dinsdag 28 april 2015

410: Koningsdag


Soms vraag je je af of ze blij zijn dat ze weer even van je af zijn, of dat ze denken: ‘moet-ie nou alweer?’ Ze kennen me inmiddels, maar soms is het wel een beetje veel allemaal. Dat weet ik zelf ook heel goed. Maar wat moet je? Op zondag, omdat het nou eenmaal zondag was, een prachtig tochtje gemaakt, met de fiets van Overveen naar IJmuiden. Langs een spoor van nachtegalen onder andere, die zo hartverwarmend zongen dat ze je het grijze en kille weer dat maar zo weinig aan lente deed denken, helemaal deden vergeten. En in IJmuiden natuurlijk even de woestijntapuit gedaan. Prachtig gezien, en bovendien van een voor mij nieuw type. Want tot nu toe had ik alleen nog van die oogverblindende mannetjes gezien. Deze was soberder gekleed, maar ook prachtig. En als bonus onder meer een fraaie kleine burgemeester, nog een enkele paarse strandloper in wat ik wel zomerkleed zou willen noemen, subtiel verschillend van wat we gedurende de winter aan paarse strandlopers zien op de pier van IJmuiden, dwergsterntjes tussen de grote sterns op het strand en op de oeverlanden langs het Kennemermeer een prachtige engelse kwikstaart. Uitermate tevreden ging ik naar huis.
Maar toen kwamen een paar alerts mijn stemming bederven. Allereerst een griel bij Harderwijk. Mocht die blijven, bedacht ik, dan kon ik die morgen op weg naar Leusden nog wel even meepikken. Want in Leusden was natuurlijk op Koningsdag de jaarlijkse vrijmarkt, bij mijn lieftallige schoonzusje op de stoep, en dat is elk jaar een traditioneel en welhaast verplicht familie-uitje. En Harderwijk, dat was niet al te ver om, nou ja, het ligt in elk geval in dezelfde richting.
De melding echter van een poelsnip, blijkbaar al twee dagen aanwezig langs de Maas in Noord-Limburg en geregeld baltsend, was in alle opzichten van een andere orde. Lifer, en bovendien baltsend: uniek in Nederland. Dus die kun je niet laten lopen. Ik moest wel, ik kon niet anders. Maar wel een heel eind uit de richting, wat Leusden betreft. Zou nog een klus worden om daar aan mijn sociale verplichtingen te voldoen.
Nee, rust is ons vogelaars zelden gegund, tijd om rustig Koningsdag te vieren zat er niet in. Koningsdag vieren we dan maar op onze eigen manier.

Dus de vroegste trein genomen naar Horst - Sevenum en op de vouwfiets via Horst en Melderslo naar Broekhuizen, aan de Maas. Een mooie fietstocht, door veld en bos en op het eind langs mooi broekbos, langs wat plakjes hoogveen en zelfs een vennetje, maar ik nam daar niet de tijd voor die ze wellicht verdienden. Bij Broekhuizen snel de plek gevonden, een plasje aan de Maas, en ook meteen de vogel min of meer vrij in beeld. Maar erg karig en ik had amper mijn eigen telescoop opgezet toen de vogel alweer in de vegetatie was weggedoken. Vervolgens een half uur lang vooral naar een oog en een wenkbrauwstreep staan kijken, en af en toe een kruinstreep, waarmee tenminste bokje was uitgesloten. Intussen hield ik dan maar de zwaluwen in de gaten die boven het plasje foerageerden maar ik kon de begeerde roodstuitzwaluw er niet uit halen. Ook diverse gele kwikstaarten gecheckt maar dat waren louter gewone. En genoten van de plaatselijke kleine plevieren.
Maar toen ging de snip staan en kon het feest beginnen. Want geruime tijd was-ie schitterend en vrijwel geheel vrij zichtbaar. Alle kenmerken konden worden afgestreept. Een wat plompe snip met een ‘middellange’ snavel, echt te kort voor watersnip. Duidelijke witte diagonalen over de vleugel, gevormd door de witte toppen van de vleugeldekveren. Zwaar gebandeerde onderzijde. En af en toe, als de vogel de staart spreidde, waren ook de opvallende witte staartflanken zichtbaar. Maar het meest kenmerkend was toch wel het baltsgedrag dat de vogel af en toe ten beste gaf, waarbij hij zich oprichtte, stoer een brede borst opzette, de snavel sperde en één keer ook de vleugels spreidde. Een enkele keer was daarbij zelfs, weliswaar zachtjes, het merkwaardige rateltje te horen dat voor zijn zang moet doorgaan.
Baltsende poelsnip in Nederland: een unieke ervaring. Dat tussendoor nog een visarend langs vloog, en even later een zomertortel, en dat af en toe een grasmus opdook in hetzelfde telescoopbeeld als waarin de poelsnip zich bevond, dat maakte het helemaal af. Na een uurtje snel terug naar Horst gefietst, ook nu geen tijd voor de plakjes hoogveen en het vennetje, om nog iets van de vrijmarkt in Leusden mee te maken.

