maandag 25 november 2019

Delfland

Ik had weer eens een tochtje door mijn oude achtertuin van weleer op het programma staan: het gebied tussen Delft, Schiedam en Vlaardingen. Na een geheel door google maps verzorgde speurtocht door woonwijken van Schiedam het polderland in, over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart naar Schipluiden. Landschappelijk is het hier vrij eendimensionaal: plat, uitgestrekt en groen, met horizons van verre flats, kerktorens en de hijskranen van het Rotterdams havengebied. Maar bij Schipluiden, in de Duifpolder, kleine rietganzen. Een paarhonderd kleine rietganzen, redelijk dichtbij en met mooi licht want de zon scheen van opzij. Al tientallen jaren overwintert in de driehoek tussen Schipluiden, Maassluis en Vlaardingen een bescheiden populatie van deze in het grootste deel van ons land erg schaarse soort waarvoor je anders helemaal naar zuidwest Friesland moet, wat nogal ver is als je niet in zuidwest Friesland woont. Vroeger zaten ze vooral in de Aalkeet Buitenpolder, tegenwoordig meest in de Duifpolder.
Dat was doelsoort één. Tijd voor doelsoort twee. Daarvoor moest ik terug over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart, langs Vlaardingen en door de Broekpolder, jong nieuwbouwbos van weleer maar inmiddels aardig verouderd. En dat geldt in dit geval als aanbeveling: de vervallen stukken bos maakten het er een stuk spannender op, met ook nog drassige delen, riet en ruige velden. Uiteindelijk belandde ik aan de andere kant van de A20 bij de Krabbeplas en daar moest ik op zoek naar ringsnaveleend, dwaalgast uit Amerika. Dat was nog een hele klus. Tientallen, misschien wel honderden kuifeenden zaten er, in allerlei kleden en stadia waaronder heel wat in overgangskleed met nog resten van eclips. Heel wat smoezelige, grijzige flanken, wat het vinden van ringsnavel er niet eenvoudiger op maakte. Een van de kenmerken van ringsnaveleend is immers de grijze flank. Hij was dan ook vooralsnog onvindbaar. Een derde dip binnen een jaar van deze soort dreigde. Maar uiteindelijk zat-ie daar ineens, en zoals zo vaak was er van twijfel meteen geen sprake meer. Grijze flanken die uitmondden in een smal wit schijfje langs de zwart borst, een fier punthoofd en twee subtiele witte bandjes over de snavel, een over de snavelbasis en een over de snavelpunt: uit het boekje.
Zo hadden we dus een op de meeste plaatsen erg schaarse wintergast die in dit landschap thuis is, die iets vertelt over hoe dit landschap eraan toe is (al zou ik ook niet weten wat; waarom de soort al jaren juist in dit hoekje neerstrijkt, ingeklemd tussen verstedelijking, industrieën en snelwegen, is een raadsel) en die bescherming verdient. En een zeldzame maar ecologisch tamelijk irrelevante dwaalgast van de andere kant van de oceaan waar hier weinig aan te beschermen valt, die elders beschermd moet worden. Wel een leuke soort natuurlijk, eentje waar je graag een ommetje van Schiedam naar Schiedam voor maakt.

24 november 2019

dinsdag 19 november 2019

Een weekend

Vrijdag pestvogeldag. Er was een groepje neergestreken in Nieuwegein, een kleine drie kwartier fietsen. Aan een gezellig dorpspleintje in een nieuwbouwwijk, zoals natuurlijk heel Nieuwegein een nieuwbouwwijk is. Volop bekijks: vogelaars, fotografen met enorme telelenzen en buurtbewoners die zich over ons verbaasden en meestal ook wel oog hadden voor de vogels. Het waren niet mijn eerste pestvogels dit jaar, maar wel mijn mooiste. In januari hadden we er een in Castricum die we af en toe tussen de takken door enigszins in beeld hadden. En in oktober hadden we er twee op Vlieland die weliswaar op niet meer dan enkele meters afstand langs de straat zaten maar die niet de aandacht kregen die ze verdienden want er wachtte ons een roodkeelpieper en we hoopten op eindelijk nieuws omtrent een bruine lijster. Ook achteraf kwam de pestvogel die dag niet verder dan de vijfde plaats. Gezegend de dag waarop pestvogel pas de op vier na leukste soort is.

