dinsdag 29 januari 2013

Zilverreigers

Ook deze winter overwinteren er weer drie vaste grote zilverreigers in de Gagelpolder en de Ruigenhoekse polder. Ieder in hun eigen, min of meer vaste deel van het gebied. Eentje houdt zich zo’n beetje in het noordelijke deel van de Gagelpolder op, afwisselend aan beide zeiden van het fietspad dat tussen de weilanden door van het westelijke naar het oostelijke deel doorsteekt. Eentje houdt zich meestal op in het oude moerasbos aan de oostkant van de Gagelpolder maar maakt geregeld een uitstapje naar het weiland in het centrum van de polder waar vogel één zich vaak ophoudt. En de derde hangt rond in de oostelijk daarvan gelegen Ruigenhoekse polder. Bijna altijd zie ik wel een van de drie vogels, soms twee van de drie en geregeld ook alle drie. En daarnaast af en toe een zwerver of een vogel die wat is afgedwaald van verderop, want verderop overwinteren er natuurlijk nog wel een paar.
Vooral vogel één en vogel twee kunnen dicht bij elkaar in de buurt komen. Toch blijven ze herkenbaar aan hun standplaats en hun verplaatsingen. In het begin is dat nog een indruk, maar gaandeweg leer je die vogels kennen. Gisterochtend zag ik vogel twee aan de oostkant van het centrale weiland. Toen hij opvloog (want ze vliegen bijna altijd op, meestal al van grote afstand, hoe voorzichtig je er ook langs fietst), vloog hij over de bosrand heen en verdween in het oude moerasbos aan de oostkant, waar hij thuis is. Vanochtend zag ik amper honderd meter noordoostelijker vogel twee. Mocht ik twijfelen: ook deze vloog op, hij zat vlak langs het fietspad, en hij verdween over het fietspad heen richting de maisakker ten noorden ervan. Geregeld zie ik beide samen in het zelfde weiland, maar altijd zit de een dan aan de oostkant en de ander meer centraal in het noorden. Ze lijken allebei hun eigen afgebakende stukje van de polder te bewonen. Natuurlijk kun je dat beschouwen als onbewezen veronderstellingen, maar ik heb ze inmiddels vaak genoeg samen in het weiland zien zitten en altijd verdween dan de een uiteindelijk over de bosrand heen het oude moerasbos in, en de ander over het fietspad heen richting de maïsakker.

Vaak heb ik me afgevraagd waar ze slapen. Ergens in hun eigen hoekje? Of gaan ze elke avond naar een gezamenlijke slaapplaats in de buurt en keren ze iedere ochtend weer terug? En in dat geval, is het dan steeds dezelfde vogel die op dezelfde plek terugkeert? Inmiddels ben ik in elk geval van het laatste overtuigd.
In de vorstperiode waren ze vaak zoek, zowel afgelopen weken als in november. Omdat hun favoriete plekje dichtgevroren was, veronderstel ik. Maar ook omdat je ze in het besneeuwde land zo gemakkelijk over het hoofd ziet, als je niet goed oplet. Onder normale omstandigheden vallen ze al van verre op, als witte speldenknopjes in het groene weiland. Fijner, spitser dan het logge wit van de knobbelzwanen. Maar de afgelopen weken viel hun wit volkomen weg tegen de witte sneeuw en konden ze gemakkelijk onopgemerkt blijven, ook al stonden ze fier midden in het land.
Maar inmiddels heb ik ze alle drie alweer gezien. Trouwe metgezellen in de winter.

29 januari 2013

zondag 27 januari 2013

Mook-Molenhoek

Levensgeluk wordt niet uitsluitend gemeten in aantal vogelsoorten, al zal ik niet ontkennen dat het wel helpt. Daarom, en omdat ik weer eens optimaal wilde profiteren van mijn nieuwe treinabonnement, en ook omdat het nooit te laat is, noch ooit te vroeg, om voor het eerst van je leven de Mookerhei te bezoeken, daarom dus vandaag de trein genomen naar Mook-Molenhoek, daar de trein uit gestapt en begonnen met wandelen. Toen het zachte ruisen van de wind in de bomen het rumoer van de autoweg en het bedrijventerrein beneden, en af en toe het rinkelen van de spoorwegovergang begon te overstemmen, bevond ik me midden in het winterlandschap van bos- en heidereservaat Mookerhei. Een behoorlijk overweldigend landschap, bijna on-Nederlands, ware het niet dat er misschien net wat teveel plekken in ons land naar die kwalificatie dingen. Maar de hoge glooiingen, de diepe dalen, de steile hellingen en de verre uitzichten over het achterliggende laagland waar het hedendaagse Nederland zich roerde, die gaven je wel zo’n prettig gevoel van even helemaal weg te zijn. Hier boven iets dat verdacht veel weg had van ongerepte natuur. En dat mag dan vermoedelijk een illusie zijn, ook hier heeft het landschap zich vermoedelijk te houden aan de beheersplannen die de beherende instanties voorschrijven, op zo’n winterdag zie ik dat graag door de vingers. Woeste heidevelden, wilde bossen en stilte, en daaroverheen een deken van overvloedige sneeuw die elk landschap iets ongerepts geeft en die alle vormen en vooral de meest grillige accentueerde. Je kon je gemakkelijk in een oudhollands tafereel wanen. Behalve op de momenten dat enkele mountainbikers langs me heen de paden af crosten, wat juist een zeer eigentijds verschijnsel is. Zo beleeft iedereen dit landschap op zijn eigen wijze.
Heden en verleden verenigd. Ik vond een enorme autoband rond twee boompjes: die kon daar nooit recent omheen zijn geslingerd dus die lag daar ongetwijfeld al vanaf dat de boompjes zijn aangeplant, tientallen jaren geleden. En ik stond op de Heumerschans, met verre zichten naar alle kanten, op de oude bossen en heidevelden op het plateau en op het hedendaagse laagland aan de andere kant. Weinig vogels, maar dat had ik al zien aankomen. Toch nog één nieuwe jaarsoort: groene specht in vlucht over de hei.

Vanaf de hei daalde ik af naar het Maasdal, met zijn bevroren plassen en besneeuwde velden. Plasmolen en Middelaar, en daarna de uitgestrekte uiterwaarden van de Maas. Een grenzeloze witte wereld. En hier wel vogels. Duizenden kolganzen en nabij een groepje van een stuk of twintig rietganzen. Het was hier lang zo stil niet als zojuist op de hei. Uiteindelijk belandde ik aan de Maas waar het veerpontje me naar de overkant bracht. Naar Cuijk, waar de trein wachtte. Of eigenlijk, preciezer, waar ik wachtte, op de trein.

26 januari 2013


Niet bij vogels alleen: Halli galli

zaterdag 12 januari 2013

Toplocatie

Interessant dagje vandaag. Koud, winters, wat zon. Naar Nieuwegein (Galecop), maar weer eens op zoek naar pestvogels. Dat was nog een hele klus. Aanvankelijk geen spoor. De ruime omgeving van het inmiddels bekende parkje afgezocht, roepje matkop gehoord, slapende ransuilen gevonden (ook heel leuk natuurlijk) maar pas na zowat anderhalf uur zag ik ze aan komen vliegen. Eindelijk. Ze gingen hoog in een boom zitten maar vlogen alweer door voor ik ter plaatse was. Nou ja, ik was bereid er genoegen mee te nemen, vorige maand immers al diverse mooie pestvogels gezien, al was dat dan vorig jaar. Maar even later dan toch nog enige tijd de pestvogels mooi van dichtbij kunnen bekijken. Ze lummelden wat en snoepten wat van de besjes. Zwijgzaam. Toen ineens begonnen ze te rinkelen, als een wekkertje, of als een mobiele telefoon die afging (lijkt me een hele leuke als ringtone), en alsof ze door iemand gesommeerd werden, of alsof ze schrokken van hun eigen gerinkel, gingen ze er als hazen vandoor. Nogal ongedurig dus, vanochtend.

