dinsdag 21 juli 2020

Flamingo’s


De meeste mensen zijn zich daar niet van bewust, wat wel blijkt uit de ruime belangstelling die de vogels ten deel valt die momenteel in polder IJdoorn verblijven, maar flamingo’s hebben we ieder jaar in Nederland. In groepen veel groter dan de zeven die nu zo de aandacht trekken. Niks om je druk over te maken. Maar bij deze zeven zijn er twee dingen anders: twee van de vogels dragen een ring. En niet zomaar een ring, normaal gesproken geldt een ring voor een vogelaar niet als aanbeveling en zeker niet bij een flamingo, maar deze twee blijken geringd in Zuid Spanje! Dat betekent de eerste met zekerheid wilde flamingo’s ooit in Nederland, helemaal vanuit Zuid Spanje hierheen afgedwaald. En dat betekent niet alleen belangstelling van dagjesmensen die iets uit het plaatselijke huis-aan-huisblad hadden opgevangen en zich weleens wilden verlustigen aan deze tropische verrassingen, maar ook van diehard vogelaars die normaal gesproken hun neus ophalen voor die rare zuurstokken. Want aan flamingo’s kleeft voor ons altijd een geur van namaak, van edelkitsch. Maar aan deze niet, deze zijn echt, wild, en dan is een flamingo ineens een heel andere vogel.
Dus vandaag met trein en vouwfiets naar Durgerdam en naar polder IJdoorn, en daar een uurtje naar zeven flamingo’s staan kijken.
Kijken naar zeven flamingo’s die met zekerheid uit Spanje afkomstig zijn, dat is een geheel nieuwe ervaring. In zekere zin is het een lifer, al mijn eerdere flamingo’s kunnen in de prullenbak, al zaten daar best spannende gevallen bij. Dezelfde flamingo’s als al zo vaak eerder, net zo roze, net zulke rare slungels met hun lange en buigzame nekken en kromme snavels maar nu geen dierentuindieren, geen ordinaire tuincentrumornamenten maar echte, wilde. Geen slungels maar elegante, langbenige gestalten. Geen zuurstokken maar verschijningen in zachtroze tinten. Noem ons snobs maar nu zijn het vreemde maar fascinerende wezens in plaats van mislukte siervogels en daarvoor reizen wij graag af naar IJdoorn. En als je dan daarna nog lekker door het Amsterdamse achterland kunt dwalen, door de polders van Waterland, langs meren en vaarten en rietlanden met kiekendief, zilverreiger en veldleeuwerik, dan heb je gewoon een fijn dagje.


19 juli 2020


Meer: Texel in tijden van corona

























Raamsdonksveer

Familieaangelegenheden waar ik overigens zelf niet direct bij betrokken was, brachten ons vandaag in Raamsdonksveer en in Geertruidenberg. Het was zo’n lekker dagje zomaar ergens waar in principe niets te beleven was maar waar dan meestal stiekem toch iets te beleven blijkt te zijn.
Raamsdonksveer bijvoorbeeld is als je er verder niets mee hebt niet bijzonder. We bekeken er enkele voorouderlijke woonhuizen die ook voor mij niet heel veel betekenis hadden, maar we vonden (nou ja, vonden, het werd ons aangewezen) er ook het oorlogsmonument van Anton Brejaart, destijds collega van de opa van Harriët op het gemeentehuis. Deze Anton Brejaart werd in de Tweede Wereldoorlog op kantoor voor de ogen van zijn collega's door een Duitse officier doodgeschoten. ‘Op 22 augustus 1944 laat waarnemend burgemeester De Jong de Duitsers schriftelijk weten geen arbeidskrachten aan te zullen wijzen voor de aanleg van verdedigingswerken bij Keizersveer. Een dag later komt de woedende Feldwebel (sergeantmajoor) Jozef Geesink verhaal halen op het gemeentehuis. In de hal treft hij Anton, die juist de kamer van de secretarie uitloopt met papieren voor een huwelijksaangifte. Met veel lawaai eist de Duitser van hem te vernemen waar hij de burgemeester kan vinden. Anton loopt de Duitser zonder te reageren voorbij; hij hoort hem niet door zijn slechthorendheid, of probeert hem te negeren. Zonder verdere discussie pakt Jozef Anton bij de arm, draait hem om en schiet hem door het voorhoofd.’ (Brabantsegesneuvelden.nl, Anton Brejaart, Breda,1889.) Het monument was niet erg bezienswaardig, maar het verhaal is wel een verhaal, al zijn er uit die tijd ongetwijfeld vele soortgelijke verhalen te vertellen. Een stukje oorlogsgeschiedenis, en ook een soort van stukje familiegeschiedenis, al was de familie natuurlijk maar zijdelings betrokken. Was dat anders geweest, dan had mijn wereld er heel anders uitgezien.
Even verderop was de grote kerk van Raamsdonksveer, die ook al een stukje oorlogsgeschiedenis vertegenwoordigt. De huidige kerk is een typisch geval van naoorlogse architectuur, niet onaardig maar zonder de grandeur die we bijvoorbeeld later vandaag aan de andere kant van de Donge aantroffen. De oorspronkelijke kerk is door de Duitsers aan het eind van de oorlog plat gebombardeerd. Na dat bombardement stond tussen het puin alleen het Mariabeeld uit de toren nog fier overeind. De foto daarvan verscheen in alle regionale kranten. Het zal voor velen destijds een krachtig godsbewijs zijn geweest. Zelf geloof ik niet zo in godsbewijzen.