27 april 2015


maandag 20 april 2015

Stippen

Een maand of drie alweer geleden was het dat ik, en velen met mij, me hals over kop en tussen hoop en vrees in mijn geval met trein en bus naar Medemblik spoedde voor een amerikaanse oeverloper. Om daar vast te stellen dat het beestje wel erg veel op onze oeverloper leek. Ik had enige moeite, destijds, om me ten volle te realiseren dat ik naar een grote zeldzaamheid stond te kijken. Aan de hand van enkele subtiele kenmerken lukte dat toen toch.
Achteraf was al die haast niet nodig geweest. Inmiddels zijn we drie maanden verder, is het volop lente geworden en zit de vogel er nog steeds. En sta ik opnieuw bij Medemblik naar een amerikaanse oeverloper te kijken, op enig moment op niet meer dan enkele meters afstand. En wat blijkt (wist ik natuurlijk al, daar was ik ook voor gekomen): de vogel heeft een halve metamorfose ondergaan. Hij heeft stippen op de buik, alsof-ie de mazelen heeft.
Nou kun je natuurlijk zeggen: nou en? Stippen op de buik, dat heeft een zanglijster ook. Hoef je niet voor naar Medemblik. Een wandelingetje naar het park om de hoek volstaat. Maar om die stippen te zien op de buik van een oeverloper, dat is een bijna schokkende ervaring. Want onze oeverloper heeft die stippen helemaal niet. Niet een. Nooit. Dit is zomerkleed amerikaanse oeverloper. En natuurlijk wisten we allang dat dit een amerikaanse oeverloper was, maar die stippen maken toch alle verschil. Het kostte me dit keer helemaal geen moeite om me te realiseren dat ik naar een grote zeldzaamheid stond te kijken.

Het was het beoogde hoogtepunt van een leuk hoewel nog altijd tamelijk koud lentetochtje door Noord-Holland. Op de vouwfiets vanuit Hoogkarspel naar Wervershoof en van daar langs de IJsselmeerkust richting Medemblik. Wateren, bosschages, stoere oude bomen, rietvelden met schetterende rietzangers en uiteindelijk de weidse wateren van het IJsselmeer. Pijlstaarten, kluten, een lepelaar over, enkele foeragerende dwergmeeuwtjes, een paar oeverlopers, twee prachtige zwartkopmeeuwtjes laag over en ineens een stuk of 10 gierzwaluwen boven het IJsselmeer die korte tijd later alweer onvindbaar waren. En amerikaanse oeverloper dus.
Als afsluiter had ik nog het mannetje ringsnaveleend in gedachte dat zich ophoudt in de buurt van Opperdoes. Die was lastiger dan ik gedacht had want in de op internet aangegeven plasjes was van de vogel geen spoor. Nog net op tijd wist een passerende auto-vogelaar me te vertellen dat ik aan de andere kant van de snelweg moest zijn. Waarvoor nog dank want daar vond ik alsnog deze best wel fraaie tweede Amerikaan van de dag. Een mooie afsluiter.