Zaterdag na de trektelling vond ik op het Utrecht Science Parc zoals de Uithof tegenwoordig heet, een waterpieper. Helemaal niet zeldzaam natuurlijk maar het was best wel weer een tijdje geleden dat ik er een zo mooi aan de grond gezien had.

Hoofdsoort van het weekend was struikrietzanger. Daarvoor moest ik weer eens naar Texel. Dat was niet voor het eerst deze herfst maar is nog altijd geen straf. In de oude boomgaard aan de Hallerweg in Den Burg een paar uur rond gehangen want hij was niet gemakkelijk. Zoals natuurlijk verwacht mocht worden van struikrietzanger, toch een beetje het archetype van de skulker. Sluipen door dicht struikgewas, dat is wat-ie graag doet. Verreweg de meeste gevallen in Nederland betreffen ringvangsten van vogels die na vrijlating nooit meer werden teruggevonden. Ook vanochtend werd tijden lang niks van de vogel vernomen. Onder andere precies nadat ik gearriveerd was, zodat ik weer lekker kon somberen. Het was stil, geen spoor van struikriet, nee dit werd niks. Maar na enige tijd klonk toch het juiste roepje. Een vogel schoot een bosje uit of een bosje in en toen, precies door een gat heen van een dikke bos klimop: daar zat-ie, open en bloot op een takje erachter. Zo kan het dus ook.
De meeste tijd bracht-ie echter onzichtbaar door, diep in het braamstruweel of in eerder genoemde klimopbossen. En dus bracht ik de meeste tijd wachtend door, speurend en luisterend, hopend op een verbetering van mijn kortstondige waarneming van zojuist en ook hopend op een verbetering van mijn waarneming enkele jaren geleden verderop op Texel. Het kostte wat tijd maar uiteindelijk is dat prima gelukt. Eerst zag ik enige tijd de bovenste helft van de vogel, met fiere kop en forse snavel, half verscholen poetsend in de braamstruik. Daarna zag ik hem korte tijd open en bloot tussen de takken door kruipen. En tenslotte zag ik hem geruime tijd helemaal vrij in de boom. Een ongetekende bruine acro met forse wenkbrauwstreep en egale tertials, dan ben je qua determinatie al een heel eind. Voor mij het moment om iets anders te gaan doen.
In de middag belandde ik op het Hoornderslag langs het Grote Vlak, waar vooral een man carolina-eend de gemoederen bezighield. Een prachtige vogel, maar natuurlijk een escape. Of niet? Er zijn in elk geval op IJsland aanvaarde gevallen en mogelijk ook in Groot Brittannië, dus waarom wordt-ie eigenlijk in Nederland zo structureel genegeerd? Als zo'n soort ergens serieus genomen moet worden, dan wel in een natte duinvlakte achter de zeereep op Texel, waar immers ook al een blauwvleugeltaling is opgedoken. Hotspot voor ontsnappelingen of toch gewoon een hele goeie plek voor trans-Atlantische dwaalgasten? Nou ja, zonder poten wordt het natuurlijk nooit wat.

17 november 2019

dinsdag 12 november 2019

In Apeldoorn

Af en toe is het fijn om je eens niet te laten opjagen door allerlei zeldzaamheden die zich her en der te lande voordoen. Om gewoon, zonder stress en zonder hoge ambities, te genieten van het prachtige herfstlicht en het fraaie herfstweer. Van de weelde aan kleur die aan de bosranden ontsproten is. Van een kuifmees dichtbij in een boom in De Leijen, of een mooie boomklever die foerageert op een nabije boomstam, of van de pimpelmezen die met tientallen door het bos zwerven. Op de terugweg twaalf ooievaars in het land, een stuk of tien holenduiven langs vliegend en een bel van zeven buizerden over. Van die dingen, gewoon, omdat het herfst is. Zoals ook vanochtend: een koude trektelling aan de Jacobssteeg, met onder andere een paar zilverreigers uit het oosten en een mooie ijsvogel ter plaatse.
Maar daarna moet er toch weer getwitcht worden. Want die kuifleeuwerik in Apeldoorn, die maakt het ons wel erg gemakkelijk. Kun je niet laten liggen, want tegenwoordig minder dan vijf gevallen per jaar en nauwelijks eentje daarvan twitchbaar en aanvaardbaar. Een grote zeldzaamheid dus, en een soort die getwitcht ‘moet’ worden. (Nee, ik weet het, niks moet, maar wil je nog eens een kuifleeuwerik in Nederland, dan zul je hem naar alle waarschijnlijkheid moeten twitchen.)
Op amper twee minuten lopen van het station, naast de stationsfietsenstalling, foerageert de vogel afwisselend op de stoep en in het naastgelegen grasveld. Nou ja, af en toe is-ie even zoek, zoals net toen ik aankwam, maar lang duurt dat nooit. Ik zat rustig op een bankje de krant te lezen toen-ie alweer terug was. Toen kon het feest beginnen. Hij kwam tot op enkele meters afstand en zat tussendoor af en toe ook zachtjes te zingen. Af en toe stak-ie fier de kuif overeind: prachtige vogel. Toptwitch. Al kleeft er natuurlijk wel een verleden aan het arme beestje: de wat oudere vogelaars waar ik me eerlijk gezegd toe moet rekenen, herinneren zich maar al te goed hoe gewoon de soort ooit was en ik heb dan ook nog steeds moeite die te zien als de mega die hij feitelijk geworden is.

9 november 2019




woensdag 6 november 2019

20/90

‘20/90’ stond er vermeld in de weerstaatjes op teletekst en in de krant: 20% zon en 90% kans op regen. Van vrijdag tot en met zondag. En precies van vrijdag tot en met zondag zouden we op Schiermonnikoog zijn. Ja, onze weermannen hadden ons een fijn weekendje toebedeeld! Pas na zondag zou het weer een beetje droog worden. Nou, daar moesten we het dan maar mee doen. Overleven werd het, profiteren van elk moment dat het droog was of in elk geval niet al te hard regende. En volledige regenbepakking mee in de rugzak.
Gelukkig is Schiermonnikoog het soort plek waar het onder alle omstandigheden goed toeven is.

Op de boot begon het inderdaad zachtjes te regenen maar op Schier viel het toen allemaal nog wel mee. Grijs was het wel op onze openingswandeling, en miezerig inderdaad. Af en toe regende het wat maar af en toe ook niet, en het was nog best te doen. Rond de westpunt gewandeld. Over het strand dat een van de jongste en meest dynamische landschappen heeft gecreëerd dat Nederland rijk is: waar vroeger gewoon strand was en recent nog drassig en zilt ‘groen strand’, was intussen een soms maar moeilijk doordringbare ruigte ontstaan van rietvelden, lage duintjes, duindoornstruwelen en ondiepe plasjes. Richting zee was alweer de volgende ronde begonnen: nu daar de ijle, zandige pioniervegetatie van verspreide zeekraal- en andere pionierplantjes, en nu daar de strandleeuweriken, misschien wel vijftig strandleeuweriken die af en toe rondvlogen en af en toe neerstreken en dan meestal volkomen in die vegetatie opgingen, hoe dun en verspreid die ook was. Zal ook met het nogal duistere weer te maken hebben gehad natuurlijk.