Op de terugweg fietste ik via Kanaaleiland, langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Meeuwen afspeuren. Nou ben ik daar geen held in maar ik kwam Herman Bouman tegen, meeuwenkenner, en dat hielp. Eerst wees-ie me een tweede kalenderjaar pontische meeuw aan, op het kanaal. Daarna vertelde hij me van de vermoedelijke baltische mantelmeeuw die hij hier een paar dagen terug ontdekt had en die er nog steeds zat, verderop langs het kanaal. Hij legde me uit hoe ik die kon herkennen en warempel, ongeveer op de plek die hij me had aangeduid, vond ik inderdaad de vogel: een opvallende tweede kalenderjaar kleine mantelmeeuw. Kleine mantelmeeuw vanwege de algehele chocoladebruine kleur en bij opvliegen de donkere, bijna zwartbruine arm- en handpennen zonder ‘licht venster op de binnenhand’ zoals de meeuwologen dat noemen: de lichte veren op de grens van hand- en armpennen die bijvoorbeeld zilvermeeuw zo duidelijk heeft. En opvallend vanwege zijn fraaie verenkleed van uitsluitend chocoladebruine veren met strakke witte randjes. Strak in het pak, kun je zeggen: hij is nog volledig ongeruid, een juveniel in feite nog. Waar doorsnee-mantelmeeuwen inmiddels al flink wat afwijkende, ‘tweede generatie’-veren hebben die een veel rommeliger beeld teweegbrengen. Ook oogden de vleugels vrij lang, al had ik geen doorsnee-kleine mantelmeeuw bij de hand om mee te vergelijken. Een zekere balt wordt dit overigens nooit want baltische mantelmeeuw, een zeldzame gast uit het noorden, is in het algemeen alleen zeker als-ie de juiste ring draagt. Geen ring betekent geen zekerheid, zo ingewikkeld is de determinatieproblematiek in het kleine mantelmeeuwencomplex, waar veel overlap is en ruiscores een belangrijke rol spelen. In oktober zou deze vogel misschien niemand zijn opgevallen.
Zeker de vogel van Herman was het overigens wel, zoals ik thuis aan de hand van foto’s nog ten overvloede heb kunnen vaststellen. Hoe dan ook, boeiende materie, zo dicht bij huis.

En ineens is Utrecht, in ruime zin, een toplocatie voor vogels kijken in Nederland!

11 januari 2013

maandag 7 januari 2013

Huiskraaien onder vuur

Vandaag maar weer eens naar Hoek van Holland geweest, op zoek naar de huiskraaien aldaar. Vlak buiten het station vond ik er een stuk of zeven. Enkele zaten er pal voor mijn neus op een bankje. Wat een leuke beesten zijn het toch!
Wie ze nog wil zien moet er snel bijzijn, naar verluidt: een maand geleden werd zelfs gesuggereerd dat ze misschien 2013 niet eens zouden halen. De overheid heeft besloten dat ze verwijderd moeten worden. Want: invasieve exoten!
Waarop een uitvoerige discussie is losgebarsten. Een van de vragen die in die discussie telkens terugkomen: is de huiskraai een exoot? Ja, immers naar alle waarschijnlijkheid met behulp van de mens, want per boot, in Nederland terechtgekomen. Of nee, want niet bewust door de mens hierheen gebracht maar gewoon door toeval hier terechtgekomen.
Zoveel zielen, zoveel meningen, hoewel er natuurlijk uiteindelijk maar twee alternatieven zijn: hij mag blijven, of hij moet weg.
Ook ik heb een mening. Mocht men geïnteresseerd zijn: hij mag blijven, wat mij betreft. De vraag of we hem als exoot moeten beschouwen of niet, voor beleidsmakers wellicht van belang en voor de toekomst van de kraai daarom wel degelijk relevant, doet voor mij persoonlijk niet ter zake. Uiteindelijk is één vaststelling voor mij voldoende om mijn mening op te baseren: wat een leuke beesten zijn het toch!
Maar omdat één zo’n persoonlijke observatie wat mager is om een hele mening op te baseren, nog een kleine aanvulling.
Ik vind huiskraai heel erg natuur. Ik vind ‘m een stralend voorbeeld van wat natuur vermag. Eén van de dingen die ik zo fascinerend vind aan natuur, is hoe die haar eigen weg gaat, gebruik maakt van alle mogelijkheden die haar geboden worden. Je hoeft maar ergens een weiland af te graven en er verschijnen orchideeën en kleine plevieren. Laat een terrein braak liggen en ga na pakweg een jaar eens kijken wat er gebeurd is. Natuur vult elke ruimte op. Laat boten over de zeven zeeën varen en er varen vogels mee. Wat dat betreft zijn voor mij deze huiskraaien niet anders dan de gierzwaluwen die aan onze gebouwen broeden, de koolmezen in onze nestkastjes en de kleine plevieren en de orchideeën in onze natuurontwikkelingsgebieden. Spontaan, dat is natuur, dat is natuur zoals die bedoeld is (nou ja, niet letterlijk natuurlijk). Opportunistisch, zoals die huiskraaien. Dat op zich maakt die kraaien de moeite waard, vind ik, nog los van dat het leuke beesten zijn, los van de vraag of het exoten zijn of niet.

