woensdag 30 maart 2022

Dieren

Dat je soms even niet weet wat te doen, waarheen te gaan maar dat je toch ergens heen wilt, niet op je gat wilt blijven zitten en dat je dan maar naar Dieren gaat. Niet omdat daar ergens in een achtertuin een zwarte ooievaar zit, welnee, maar dat was natuurlijk wel mooi meegenomen. Een zwarte ooievaar in een achtertuin, dat is een bezienswaardigheid.
Hij zat er nog. Het was een prachtige vogel: een adulte zoals ik die nog nooit eerder zag, met prachtige glanstinten meest verscholen in het zwart en met een vuurrood masker rond het oog. Het treinreisje toch wel waard ook al was ik natuurlijk niet daarvoor ... Ik moest ook wel een beetje om hem lachen (of om haar), zoals-ie daar zat in die ruime tuin aan de rand van het dorp, met in je rug de IJssel glinsterend in het zonlicht. Je zal het maar meemaken, een zwarte ooievaar in je tuin! Beetje bizar wel, achter dat hek zodat je ook kon denken dat-ie nog in de dierentuin zat. Verdenkingen omtrent herkomst, daar kon je op wachten natuurlijk. Vooralsnog is er niets bewezen.
Verder was het vooral een mooi dagje langs de IJssel en langs de flanken van de Veluwe. Prachtig lenteweer: het land glansde onder een steeds warmere lentezon. Bloeiende pinksterbloemen en bloesemende sleedoorns. Enerzijds de uiterwaarden, gestrekte velden, laag en plat, met hier en daar een bosje of een boomgroepje, plassen en de rivier. Anderzijds bossen en bosranden, meest nog kaal en grillig van vorm, al kwam hier en daar het eerste lentegroen al van achter de takken tevoorschijn. Licht glooiende velden en boomlanen die zich bewogen van het ene naar het volgende oeroude, met klimop overwoekerde bosje. Geelgorzen, eerst een stel in een bosje en even verderop eentje zingend in de verte, en een mooie kleine bonte specht om en om roffelend en foeragerend op een kale dode boom. Het was weer een mooie besteding van een mooie lentedag.

26 maart 2022








dinsdag 8 maart 2022

Opwindvogels

Mogen we het soms even over iets anders hebben dan over oorlog en Oekraïne? Nou vooruit, al is het natuurlijk volstrekt onbelangrijk, sorry, ik kan het niet laten daar nog even aan te herinneren al zal dat wel niet nodig zijn. Het was een prachtige, heldere lenteochtend. De eerste uren waren nog bitterkoud maar daarna begon de zon meer en meer aan kracht te winnen waardoor het uiteindelijk uit de wind en in de zon nog best behaaglijk was. Het was dus weer tijd voor een tochtje. Naar Zoetermeer en vandaar met de vouwfiets naar de Nieuwe Driemanspolder, had ik besloten. Naar weer zo’n mooi voorbeeld van Nieuwe Natuur in Nederland. Het concept is vaak heel simpel: als je nog ergens een stukje polder over hebt, zet het onder water en kijk wat er gebeurt. Natuurlijk, er zijn ook ander soorten natuur dan het waterige type waar we hier mee van doen hebben, en dus ook andere soorten Nieuwe Natuur, maar hier dus water, uitgestrekt water met drassige stukken, met ondieptes en slikjes, met natte oevers en met vogels, veel vogels. Tientallen grutto’s waaronder ook diverse mooie, karakteristiek ijslanders. Er zullen er vast meer gezeten hebben dan ik er telde want heel wat zullen er nog niet zo karakteristiek hebben uitgezien. Het is immers nog maar net lente. Verder op de slikjes een paar bonte strandlopers en een mooie watersnip en verderop onder andere diverse pijlstaarten. En op het uitgestrekte water honderden smienten.
Het was me natuurlijk te doen om rosse franjepoot. Die is hier al maanden aanwezig maar ik had tot nu toe nog niet de dringende behoefte gehad om te gaan kijken. Vandaag dan toch maar, ik had een dag over en ik was ook wel benieuwd naar die Nieuwe Driemanspolder. Franjepoot was gauw gevonden. Hij kwam nooit echt dichtbij maar liet zich aardig bekijken. En was in elk geval enorm franjepootachtig bezig, voortdurend rondtollend en steeds om zich heen in het water pikkend. Als een opwindvogel: wind hem even stevig op en hij doet urenlang hetzelfde.
Na de franjepoot moest ik ook nog even ijseend (moest ik, ja, wij moeten altijd van alles). Die was lastig: zat ver weg tussen de smienten en dook enorm veel, waardoor de trefkans klein was en als je hem dan eindelijk in beeld had, was-ie alweer onder voor je goed had kunnen kijken. Ik kom een andere keer wel weer een betere tegen, denk ik dan na een tijdje.

