dinsdag 26 november 2013

394: Lof der nutteloosheid

Je kunt naar het rijksmuseum om de nachtwacht te aanschouwen. Je kunt naar het Louvre om Mona Lisa in haar lieftallige ogen te kijken. Of je kunt bijvoorbeeld dezer dagen naar Zwolle om een sperweruil te gaan kijken. Allemaal volmaakt nutteloos. Voor sommige mensen schijnt dat reden te zijn om ervan af te zien, zelfs om dergelijke acties te veroordelen, maar wat zou het leven zijn als we zouden afzien van alles wat nutteloos is? Daarom vanmorgen hals over kop naar Zwolle afgereisd. Je verbetert er de wereld niet mee. Je verhoogt er je carrièrekansen niet mee. Het helpt ook niets bij het oplossen van de economische crisis en het brengt al helemaal de wereldvrede niet dichterbij. Kortom, volmaakt nutteloos. Maar als je slaagt in je opzet, ben je na zo’n ochtend wel minstens een week lang significant gelukkiger, en dat is ook wat waard.
Want de avond tevoren was de ‘spook-sperweruil’ die enkele weken eerder was gemeld in Zwolle maar die daarna door niemand meer was teruggezien, plotseling gematerialiseerd tot een heuse sperweruil, en daarmee tot een mega-evenement in vogel minnend Nederland. Want wat een soort! De cijfers doen hem nauwelijks recht: de vierde alweer voor Nederland maar los daarvan een mythische vogel. Al diezelfde avond waren dan ook tientallen vogelaars naar Zwolle getogen om hem in het lantaarnlicht te bezichtigen. De meute ging vandaag.
Het verschil tussen de nachtwacht en een sperweruil is natuurlijk wel, dat in geval van die sperweruil de afloop niet bij voorbaat vaststaat. Dus balancerend tussen de hoop op een waanzinnige droomwaarneming en de vrees van een vogel die spoorloos is, ’s morgens vroeg de trein naar Zwolle genomen. Bij aankomst bij de grasstrook tussen spoorlijn en rondweg aan de zuidoostkant van Zwolle volgde de geruststelling: hij was er nog! Halleluja! Al moesten we hem wel eerst nog even in beeld zien te krijgen en dat viel nog helemaal niet mee. Hij zat half verscholen in de kruin van een boom en het vergde heel wat aanwijzingen over waar we precies moesten kijken, vlak langs de vierde boom van het andere rijtje en dan net onder de eerste zijtak door in de kruin van de vijfde boom in het rijtje ernaast, maar na enig manoeuvreren kreeg ik de vogel tussen de takken en de blaadjes door half in beeld. En stond ik te kijken naar stukjes van een heuse sperweruil! Meest zat-ie daar stilletjes wat met zijn kop te draaien en af en toe keken twee felgele ogen ons priemend aan. Helemaal de droomwaarneming waar ik op gehoopt had was het nog niet, maar toch gaat er dan een schok door je heen: dat gevoel dat-ie speciaal jou aankijkt … Je voelt je als een verliefde jongen die de ogen van zijn uitverkorene op zich gericht waant.
Ons geduld werd geruime tijd op de proef gesteld maar na een krap uur begon de vogel te bewegen. Eerst ging-ie even verzitten en was daardoor net wat ruimer zichtbaar. Daarna verhuisde hij naar een ander plekje in zijn boom, waar-ie helemaal vrij zichtbaar was. En vervolgens vloog-ie een stukje en ging schitterend open en bloot in een kaal boompje zitten. Sperweruil in vol ornaat: dit was wel helemaal de droomwaarneming waar we op gehoopt hadden. Toen de plots opgeveerde menigte die tot nu toe zo voorbeeldig afstand had gehouden, iets te enthousiast reageerde, vloog de vogel naar achteren. Waarop allen erachteraan holden, telescopen en camera’s op de schouder. Ja, wij vogelaars, wij zijn een bende gekken, ik hoef dat helemaal niet te ontkennen. Maar ach, we doen verder niemand kwaad. Verderop was-ie al gauw weer fraai zichtbaar in de singel langs het dieselspoortje naar Almelo, waar hij af en toe met superieure blik de massa onder zich aankeek en verder onverstoorbaar zijn ding deed. Ding waar wij nooit weet van zullen hebben.

25 november 2013


Meer: Van Lettele naar Netterden

donderdag 21 november 2013

Na het tumult

Na het tumult van de afgelopen weken, de beroering die zo kenmerkend is voor de herfst en die ook aan de Gagelpolder en omstreken niet ongemerkt is voorbij gegaan, ook hier vlogen bij tijd en wijlen massaal de koperwieken, de veldleeuweriken en de vinken, ook hier passeerden af en toe de kruisbekken die het hele land lijken te hebben overspoeld en zelfs vond ik er mijn eigen bladkoning maar na dat alles trad de rust in die zo kenmerkend is voor het einde van de herfst. Als boven je hoofd af en toe geen vogel meer vliegt. Een enkele leeuwerik nog waar ze een week eerder nog met tientallen passeerden, een bescheiden groepje spreeuwen in plaats van de duizenden van toen. Geen paapjes meer op de paaltjes in het weiland. Geen ringmussen meer in de bosjes langs het fietspad, nu daar de maïs inmiddels is gemaaid en de ringmussen er dus niets meer te zoeken hebben.
Maar dan weer wel de grote zilverreigers. Die hebben inmiddels hun respectievelijke plekjes weer ingenomen. Eentje in het noordwestelijke deel van de Gagelpolder, eentje in het moerasbosje aan de oostkant en eentje in de Ruigenhoekse polder. Net als de afgelopen jaren. Op sommige ochtenden zie je ze alle drie en dat is een bescheiden feestje waard, maar meestal mis je er een of twee.
Ook de roerdomp heb ik alweer gezien, op dezelfde plek als waar ik ‘m de laatste paar jaar heel af en toe gezien heb: rustend in het zonnetje pal voor de rietrand van een plasje naast het fietspad. Meestal zit-ie diep in die rietrand, of elders, en zie je ‘m niet.
En zo stelt zich een soort status quo in die erg veel lijkt op die van vorig jaar om deze tijd. Dezelfde zilverreigers, dezelfde roerdomp, nemen we maar aan, en bijvoorbeeld ook dezelfde ganzen op de velden, dezelfde paar knobbelzwanen in het weiland, dezelfde wat rossige buizerd met witte staartbasis en prominente polsvlekken die ooit nog weleens voor ruigpootbuizerd werd versleten, en ook dezelfde havik die hier al jaren rondhangt. Winter heet dat.
Vandaag ook een groepje barmsijzen. Die zijn er dan weer niet elke winter. We hebben zelfs een paar jaar gehad met maar bar weinig barmsijzen. Maar vandaag waren er weer, een groepje in een els vlak langs het pad, en dat was een prettig weerzien. Meest waren het kleine barmsijzen: kleine beestjes met bruinige en zwaar gestreepte flanken, bruine kop en beige gekleurde vleugelstreep. Maar er zaten ook een paar duidelijke grote barmsijzen tussen. Die hebben witte en soms bijna ongestreepte flanken, een veel grijziger kop, wittere vleugelstreep en ook veel opvallendere en wittere banen in de lengterichting over de rug. Eén moment zag ik zelfs een witachtige stuit, iets wat grote barmsijs wel vaker heeft en kleine meen ik nooit. De verleiding om witstuitbarmsijs te overwegen, vele malen zeldzamer, legde ik naast me neer. Zo was het al leuk genoeg. De laatste serieuze invasie van grote barmsijzen, afkomstig uit noord Europa, is alweer enkele jaren geleden. Wie weet is dit een voorbode en komen ze weer.

20 november 2013

dinsdag 5 november 2013

Woestijntapuit

Het was natuurlijk wel effe slikken toen, maar zoals dat altijd gaat: je vergeet het, min of meer. Want wat is me het meest bijgebleven van het afgelopen weekend? Die gemiste provençaalse grasmus? Welnee. De zoveelste vale gierzwaluw deze herfst die niet voor me was weggelegd? Natuurlijk niet. Ik herinner me de visarend, zondagmiddag bij Tienhoven, bepaald geen alledaagse soort in november. Ik herinner me het noodweer dat ik in de verte langs zag drijven, het noodweer dat Utrecht teisterde terwijl ik veilig vanuit de verte toekeek. De nederig makende bliksems die af en toe secondelang schitterden aan de horizon.
Maar wat me het meest is bijgebleven, dat is natuurlijk de woestijntapuit zaterdagmiddag bij Westkapelle. Wat een schitterende vogel. Wat een kleur, wat een design. Misschien wel de allermooiste van ‘onze’ tapuiten. ‘Onze’ in brede zin uiteraard, want eigenlijk is die helemaal niet van ons. Dat maakt ‘m nou juist zo aantrekkelijk voor de honderden vogelaars die de afgelopen dagen zijn wezen kijken.

Het was natuurlijk een briljante gedachte: gewoon een paar uurtjes in de trein gaan zitten, krantje lezen, wat uit het raampje staren en daarna een middagje fietsen rond Middelburg. Akkers en velden, de binnenduinrand in herfsttooi, dodaarsjes op de Westkapelse kreek, nee hoor, ik ben niet aan het twitchen, daar doe ik even niet meer aan na mijn dips de afgelopen weken. En als bonus een half uurtje genieten van een woestijntapuit. Die liet zich geweldig zien. Foerageerde geruime tijd dichtbij op een zanderig terrein aan de binnenkant van de dijk, scharrelde op de grond en ging af en toe prachtig in de top van een struikje of stengel zitten. Wat een schitterende vogel. Wat een kleur, wat een design, je zou er bijna van in god gaan geloven want iemand moet zoiets moois toch verzonnen hebben? En dat ze je dan weten te vertellen dat je net te laat bent voor een provençaalse grasmus op Erika (ik heb het nog anderhalf uur geprobeerd maar vergeefs, wel een komen en gaan van talloze vinken in de bosjes rond het terrein), en dat ze op Neeltje Jans een vale gierzwaluw, alweer een vale gierzwaluw hebben waar ik natuurlijk met mijn vouwfietsje niet komen kon (ik moet zo langzamerhand zowat de enige vogelaar in Nederland zijn zonder vale gierzwaluw op zijn lijst), je zou er bijna toch nog ongelukkig van worden. Maar nee, dat weiger ik, daarvoor was die woestijntapuit te mooi. Want wat een vogel, wat een kleur en wat een design!

5 november 2013