vrijdag 20 februari 2015

In memoriam: de huiskraai

Er was een tijd dat je als vogelaar af en toe naar Hoek van Holland moest, nee, naar Hoek van Holland wilde, om daar de huiskraai aan je levenslijst, jaarlijst, eeuwlijst, decenniumlijst of welke lijsten je ook maar bijhield, toe te voegen. Dat was overigens helemaal geen straf, want wat een leuke beesten. Al meteen vlak buiten het station kon je ze aantreffen en ook verderop langs de Nieuwe Waterweg hielden ze zich vaak op, op lantaarnpalen en dakranden, op gazons, zelfs op bankjes. Schuw waren ze niet.
Huiskraaien komen van ver. Ze zijn afkomstig uit het hele verre oosten, India of daarom­trent. Meestal kijk je als vogelaar naar zulke vreemdelingen niet om. Exoten, die horen hier niet, zijn hier ook zelden van nature. Ja, enig 'eigen-volk-eerst'-sentiment is ons niet vreemd. Maar bij de huiskraai is dat anders. Want die blijkt, zelfstandig, bezig zich over de wereld te verspreiden, en wel op een voor vogels heel eigentijdse manier: per boot. Hij blijkt geregeld met sche­pen mee de wereldzeeën te bevaren, duikt geregeld her en der in havensteden op en weet zich daar vaak prima te handhaven. Meevaren met schepen lijkt bij de huiskraai een natuurlijke manier van versprei­ding, aldus de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna, en voor de Commissie was dat destijds reden om de huiskraai te aanvaarden als wilde vogel voor Neder­land.
De Nederlandse overheid had daar geen boodschap aan: anderhalf jaar geleden werd de huiskraai bestempeld tot invasieve exoot. Hij hoorde hier niet en de pakweg dertig huiskraaien die al vele jaren in Hoek van Holland verbleven, vormden een ernstige bedreiging voor de inheemse vogels. Voor de kauwen bijvoorbeeld, waarvan je er op een goede dag vele honderden kunt zien in Hoek van Holland. Massaal bevolken ze de grasweiden en de bomen langs de Emmaboulevard, vele vele malen meer dan er daar huiskraaien zijn. En ze zouden eieren en jonge vogels roven, die nog niet eens dertig huiskraaien in Hoek van Holland. Die honderden kauwen daar (en de duizenden elders en de gaaien en de eksters) nemen we dat veel minder kwalijk. En ze zouden zich in de toekomst ook exponentieel kunnen gaan uitbreiden en dan zou het probleem onbeheersbaar zijn. Kijk maar naar die vele, vele honderden kauwen.
Begin 2014 is begonnen met de bestrijding van de huiskraaien in Hoek van Holland. Dus over een tijdje zullen ze er misschien niet meer zijn. En nu doet de Commissie zelf daar nog een schepje bovenop: het besluit van destijds is herroepen en de huiskraai is afgevoerd van de Nederlandse lijst.
Voor de huiskraaien hoeven we dus niet meer naar Hoek van Holland.

Een conservatief besluit, vind ik, gebaseerd op een conservatief idee van wat natuur inhoudt. Natuur als een statisch en onwrikbaar verschijnsel. Persoonlijk vind ik de huiskraai een stralend voorbeeld van wat natuur vermag: afkomstig uit verre landen en na lange omzwervingen aangeland in een stadje aan de kust van het kille Nederland. Hier past verwondering: van zo ver afkomstig, zo’n lange reis ondernomen, en nu hier! Een dwaalgast in de ware zin des woords. Dat ze daarvoor de boot hebben genomen, wat zou dat? Ik vind het knap.
Eén van de dingen die ik zo fascinerend vind aan natuur, is hoe die haar eigen weg gaat en daarbij gebruik maakt van alle mogelijkheden die haar geboden worden. Je hoeft maar ergens een weiland af te graven en er verschijnen orchideeën en kleine plevieren. Laat een terrein braak liggen en ga na pakweg een jaar eens kijken wat er gebeurd is. Natuur vult elke ruimte op. Laat boten over de wereldzeeën varen en er varen vogels mee. Wat dat betreft zijn voor mij de huiskraaien niet anders dan de gierzwaluwen die aan onze gebouwen broeden, de koolmezen in onze nestkastjes en de kleine plevieren en de orchideeën in onze natuurontwikkelingsgebieden. Spontaan, dat is natuur, opportunistisch, zoals die huiskraaien. Dat op zich maakt die kraaien de moeite waard, vind ik, nog los van het gegeven dat het zulke leuke beesten zijn. Dat op zich maakt dat ze wat mij betreft thuishoren op de Nederlandse lijst. Niemand heeft ze immers op de boot gezet. Niemand heeft ze in Hoek van Holland van boord gestuurd. Ze zijn gewoon toevallig aan boord terechtgekomen en zijn in Hoek van Holland weer aan land gegaan om daar gebruik te maken van de mogelijkheden die hen daar wachtten.
Persoonlijk zal ik het besluit van de CDNA dan ook negeren. Dat ze het maar weten.