De meeste regen viel in de nacht van vrijdag op zaterdag. Zaterdagochtend voor het ontbijt tijdens mijn eerste poging tot bruine boszanger druppelde het nog wat na maar al gauw was het droog. Die bruine boszanger hield zich al enkele dagen op in de zeereep een paar kilometer ten oosten van de Badweg. Mijn eerste poging faalde. Roodborst, winterkoning, putters, maar geen spoor van brubo.
Al tijdens ons ontbijt in het eetzaaltje van wat we ons hotelletje mogen noemen, ook al zaten we ‘buiten’ in iets dat het midden hield tussen een vakantiehuisje en een hotelkamer, al tijdens het ontbijt dus scheen de zon. Na het ontbijt op de fiets het eiland rond. De klassieke ronde van Schier: Westerplas, jachthaven, Waddendijk, polder, kwelder en natuurlijk Kobbeduinen. Kobbeduinen is het Rome van Schiermonnikoog: alle wegen leiden er naar Kobbeduinen. Onder het baken de enige bui van de dag ondergaan. We waren al gewaarschuwd door de loodgrijze lucht die kwam aanschuiven en waren volledig bepakt toen we in de regen tegen het duin aan zaten. Witgat over, zwarte ruiters over, massa ganzen in de nabijheid en fraaie regenboog. De zon scheen alweer volop toen we door de duinen naar de Marlijn fietsten en daar, na een korte onderbreking voor thee met taart, over het strand wandelden.
Wat vogels betreft vandaag de roodhalsganzen die ik gisteren in de schemer niet had kunnen vinden. Vier stuks tussen de brand- en de rotganzen in de polder tussen jachthaven en veerdam in. Ze zijn lastig te vinden maar eenmaal gevonden zijn ze fraai want dat zijn ze. Zo’n familiegroep (ik vond er vier maar er schijnen er zes te zitten) op een Waddeneiland: echter, ‘wilder’ heb je ze niet in Nederland. Je kunt je maar moeilijk voorstellen dat ze alle zes uit een kooitje komen.
Aan het eind van de middag, inmiddels in mijn eentje, nog zeker een uur lopen zoeken naar brubo. Ik kreeg ook nog hulp dit keer maar dat mocht niet baten: vogel gaf een uur lang geen kik.

Ook op zondag hadden we prima weer. Het voelde als een triomf over de weergoden, of eerder over onze weermannen. ’s Morgens op weg naar de bruine boszanger nog even wat gespetter maar bij de brubo was het alweer droog en bovendien: drie keer was toch een klein beetje scheepsrecht. Al gauw hoorde ik hem onmiskenbaar roepen, even later zelfs fanatiek en dichtbij. Ik zag een zangertje vliegen naar een bosje verderop, hoorde daar nog een paar keer zijn roepje en daarna was-ie weer stil. En onvindbaar. Dat is zoals het wel vaker gaat bij bruine boszanger. Daar moeten we dan maar tevreden mee zijn.
Na het ontbijt uitgecheckt en met bagage lopend naar de veerdam, zo hadden we besloten. Wel met een omweggetje en zonder haast. We liepen door het dorp, over de Kooiweg en de Reddingsweg en zigzagden wat door de duinen. We kwamen langs de Berkenplas en waren op Vredehof, waar de se­rene rust heerste van de doden. Elke begraafplaats is een gedenkplaats voor alle doden, vind ik, ieder gedenkt er zijn eigen doden, ook al liggen die ver weg begraven. En geruime tijd zaten we op de bunker. Kramsvogel, paar veldleeuweriken over en toen: paar keer herhaald een hoog en scherp boompieperroepje, maar niet dat strakke van boompieper, abrupt beginnend en abrupt eindigend en daartussen eenvormig hoog en schel. Nee, dit klonk anders, begon explosief en zwakte daarna wat af. Ik heb niet voor niets de afgelopen jaren tientallen roepjes afgeluisterd waarbij ik telkens diezelfde structuur hoorde: wat mij betreft kenmerkend voor siberische boompieper, vroeger zeldzame dwaalgast maar tegenwoordig eerder schaarse doortrekker uit verre noordoostelijke streken. Zal er ook mee te maken hebben dat we inmiddels dat roepje beter kennen. En dat er zo veel mensen met opnameapparatuur rondlopen natuurlijk. Een deel van de toename zal ook wel reëel zijn, veronderstel ik.
Op de Reddingsweg nog een slechtvalk over en kort daarop een houtsnip, in de polder nog een keer fraai de (opnieuw vier) roodhalsganzen en we waren terug op de veerdam. Regen volgde pas weer toen we allang in de trein zaten.

3 november 2019




Meer lezen? https://guuspeterse.blogspot.com/2020/01/jaarwisseling.html