19 april 2015


Meer: Medemblik

vrijdag 17 april 2015

409: Halszaak

Ik zeg het nogal vaak, tegen mezelf en soms ook tegen anderen, als ik weer eens een mooie soort heb moeten laten passeren. Blauwstaart, pallas boszanger, dwerggors: ‘ach, geen halszaak’. Maar dit was natuurlijk wel een halszaak. Voor zover een vogel een halszaak kan zijn. Want eigenlijk zijn alleen de guillotine en het kromzwaard van I.S. een halszaak, en als je ruim denkt eventueel ook de elektrische stoel, de gifprik en het vuur. (Opmerkelijk trouwens hoe hier I.S. en V.S. zich gebroederlijk in elkaars gezelschap bevinden.) Maar vanuit het perspectief van de vogelaar is thayers meeuw een halszaak: nieuwe soort voor Nederland en dus nieuw (althans in Nederland) voor alle vogelaars hier te lande, zelfs voor de aller fanatiekste twitchers, voor de oude rotten, voor de top van de ranglijst. Die wil je niet missen, maar zondag was ik niet in de gelegenheid en maandag was de vogel bij Egmond aan Zee niet meer teruggevonden. De zandsuppletie was daar inmiddels beëindigd en zou de komende weken worden voortgezet bij Bergen aan Zee. Zandsuppletie, dat betekent tonnen zand die vanuit zee het strand op gespoten worden, vol met wormpjes en slakjes en schelpjes en wat al niet, en duizenden meeuwen die van die wormpjes en die slakjes en die schelpjes en wat al niet komen snoepen. Dus je kon erop wachten dat-ie daar zou opduiken, maar hij moest natuurlijk wel nog even gevonden worden.
Dat gebeurde sneller dan ik had durven hopen: gistermiddag al kwam de melding dus een tochtje naar Bergen aan Zee was vandaag onvermijdelijk.
Het is wel een soort voor gevorderden, thayers meeuw. De gemiddelde Nederlander zal er niets anders in zien dan alweer zo’n vermaledijde zeemeeuw, zo’n beest dat alleen maar herrie maakt, de boel onder schijt, vuilniszakken openscheurt en patat jat. Dat deze is afgedwaald uit het noorden van Canada zal hem of haar worst wezen. En zo heel raar is dat eerlijk gezegd niet. Ook ik moest erg mijn best doen, alleen al om het beest te vinden tussen die duizenden meeuwen die op het verse zand met inhoud waren afgekomen, want de verschillen zijn subtiel en je oog moet er maar net op vallen. En dat kostte even. Zoek maar eens één meeuw tussen een paar duizend krioelende meeuwenvleugels en krijsende meeuwenkoppen die om de haverklap massaal opvliegen en dan ergens anders weer gaan zitten, terwijl intussen bulldozers af en aan rijden om het vers opgebrachte zand glad te strijken zodat herkenningspunten, mogelijk behulpzaam om de vogel aan te wijzen, verdwijnen waar je bijstaat. Want het werk gaat door, zeldzame meeuw of geen zeldzame meeuw. Zelfs met hulp van anderen die de vogel gevonden hadden, lukte het nauwelijks en of het zonder die hulp ooit was gelukt, is nog maar de vraag. Wel drie keer kon ik 'm ondanks uitvoerige uitleg niet vinden maar daarna kreeg ik hem eindelijk langdurig goed in beeld en kon ik eindelijk de benodigde kenmerken checken. Tamelijk egaal donkere onderzijde, al hadden sommige andere meeuwen dat ook. Behoorlijk roze poten voor een juveniel, maar ook daar waren er een paar meer van. Lichte kop met iets van een donker oogmasker en relatief lichte, een beetje beige-achtige tertials. Af en toe, als-ie de vleugels hief, was het contrast tussen donkere ondervleugeldekveren en lichte arm- en handpennen op de ondervleugel mooi zichtbaar. Dat leek me wel doorslaggevend: thayers meeuw in de pocket! De champagne kon geopend.

Na afloop, om ook nog even van de lente te genieten want lente was het op het strand nog bepaald niet, een ommetje gefietst door de duinen en door de polders tussen Bergen en Alkmaar. De wind ineens gematigd en vooral: warm! De zon brandde, het duin zinderde en: zingende fitissen, zingende boomleeuwerik, kneuen, roodborsttapuiten, het was een heerlijke afdronk, beter dan de duurste champagne.

15 april 2015


Meer: Legendevorming