20 februari 2015


Niet bij vogels alleen: De bank van Kees

woensdag 4 februari 2015

408: Groningen

Op kreupele vouwfietsjes zwoegden we door Groningen. Langs kades en vaarten, langs ringwegen en door onherbergzame woonwijken. De een met gammele ketting en tandwielbladen die bij de geringste weerstand enkele steekjes lieten vallen, de ander (ik) met een afgebroken trapper waardoor hij (ik) maar met één been kon trappen en met het andere krampachtig probeerde enige grip te houden op het stompje dat van de trapper nog over was. De lamme en de kreupele op avontuur in Groningen.
Klein leed natuurlijk, zolang we Beijum maar haalden.
En waarvoor nu dan weer?
Grijze junco. Een vogeltje zo grijs als zijn naam, maar wel een zeer zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika. Tweede voor Nederland maar wel voor het eerst sinds 1962. En de vogel van 1962 is tijdens een sneeuwstorm van het dak van een volière in Rotterdam geplukt, in de volière gestopt en pas 6 jaar later (na overlijden) op naam gebracht (aldus wees mij Sjoerd Radstaak, waarvoor dank). Dus voor iedereen een nieuwe soort. Daarvoor wil je als relatieve westerling wel een dagje naar het hoge noorden, al is het met een fiets met een afgebroken trapper of met gammele ketting en tandwielbladen die bij de geringste weerstand enkele steekjes lieten vallen.
Vogel zat in Beijum, buitenwijk van Groningen. Alweer een stadstwitch dus, wij vogelaars worden zo langzamerhand grote ervaringsdeskundigen aangaande doorzonwoningen, kinderspeelplaatsjes met wipkip en glijbaan en stedelijke groenvoorzieningen.
Aangekomen te Beijum overigens nog geen spoor van de vogel. Vooral veel zoekende en wachtende vogelaars. Vogel was even uit beeld, je kent dat wel, maar liet zich geregeld zien, kwam goed. Je kent dat wel. Zoals bekend vormt dergelijke bemoedigende praat geen enkele garantie en voorlopig was er van de vogel geen spoor. Maar uiteindelijk kwam het inderdaad goed. Het nieuws zoemde rond: de vogel werd gezien op de geluidswal achter de huizen, langs de ringweg. Dus op een drafje holden we achter elkaar aan en inderdaad, na wat zoeken en na wat moeilijk te interpreteren aanwijzingen had ook ik de vogel fraai in beeld. Lifer, zeggen we dan, ‘plus één’. Geruime tijd de vogel prachtig gezien, foeragerend op of laag boven de grond tussen de bomen, af en toe scharrelend in een struikje en ook even in de bomen boven ons. En af en toe levensgroot in de telescoop. Grijs inderdaad, met vooral op de rug een wat bruine zweem die niet alleen het geslacht verraadt (vrouwtje), maar ook de juiste ondersoort, namelijk die van de oostkust van Noord-Amerika, het meest genegen af te dwalen richting Europa en dan ook de enige die al eens in Europa is waargenomen. Opvallend ook nog de witte onderzijde en het rossige snaveltje, alles gegoten in het formaat vink. Dat was het wel.
Mooi? Ach, het is zoals met alles: hoe meer je weet, hoe meer je ziet. Hoe meer ervaring je hebt, hoe meer je je realiseert dat dit anders is dan al het andere dat je ooit in Nederland hebt zien rondvliegen, rondhippen of rondscharrelen in bosjes of tuintjes of welk stukje natuur dan ook. Schoonheid is een afwijking van het gangbare, schreef Koos van Zomeren jaren geleden al. Het vereist natuurlijk ook nog enige belangstelling voor het onderwerp, maar dan heb je met zo’n beestje toch een heerlijke middag.

3 februari 2015


Meer twitches: Halszaak
Meer Urban Birding: Vreemde plekken
Meer Beijum: Beijum