Ik had weer eens een tochtje door mijn oude achtertuin van weleer op het programma staan: het gebied tussen Delft, Schiedam en Vlaardingen. Na een geheel door google maps verzorgde speurtocht door woonwijken van Schiedam het polderland in, over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart naar Schipluiden. Landschappelijk is het hier vrij eendimensionaal: plat, uitgestrekt en groen, met horizons van verre flats, kerktorens en de hijskranen van het Rotterdams havengebied. Maar bij Schipluiden, in de Duifpolder, kleine rietganzen. Een paarhonderd kleine rietganzen, redelijk dichtbij en met mooi licht want de zon scheen van opzij. Al tientallen jaren overwintert in de driehoek tussen Schipluiden, Maassluis en Vlaardingen een bescheiden populatie van deze in het grootste deel van ons land erg schaarse soort waarvoor je anders helemaal naar zuidwest Friesland moet, wat nogal ver is als je niet in zuidwest Friesland woont. Vroeger zaten ze vooral in de Aalkeet Buitenpolder, tegenwoordig meest in de Duifpolder.
Dat was doelsoort één. Tijd voor doelsoort twee. Daarvoor moest ik terug over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart, langs Vlaardingen en door de Broekpolder, jong nieuwbouwbos van weleer maar inmiddels aardig verouderd. En dat geldt in dit geval als aanbeveling: de vervallen stukken bos maakten het er een stuk spannender op, met ook nog drassige delen, riet en ruige velden. Uiteindelijk belandde ik aan de andere kant van de A20 bij de Krabbeplas en daar moest ik op zoek naar ringsnaveleend, dwaalgast uit Amerika. Dat was nog een hele klus. Tientallen, misschien wel honderden kuifeenden zaten er, in allerlei kleden en stadia waaronder heel wat in overgangskleed met nog resten van eclips. Heel wat smoezelige, grijzige flanken, wat het vinden van ringsnavel er niet eenvoudiger op maakte. Een van de kenmerken van ringsnaveleend is immers de grijze flank. Hij was dan ook vooralsnog onvindbaar. Een derde dip binnen een jaar van deze soort dreigde. Maar uiteindelijk zat-ie daar ineens, en zoals zo vaak was er van twijfel meteen geen sprake meer. Grijze flanken die uitmondden in een smal wit schijfje langs de zwart borst, een fier punthoofd en twee subtiele witte bandjes over de snavel, een over de snavelbasis en een over de snavelpunt: uit het boekje.
Zo hadden we dus een op de meeste plaatsen erg schaarse wintergast die in dit landschap thuis is, die iets vertelt over hoe dit landschap eraan toe is (al zou ik ook niet weten wat; waarom de soort al jaren juist in dit hoekje neerstrijkt, ingeklemd tussen verstedelijking, industrieën en snelwegen, is een raadsel) en die bescherming verdient. En een zeldzame maar ecologisch tamelijk irrelevante dwaalgast van de andere kant van de oceaan waar hier weinig aan te beschermen valt, die elders beschermd moet worden. Wel een leuke soort natuurlijk, eentje waar je graag een ommetje van Schiedam naar Schiedam voor maakt.
24 november 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten