoek overgaat in platte kop, het zijn volgens de kenners voldoende kenmerken om hier een zekere taiga van te maken. Kleur snavel (overwegend oranje) en witte kol aan de snavelbasis zijn daarbij nog een bonus.
Verder vandaag de plas en dras van Bovenmeent en Nieuwe Keverdijkse Polder. De Bovenmeent was eigenlijk wel wat saai, al zat daar wel een erg mooie klapekster. De Keverdijkse polder was wat spannender, met een paar kemphanen, een paar watersnippen, kleine en bontbekplevier. Maar daar bleef het dan weer wel bij. Intussen weer een sneeuwbui. Ja, ja, voorjaar …

31 maart 2013