Aan de andere kant van de Donge ziet de wereld er heel anders uit. Geertruidenberg is een prachtig, historisch vestingstadje. Vooral de langgerekte vismarkt is een juweel. Aan het ene uiteinde staat de imposante, eeuwenoude Geertruidskerk. Aan het andere uiteinde is de markt open en doemt daarachter de op een bepaalde manier evenzeer imposante koeltoren van de Amercentrale op. Zo’n tegenstelling, twee tijdperken, twee culturen, het onverenigbare als het ware verenigd, ik kan dat altijd wel waarderen.
Tenslotte langs de Amercentrale en langs een wirwar van elektriciteitsmasten en -leidingen naar de oever van de Amer gelopen, alwaar we ook nog even een stukje natuurbeleving ondergingen. Stenige kades, plantenwildernissen, de rivier die langs stroomt en aan de overkant de Biesbosch.

18 juli 2020


Niet bij vogels alleen: Aantallen













donderdag 16 juli 2020

Libellendagje

Hoewel er natuurlijk allerlei zaken van eminenter belang zijn om over te schrijven, wil ik het hier toch even hebben over mijn libellendagje vandaag. Ik weet het, niemand maalt erom maar ik zal hem mij nog herinneren. Het was een mooie, zonovergoten maar niet overdreven warme zomerdag en ik ging naar Roermond om op zoek te gaan naar de gaffellibel langs de Roer bij Paarlo. Want de gaffellibel is een mooie libel en ik had er nog nooit een gezien. Soms is dat voldoende.
Het bleek vooral zoeken naar de juiste plek. De fietsbrug over de Roer was gauw gevonden. Rond die plek zijn ze de afgelopen jaren vaak gezien maar momenteel was de juiste plek een kleine 500 meter verderop langs de Roer. Maar hoe kwam ik daar? Ik had geen idee. Die kant uit gefietst maar ter hoogte van de bewuste plek waren er tussen de weg en de Roer slechts ondoordringbare maïsvelden. Daarop maar verder die kant uit gefietst, steeds op zoek naar de Roer. Het werd een mooie fietstocht door het Roerdal, tot voorbij Herkenbosch, langs velden in boeiende vlakverdelingen, langs hagen en bosranden en af en toe een karige blik op de Roer. En weer terug. Intussen een berichtje van Toon, die toevalligerwijs ook vandaag op zoek was: hij had ze gevonden hoor, precies op de plek waar ik naar op zoek was. Het probleem bleef hetzelfde: hoe kwam ik daar? Tussen de weg en de Roer daar nog steeds uitsluitend maïsvelden. Dan maar de fietsbrug over en aan de overkant geprobeerd. Een plaatselijke landwerker wees me een soort wandelspoor langs het water dat me precies tegenover de plek bracht. Ik zag ze aan de overkant staan kijken maar de libel zag niet ik. Ik stond aan de verkeerde kant, ik moest het pad vanaf de brug nemen, riep men me toe. Maar er was daar helemaal geen pad. Ik had nog gezocht maar niets van een pad gevonden. Terug bij de brug bleek er toch een pad. Althans, er was een halve opening in de afrastering waar je overheen kon stappen en langs de Roer kon lopen. Was legaal, had men mij verzekerd. Zo vond ik dan toch de plek, de mensen die naar een gaffellibel stonden te kijken en tenslotte, na enig navigeren op aanwijzingen van de aanwezigen, de gaffellibel. Die zat te rusten halverwege in een wilgenstruik. Lifer! en zeer zeldzaam bovendien. Dit was al mooi, maar later zag ik hem nog veel fraaier, dichtbij rondvliegend, prachtig op een kaal takje aan de oever en zelfs een kort moment op mijn hand: gaffellibel als handsoort!
Verderop richting de brug vonden we er nog een. Fraai waren ook de weidebeekjuffers die met 10, misschien wel 15 mannen rustten boven het water en af en toe plotseling uitzwermden achter een passerend vrouwtje aan. En als bonus wees Toon me nog een kanaaljuffer, een van de vele bijna identieke blauwe juffertjes maar wel zeldzaam en ook een lifer. Bovendien: als iemand je laat zien waarom het een kanaaljuffer is, als iemand je de subtiele kenmerken toont, dan is een kanaaljuffer ineens toch de moeite waard.
En als er dan ook nog geelgorzen en wielewalen zingen, dan ben ik een gelukkig mens. Meer dan dit was het niet. Meer dan dit hoeft het niet te zijn.