Oh ja, er is natuurlijk ook nog het veronderstelde invasieve karakter, om het verwijderen van de huiskraai uit Nederland te rechtvaardigen: hij zou als vreemdeling concurreren met inheemse vogels als bijvoorbeeld de kauw. Waarvan ik er vandaag nog vele honderden zag in Hoek van Holland. Massaal bevolkten ze de grasweiden en de bomen langs de Emmaboulevard, vele vele malen meer dan er daar huiskraaien zijn. En ze zouden eieren en jonge vogels roven, die nog niet eens dertig huiskraaien in Hoek van Holland. De honderden kauwen daar (en de duizenden elders) en de gaaien en de eksters nemen we dat veel minder kwalijk. En natuurlijk: ze zouden zich in de toekomst exponentieel kunnen gaan uitbreiden en dan zal het probleem onbeheersbaar zijn. Kijk naar die vele, vele honderden kauwen. Maar die zijn natuurlijkinheems.
Tsja, het zou kunnen natuurlijk. Maar voorlopig is de populatie al jaren stabiel en is er van enige groei, laat staan exponentiële, geen sprake.

Overigens heeft inmiddels de rechter gesproken: huiskraai is door de overheid zelf formeel als inheems bestempeld en zolang dat het geval is, geldt die als beschermd en mag dus niet zomaar verwijderd worden. Voeg daarbij de ervaringen elders in de wereld die laten zien dat het nog helemaal niet zo eenvoudig is om dertig huiskraaien te verwijderen, en we kunnen gerust zijn. De huiskraai zal heus ook 2014 nog wel halen.

5 januari 2013

zaterdag 5 januari 2013

Nieuw jaar


Ziezo, het nieuwe jaar is weer begonnen. Wat vorige week nog stoffig oud nieuws was, is deze week weer stralend nieuw en kakelvers. Want ook vogelaars denken in jaren. Er gaapt een diepe kloof tussen 31 december en 1 januari. Op 31 december ben je nog één met het voorbije jaar, met alles wat je daarin hebt meegemaakt. Op 1 januari bevind je je in een nog leeg nieuw jaar waarin alles nog moet gebeuren. Een leeg boek vol met onbeschreven bladzijden. Een nieuw jaar, en alles begint als het ware van voren af aan. En dus beginnen we allemaal opnieuw te tellen. Nou ja, degenen die tellen dan. En moet alles opnieuw gezien worden.

Vandaag het jaar min of meer geopend met een tochtje naar de ruigpootbuizerd bij Kockengen. Vorige week heb ik die nog maar even laten zitten. Want vorige week, dat was vorig jaar en toen was die oud nieuws. Want ook in februari zat de vogel er toen al, enkele kilometers verderop bij Gerverscop, en ben ik er al heen geweest. Maar nu, begin januari, amper een week later, is het ineens alweer vorig jaar dat ik die ruigpootbuizerd nog gezien heb. Dus vandaag richting Kockengen gefietst. Grijs, zacht en droog. Langs de Haarrijnse plas, met onder andere twee mooie mannen brilduiker, ook alweer nieuw dit jaar. Langs het kasteelbos en het kasteel van Haarzuilens. En zo naar de betreffende polder bij Kockengen. Daar was de ruigpootbuizerd gauw gevonden, af en toe vrij zichtbaar op verschillende hekjes en ook even in vlucht. Mooi. En daarmee is de eerste goeie soort van het jaar alweer binnen. Het eerste blad beschreven. Beschreven met, ook nog, een mooie groep zwanen langs de Hollandse kade, waartussen ik 28 kleine telde. Ook nog nieuw voor 2013.