Het was nog vroeg dus ik dacht: ik doe nog effe de pabo van Leiden. Voor de mindere verstaander: pallas’ boszanger, zeldzame gast uit Siberië die zich sinds een week ophoudt in een plantsoentje in Leiden. Dus naar station Voorburg, had ik bedacht, maar onderweg dacht ik: Mariahoeve is handiger. Scheelt een overstap en is zelfs nog wat dichterbij. Een bordje: ‘Leiden 12 kilometer’ deed me nogmaals van gedachten veranderen. Het was heerlijk weer, dus waarom zou ik de trein nemen?
Weer zo’n hebbedingetje dus. Sommige mensen begrijpen daar niets van maar het is echt enorm leuk om naar zoiets op zoek te gaan en het dan ook te vinden (zo niet, dan is het minder leuk, maar dat hoort er af en toe bij), en intussen te kijken wat er op zo’n plek nog meer te beleven is. Hier was dat niet zo bijster veel. Plantsoentje in een buitenwijk, er zijn boeiender plekken denkbaar, maar we hadden dit keer voldoende aan de vogel. Die was gauw gevonden. Het was een erg beweeglijk gevalletje, weer een echte opwindvogel, zat bijna nooit stil maar af en toe kregen we hem toch even mooi en een enkele keer zelfs dichtbij in beeld. En dan zie je wat een prachtig vogeltje dat eigenlijk is. Beeld je een tjiftjaf in maar dan iets helderder van kleur, en voeg de nodige versierselen toe: een vleugelstreepje, nog een vleugelstreepje, een lange witte wenkbrauwstreep en een mooi patroon van witte randjes langs de tertials, en je hebt pallas’ boszanger.
Nou ja, je kunt natuurlijk ook denken: doe mij maar tjiftjaf, die is wat soberder, wat minder druk, in alle opzichten, dat heb ik liever. Prima, kan ook want die zijn er ook weer.

5 maart 2022





dinsdag 1 maart 2022

Winterswijk

Een flinke trekgolf van kraanvogels en de voorspelling van een vroege lentedag met volop zon vond ik samen een prima aanleiding om mijn jaarlijkse tochtje naar Winterswijk te verleggen naar eind februari. Met als min of meer gegarandeerde doelsoorten middelste bonte specht en oehoe, als uitdaging kortsnavelboomkruiper en als mogelijke bonus wie weet ergens vandaag een keertje een groep kraanvogels over me heen. Het kon van alles worden.
Bonus? Wie weet ergens vandaag een keertje? Ik was het dorp nog niet uit, verrekijker nog onder mijn jas, ik was net bezig op mijn telefoon te kijken hoe ik het snelst op de Wooldseweg kon komen waar ik uiteraard wezen moest voor Bekendelle, want ook na tig keer Winterswijk weet ik dat nog steeds niet uit mijn hoofd, toen ik ze al hoorde. Snel mijn telefoon opgeborgen en mijn verrekijker opgegraven en daar gingen ze: een machtige vloot van een stuk of 150 kraanvogels laag over het dorp naar oost. Een beetje beschaamd om mijn vreugde want mag dat wel in deze tijd? Je mag immers volgens sommige nu ook geen carnaval vieren want Oekraïne, maar gun ons één dagje vrij van alle zorgen en alle rottigheid in de wereld, niemand is er immers bij gebaat als we met zijn allen thuis gaan zitten kniezen. Ik ben echt niet ongevoelig hoor, ook ik vind het verschrikkelijk wat daar gebeurt en als ik iets zou kunnen doen om het te stoppen zou ik niet aarzelen, maar ik heb geen idee. Dus rest de conclusie: wat een start van de dag.

Een dagje Winterswijk in het voorjaar staat garant voor een flinke dosis nostalgie, voor arcadische landschappen en paradijselijke schoonheid. Oude, kronkelende bosranden en boomsingels, knoestig kreupelhout, door klimop overwoekerde boommonumenten die boven de klimop uit nog pronken met hun kaalheid alsof ze hun blote ledematen uit hun karige groene jasje steken, en door dat alles omsloten de velden en de akkers, ook nog kaal, nog pas februari immers. Een beekloop slingerend tussen overwoekerde oevers en een fraaie grote gele kwikstaart op overhangende kale takkenbossen. Bloeiend speenkruid en klein hoefblad die het aankomend voorjaar aankondigen.
Toonbeeld van die iconische schoonheid van de Achterhoek is Bekendelle. En Bekendelle was weer prachtig, zoals altijd, ook al was het pad aan de goede kant van de beek opgeheven. Een coronaslachtoffer, werd me verteld: door de vele coronawandelaars was het er veel te druk geworden. We moeten het dus voortaan doen met het pad aan de andere kant van de beek, met het echt spannende bos, de natte poelen en het rondkruipend kreupelhout aan de overkant. Maar prachtig, zoals altijd: het stoere en kronkelige bos, vervallen, kaal nog, oprijzend uit het zompige broek. Middelste bonte specht aan het begin, bij het parkeerplaatsje, en middelste bonte specht aan het eind, over het bruggetje. Allebei geregeld roepend, allebei af en toe mauwend en allebei mooi gezien. Verder onder andere zingende grote lijster, zwaar roffelende zwarte specht en roepende kleine bonte specht (plus natuurlijk grote bonte en eerder vanmorgen al roep van groene specht: het kwintet compleet). Spannendst was het ijle gezang dat ik hoorde van wat me kortsnavelboomkruiper leek. Vind ik altijd lastig maar geconcentreerd luisteren en live vergelijken met opnames op de telefoon hielpen en toen ik ook het haakje aan het slot hoorde, was ik wel overtuigd.
Natuurlijk moest ik nog naar de steengroeve, waar mama oehoe languit op haar richel lag. Beeldvullend in de scope: elk jaar weer een hoogtepunt. Waarna ik nog en paar uur had om lekker door de Winterswijkse ommelanden te zwerven, door dat prachtige Achterhoekse coulisselandschap met om en om velden en bosranden, kades en monumentale boomgevallen, alles kaal waardoor hun grillige oervormen zo mooi tot hun recht komen. Een landschap als een gedicht, als een openluchtmuseum. Mooie man blauwe kiekendief over het veld en een paar drukke zwarte spechten in een stukje bos. Een roffelde luidruchtig in het bosje naast me, een andere antwoordde van de overkant van de akker. Waarna onvermijdelijk de terugkeer naar Winterswijk volgde, naar de echte wereld met alle zorgen en alle 
rottigheid van dien.

27 februari 2022


Meer Winterswijk: Winterswijk