12 juli 2020


Roze spreeuw

De melding van een roze spreeuw, adulte vogel nog wel met alle roze dat daarbij hoort, bracht me ondanks de grauwe miezer van vanochtend naar de Haarrijnse plas. Vroeg op pad voor een uurtje zoeken vóór het thuiswerk. Af en toe was het bijna (of misschien zelfs heel even helemaal) droog, maar meestal miezerde het zachtjes en soms een beetje hard. Roodhalsfuut zat er nog maar daaraan weinig aandacht besteed. Verderop spreeuwen. Veel spreeuwen. Hoog in een groep bomen midden in het veld, met honderden af en toe op het veld en verder weer volop in en rond de kersenboomgaard. Net als een week geleden. Ik herinner me dat ik toen ook tussen die spreeuwen gezocht heb naar een afwijkend typje, maar niet zo hardnekkig en aanhoudend als vanochtend. Voorlopig was de meeropbrengst van mijn extra inspanningen marginaal. Spreeuwen in het gras, spreeuwen in de bomen, spreeuwen in de boomgaard, spreeuwen in de haag en spreeuwen in vlucht. Soms een paar, soms honderden tegelijk en ik probeerde ze allemaal te checken. Een voor een keek ik ze na maar geen een was er roze. En de miezer druilde neer.
Het zijn de dingen die je kunt meemaken als vogelaar, je mag er niet over klagen want het hoort erbij en er is zoveel erger leed in de wereld, maar een beetje jammer is dat wel want klagen helpt wel als je iets te klagen hebt. Terug bij de fiets. Wat te doen? Naar huis? Op het nippertje besloot ik nog even ‘achterom’ te fietsen, richting Haarzuilens, en het nog even vanaf de Thematerweg te proberen. En dat bleek een goede greep. Tegenover de Geertjeshoeve weer veel spreeuwen. In het gras, in de haag, in de bomen. En ineens zat-ie daar. Een roze spreeuw, nat gezabberd maar verder piekfijn in orde. Roze borst en rug, zwarte kop en vleugels. En het was dan wel grijs en miezerig, had ik dat nog niet gezegd? en door de wind die de takken heen en weer wiegde was-ie soms helemaal aan het zicht onttrokken, maar als-ie zichtbaar was en dat was-ie soms geruime tijd, dan knalde hij er echt uit. Kijk, zo kan het dus ook.

9 juli 2020


Meer uit het Utrechtse: Sneeuw en ijs

dinsdag 7 juli 2020

Texel reviseted

Ik was er al meer dan een half jaar niet meer geweest. Het was lang voor Corona ons met een bezoekje kwam vereren, dat ik voor het laatst het Marsdiep was overgestoken. De winter en het voorjaar heb ik er helemaal overgeslagen dus het was wel weer een keertje tijd. Daarom op deze wat stormachtige zomerdag voor het eerst in meer dan een half jaar de trein naar Den Helder en de boot naar Texel genomen. Een harde wind uit zuidwest blies me vervolgens in volle vaart het eiland op. Niet te ver, had ik me voorgenomen, want ik moest ook nog terug en dan zou die stormachtige zuidwester in plaats van een steuntje in de rug een hele zware dobber zijn. Wolkenvelden maar geleidelijk ook steeds meer zon. Af en toe een buitje maar dat had niet veel om het lijf. En om me heen het eiland zoals ik me dat nog herinnerde: de velden, de tuunwallen en de drefthuisjes (in tweeën geknipt, de ene helft in Dreft gewassen en zie …). De Waddendijk, schapen op de dijk, de veldleeuwerik jubelend boven je hoofd, de duincontouren in de verte want ik begon aan de wadkant, en rondom een horizon waarin het kerktorentje van Den Hoorn en dat van Den Burg en de molen van Oudeschild. En dat alles onder een hoge, weidse hemel met mooie wolkenpartijen en wat blauw tussendoor. Het klinkt sentimenteel maar het voelde echt een beetje als thuis komen. Heerlijk om er weer te zijn, al was het maar voor één dag.
Echte doelsoorten had ik niet vandaag. Voor een flamingo ga ik niet naar Texel maar nu ik er toch was en nu hij er toch (nog steeds!) zat, wilde ik hem wel weer zien. Temeer omdat dit blijkbaar geen vogel van Zwillbrock is want die zitten nu allemaal op het ven. We zullen hem dus serieus moeten nemen als mogelijke dwaalgast en dat kun je van de meeste flamingo’s in Nederland niet zeggen. En hij zat er hoor, in de Molenkolk inmiddels, vlak naast de plek waar hij vorige herfst (lang voor Corona …) voor het eerst was opgedoken. Een tropische verrassing, toch altijd weer, al deed-ie niet meer dan daar staan, in het water, met zijn slungelige nek die ergens tussen zijn veren verdween. Leuker dan die flamingo waren eigenlijk de dwergsterntjes die zich ook in de Molenkolk ophielden.
Ik had dan wel geen doelsoorten vandaag, maar ook noordse stern wilde ik wel erg graag weer eens mooi zien. Voor een binnenlander als ik immers geen alledaagse soort, bij ons en trouwens ook langs de Hollandse kust zie je bijna alleen maar visdiefjes. Die lijken er erg op maar noordse stern is net even sjieker. Te Nieuw Buitenheim, voorbij Oudeschild, ging mijn wens in vervulling. Er zaten er diverse en zowel in vlucht als aan de grond lieten ze zich mooi zien. Dat was behalve fraai ook leerzaam want zo eenvoudig is het onderscheid met de ook volop aanwezige visdieven niet. Noordse is witter en grijzer, vrijwel zonder zwartachtige tekening in de handpennen maar wel met een scherp zwartachtig randje aan de ondervleugel. Iets anders van structuur ook, en met een andere snavel, subtiel anders van vorm en ook subtiel anders van kleur. Ze lieten het op zijn tijd allemaal mooi zien dus ik was helemaal tevreden.
Oeverzwaluwen in de Minkewaai, duizenden grote sterns met volop jongen in het Wagejot en ik vond dat ik wel weer ver genoeg was gekomen. Tijd om over te steken naar de Noordzeekant om ook met dat aspect van Texel hernieuwd kennis te maken. Aan het eind van de Muyweg het binnenduin overgestoken en naar de Slufter gelopen. Langs de duinzoom en langs de duinweiden, leuke duinplantjes als parnassia en duizendguldenkruid, zomertortel over en in de Slufter nog aardige aantallen rosse grutto’s en kanoeten. Overigens van beide slechts een enkeling in zomerkleed. Eiders, grote sterns, maar het mooiste hier waren twee dwergsterntjes die voortdurend tot dichtbij om me heen vlogen. Prachtig, maar was ik nu een nest aan het verstoren? Ik zag het niet, ik stond netjes achter de bedrading en verderop zaten recreanten (… en wat was ik dan?) te picknicken en ook daar hingen ze af en toe omheen. Nou ja, dan weet ik het ook niet meer. Na korte tijd toch maar weer vertrokken. Dat was ik toch al van plan. Op een van de kale pioniersduintjes die de overgang vormen naar het oude duinland, vond ik nog een mooie plek zeewinde, mag ook niet onvermeld blijven.
Op de terugweg nog een mooie eikenpage: een felblauwe flits langs mee heen waarna ik hem (? of een andere) terugvond, hangend onder een blaadje waarbij alleen de veel fletsere (maar wel leuk getekende) ondervleugel zichtbaar was. En in de Bollenkamer, alweer bijna terug in Den Hoorn, een mooie vrouw blauwe kiekendief laag over me heen. Daarmee was mijn eerste bezoek aan Texel sinds meer dan een half jaar, tot volle tevredenheid tot een goed einde gebracht.

5 juli 2020


Meer lezen? Vogelen in tijden van corona