4 januari 2013

woensdag 2 januari 2013

Slotoffensief


Het was een geweldig jaar, wat vogels betreft, maar de laatste anderhalve week leek het een beetje als een nachtkaars uit te gaan. En dat verdient dit jaar niet. Ik heb vooral wat in de eigen omgeving geprobeerd, meer lieten de familieverplichtingen tijdens de kerstdagen niet toe. Op zich doe ik dat graag, maar met het grijze, miezerige weer van de afgelopen tijd was het niet altijd een feest en daarbij: erg veel had de omgeving van Utrecht niet te bieden. Veel grote zilverreigers, die wel, na de kortstondige kou vorige maand weer helemaal terug, maar weinig zon. Nou zal dat laatste elders in het land wel niet anders geweest zijn, maar al met al is het hier wat saai momenteel. En hoewel het een prima familie is die me dezer dagen aan huis gekluisterd houdt, het is immers best mogelijk dat sommigen meelezen en ik wil geen heibel in de tent, had ik dus tussen alle gezelligheid door wel behoefte aan een slotoffensiefje, om het jaar nog even glorieus uit te luiden.
Daartoe om te beginnen even naar Katwijk. Daar immers vertoeft alweer enige tijd een humes bladkoning. Op vrijwel dezelfde plek als vorig jaar om deze tijd: teruggekeerd? We zullen het wel nooit zeker weten, maar een boeiende gedachte is het wel. Een makkelijk vogeltje echter is het niet. Met enig geduld laat-ie zich wel horen en op zich is dat al interessant genoeg. Want niet alleen de bekende tweetonige roep klonk geregeld, af en toe ook een wat slepend en ijl eentonig roepje. Maar het was zoals anderen voor mij ook al ervaren hebben: het beestje is rusteloos en razendsnel, blijft meest verscholen in de paar nog groene struikjes en boompjes achter het parkeerplaatsje aan de Nachtegaallaan en is vrijwel telkens als je hem toch even in beeld hebt, alweer verdwenen voor je zelfs maar de tijd hebt gehad je verrekijker naar je ogen te brengen. Eén keer had ik ‘m ongeveer één tel herkenbaar in de kijker. Daar moest ik het dan maar mee doen.
Een cadeautje was nog de pestvogel die zich enige tijd mooi liet zien in de bosjes tussen de parkeerplaats en de straat. En hoewel het inmiddels ook voor mij niet meer de eerste is deze winter, blijft het een zeer bezienswaardige vogel. Een vogel waar je altijd blij van wordt. Voeg daaraan nog de zon toe die zomaar ineens was gaan schijnen, en het uurtje aan zee met onder andere tientallen roodkeelduikers op en vooral over zee, en je kunt zeggen dat de eerste dag van mijn slotoffensief geslaagd was.

Een dag later stond een stukje van Limburgs heuvelland op het programma. Met zon en grauwe gorzen, beide inderdaad in ruime mate voorradig, en ik durf zo even niet te zeggen welke van beide me het aangenaamst waren. De grauwe gorzen waren natuurlijk geweldig. Het was alweer drie jaar geleden dat ik die zag dus het was wel weer tijd, en ze waren niet bepaald zuinig. Diverse keren zag ik een groepje van een stuk of tien tot vijftien stuks langs vliegen of invallen in de verwilderde akker, en hoewel ik geen idee had hoeveel daarvan ik er eerder ook al had gezien, leken er voor Nederland tegenwoordig ongekende aantallen aanwezig te zijn. Af en toe ook mooi zichtbaar in de telescoop, rommelend tussen de plantenresten of rustend in een boompje in het veld. En dat samen met vinken, tientallen kepen, tientallen geelgorzen, mooi dus.
Maar die zon, die is de laatste weken zeldzamer dan grauwe gorzen dus die was ook niet mis. Na een wat regenachtig begin nam hij het heft volledig in handen, al kon-ie helaas de koude winterwind niet tot bedaren brengen. Maar dat lage winterzonnetje dat zo zachtjes het glooiende heuvelland betast, dat maakt een mens minstens zo blij als een pestvogel in een struikje in Katwijk (of waar dan ook). Sommige mensen hebben weinig méér nodig om gelukkig te zijn. Tijdens mijn ommetje van station Geleen oost naar station Spaubeek dus volop genoten. Ommetje overigens in ruime zin want ik scheerde langs Sittard, raakt verzeild in Duitsland, keek vanaf het hooggelegen kerkhofje van Hillensberg diep het land van onze oosterburen in en betrad via Doenrade weer het vaderland. En al die tijd lag daar het heuvelland, roerloos en stil zoals dat hoort onder dat lage winterzonnetje. Bosgordels langs de heuvelranden kaal behalve de klimop die woekert langs de stammen. Bij Puth een mooie jagende vrouw blauwe kiekendief. Bij kasteel Terborch raakte ik verstrikt in het stroomgebied van de Geleenbeek, waar we enkele jaren geleden nog een mooie zomerdag doorbrachten. Feestjes van herkenning, bomen met maretakken die in de kale winter altijd zo veel meer tot hun recht komen, en in Spaubeek de trein terug. Ja, ik ben klaar voor het nieuwe jaar.

30 december 2012