Ik was er al meer dan een half jaar niet meer geweest. Het was lang voor Corona ons met een bezoekje kwam vereren, dat ik voor het laatst het Marsdiep was overgestoken. De winter en het voorjaar heb ik er helemaal overgeslagen dus het was wel weer een keertje tijd. Daarom op deze wat stormachtige zomerdag voor het eerst in meer dan een half jaar de trein naar Den Helder en de boot naar Texel genomen. Een harde wind uit zuidwest blies me vervolgens in volle vaart het eiland op. Niet te ver, had ik me voorgenomen, want ik moest ook nog terug en dan zou die stormachtige zuidwester in plaats van een steuntje in de rug een hele zware dobber zijn. Wolkenvelden maar geleidelijk ook steeds meer zon. Af en toe een buitje maar dat had niet veel om het lijf. En om me heen het eiland zoals ik me dat nog herinnerde: de velden, de tuunwallen en de drefthuisjes (in tweeën geknipt, de ene helft in Dreft gewassen en zie …). De Waddendijk, schapen op de dijk, de veldleeuwerik jubelend boven je hoofd, de duincontouren in de verte want ik begon aan de wadkant, en rondom een horizon waarin het kerktorentje van Den Hoorn en dat van Den Burg en de molen van Oudeschild. En dat alles onder een hoge, weidse hemel met mooie wolkenpartijen en wat blauw tussendoor. Het klinkt sentimenteel maar het voelde echt een beetje als thuis komen. Heerlijk om er weer te zijn, al was het maar voor één dag.
Echte doelsoorten had ik niet vandaag. Voor een flamingo ga ik niet naar Texel maar nu ik er toch was en nu hij er toch (nog steeds!) zat, wilde ik hem wel weer zien. Temeer omdat dit blijkbaar geen vogel van Zwillbrock is want die zitten nu allemaal op het ven. We zullen hem dus serieus moeten nemen als mogelijke dwaalgast en dat kun je van de meeste flamingo’s in Nederland niet zeggen. En hij zat er hoor, in de Molenkolk inmiddels, vlak naast de plek waar hij vorige herfst (lang voor Corona …) voor het eerst was opgedoken. Een tropische verrassing, toch altijd weer, al deed-ie niet meer dan daar staan, in het water, met zijn slungelige nek die ergens tussen zijn veren verdween. Leuker dan die flamingo waren eigenlijk de dwergsterntjes die zich ook in de Molenkolk ophielden.
Ik had dan wel geen doelsoorten vandaag, maar ook noordse stern wilde ik wel erg graag weer eens mooi zien. Voor een binnenlander als ik immers geen alledaagse soort, bij ons en trouwens ook langs de Hollandse kust zie je bijna alleen maar visdiefjes. Die lijken er erg op maar noordse stern is net even sjieker. Te Nieuw Buitenheim, voorbij Oudeschild, ging mijn wens in vervulling. Er zaten er diverse en zowel in vlucht als aan de grond lieten ze zich mooi zien. Dat was behalve fraai ook leerzaam want zo eenvoudig is het onderscheid met de ook volop aanwezige visdieven niet. Noordse is witter en grijzer, vrijwel zonder zwartachtige tekening in de handpennen maar wel met een scherp zwartachtig randje aan de ondervleugel. Iets anders van structuur ook, en met een andere snavel, subtiel anders van vorm en ook subtiel anders van kleur. Ze lieten het op zijn tijd allemaal mooi zien dus ik was helemaal tevreden.
Oeverzwaluwen in de Minkewaai, duizenden grote sterns met volop jongen in het Wagejot en ik vond dat ik wel weer ver genoeg was gekomen. Tijd om over te steken naar de Noordzeekant om ook met dat aspect van Texel hernieuwd kennis te maken. Aan het eind van de Muyweg het binnenduin overgestoken en naar de Slufter gelopen. Langs de duinzoom en langs de duinweiden, leuke duinplantjes als parnassia en duizendguldenkruid, zomertortel over en in de Slufter nog aardige aantallen rosse grutto’s en kanoeten. Overigens van beide slechts een enkeling in zomerkleed. Eiders, grote sterns, maar het mooiste hier waren twee dwergsterntjes die voortdurend tot dichtbij om me heen vlogen. Prachtig, maar was ik nu een nest aan het verstoren? Ik zag het niet, ik stond netjes achter de bedrading en verderop zaten recreanten (… en wat was ik dan?) te picknicken en ook daar hingen ze af en toe omheen. Nou ja, dan weet ik het ook niet meer. Na korte tijd toch maar weer vertrokken. Dat was ik toch al van plan. Op een van de kale pioniersduintjes die de overgang vormen naar het oude duinland, vond ik nog een mooie plek zeewinde, mag ook niet onvermeld blijven.
Op de terugweg nog een mooie eikenpage: een felblauwe flits langs mee heen waarna ik hem (? of een andere) terugvond, hangend onder een blaadje waarbij alleen de veel fletsere (maar wel leuk getekende) ondervleugel zichtbaar was. En in de Bollenkamer, alweer bijna terug in Den Hoorn, een mooie vrouw blauwe kiekendief laag over me heen. Daarmee was mijn eerste bezoek aan Texel sinds meer dan een half jaar, tot volle tevredenheid tot een goed einde gebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten