dinsdag 25 april 2023

Binnenveld

Het bestaat dus nog: polderland waar om je heen de kieviten over elkaar heen buitelen, de grutto’s elkaar joelend achterna jagen, de tureluurs volop baltsen en zelfs wulpen in jodelvluchten over je heen vliegen. En ruige graslanden waar zelfs nog patrijzen huizen. Patrijzen! In Nederland lijken die al aardig op weg naar de uitgang, maar hier zitten ze dus nog gewoon. Bloemrijke weiden, velden vol pinksterbloemen, schrale, natte plakken met steltjes, wat gaat hier goed? vraag je je af. Stoten de boeren hier minder stikstof uit dan elders? Zijn de grootste uitstoters hier allang uitgekocht? Hebben boeren en natuurbeheerders de handen ineengeslagen om iets moois te creëren? Dat het nog kan, nog bestaat in Nederland is een bemoedigend gegeven. Als het hier kan, kan het ergens anders toch ook?
Het zou misschien leerzaam kunnen zijn als we weten wat hier aan de hand is. Maar dat is meer iets voor een journalist dan voor een toevallige passant als ik, die gewoon om zich heen kijkt en mooie natuur ziet. Boerennatuur, zoals die in Nederland steeds zeldzamer wordt. Met veldleeuweriken en graspiepers die overal zingen en met gele kwikstaarten verscholen in het hoge gras

Het was een experiment, een nieuwigheidje: de trein naar Veenendaal en van daar op de vouwfiets het Wageningse Binnenveld in. Ik hoorde daar vaak over, er wordt best veel gezien maar ik was er nog nauwelijks ooit geweest. Vanochtend, stralend helder weer met veel zon en weinig wind (!), vanochtend was het moment. De temperatuur was prettig en de verwachte regen werd pas op zijn vroegst halverwege de middag verwacht, dus alle tijd om het gebied eens grondig te gaan verkennen. Langs het Valleikanaal Veenendaal uit en dan kom je er vanzelf: het Binnenveld ligt aan weerszijden van het kanaal. Rietvelden, natte weilanden, ruige graslanden, plasdras, en overal de kieviten, de grutto's, de tureluurs en de wulpen. Heerlijk dat dat nog kan in Nederland!
In de plasdrasstukken en de wateren met ondieptes, slikrandjes en modderige strandjes, ook volop steltlopers op trek. Tientallen groenpootruiters vooral, en kleine plevieren maar die zijn hier natuurlijk niet op trek. Een paar kluten, elders een paar mooie zwarte ruiters in hun zwarte zomerpakje, weer ergens anders drie bosruiters en verder onder andere witgatje, regenwulp en kemphaan. Ze zijn in zekere zin maar bijzaak, die steltjes, want passanten die hier een paar dagen verblijven en dan weer verder trekken. We zijn vooral blij met de broedpopulaties van iconische boerenlandvogels als grutto, wulp en patrijs, maar niet overal lopen de groenpootruiters met tientallen door het water te waden, niet overal zie je zo’n keur aan steltlopers voorbij komen. Ook zij geven aan dat hier iets goed gaat.
Kers op de taart was natuurlijk de strandplevier die zich al enkele dagen bevindt op een slikkig stuk in een half ondergelopen veld. Mooie vogel die zich mooi liet zien; sowieso bijzonder en des te meer zo diep in het binnenland. Want in het binnenland hoort-ie eigenlijk niet thuis. Hij was dus niet zomaar een passant, maar een onregelmatigheid, een uitzondering, een dwaalgast als het ware, een vogel die een beetje de weg kwijt was. Voor de soort heeft het gebied dus eigenlijk weinig waarde. Maar hij was natuurlijk wel erg leuk.

23 april 2023





dinsdag 18 april 2023

Donderdag 23/03/23: Westkust

Effe wat trivia. Kort na middernacht, dus net vandaag, donderdag 23 maart, hoorde ik vanuit bed een bosuil. Echt zo’n klassieke zangstrofe, een paar keer herhaald, al klonk-ie misschien net een beetje anders, een beetje doffer dan ik gewend ben. Verbazingwekkend, zo midden in de stad? Ach, in Overvecht hoor ik ze ook weleens. Interessanter is dat bosuilen in Noord Afrika een eigen soortstatus hebben. Je kunt het misschien al raden: de maghrebbosuil. Formeel een lifer dus, al is het er niet een die ik me voor altijd zal herinneren.
En in de vroege ochtend zag ik aan het straatje langs ons hotel eindelijk een ekster van zo dichtbij dat ik voor het eerst het blauwe vlekje achter het oog kon zien dat er, naast natuurlijk de geografische component, onweerlegbaar een maghrebekster van maakt. Deze zal ik me misschien nog wel af en toe herinneren.

We zijn weer in een heel nieuw deel van Marokko aangeland. Het is een Marokko dat ineens veel dichter bij ons staat, veel alledaagser aanvoelt. Een Marokko van strand en zee, van duinen en van brede riviermonden. Een Marokko van bontbekplevieren en bergeenden, van meeuwen en sterns. Soms zou je je bijna weer thuis wanen, maar als je dan diadeemroodstaart en zwartkruintsjagra ziet, dan weet je weer: we zijn nog niet thuis.
Om tien uur vanochtend stonden we op een bruggetje over een idyllisch riviertje ten zuiden van Agadir. Kalm kronkelde het water langs zandstrandjes en kreupelhout. Enkele paardenkarren passeerden, zwaar beladen met fruit en groente. Kleine zilverreigers hier, drie mooie hoppen, roodborsttapuiten, steltkluten, groenpootruiter, kemphaan, en zingende eurokanaries, cetti's zangers, graszangers en grauwe gors. Dat kan allemaal in Nederland ook nog wel. Roodkopklauwier, dat wordt al moeilijker. Alpengierzwaluw over: dat mocht ik willen, in Nederland. Maar dan die grijsbruin getinte beesten die af en toe tussen de zwaluwen opdoken, meest op afstand maar af en toe vloog er een dichtbij langs: niet de witte keel met donkere borstband die je misschien zou verwachten, maar een grijzige keel en borst die geleidelijk overging in een witte buik. Dat maakte het vale oeverzwaluwen. In Nederland volstrekt ondenkbaar.

De tweede stop was bij een brede riviermonding waarlangs we naar zee liepen. Langs een dicht begroeid duinlandschap en langs een paar schrale akkerlandjes, die lichtjes afdaalden naar de rivier beneden, waarna aan de overkant het heuvelland zich weer herpakte. Dé soort hier was zwartkruintsjagra, een soort die je je in Nederland echt helemaal niet kunt voorstellen. Maar wat een prachtige vogel, en wat een prachtige zang ook! De melancholie druipt er vanaf, luister maar na, dan begrijp je wat ik bedoel. We hebben er diverse gezien en gehoord: een van mijn favorieten deze reis. Hier ook weer die prachtige diadeemroodstaart (of waren het er twee?), ook een soort die in Nederland bij niemand op de radar staat. Net zo min als atlasgrasmus. Twee grielen op een veldje beneden: ook niet mis natuurlijk, maar wel een soort die ook in Nederland kan. Evenals visarend (hij kreeg niet helemaal de aandacht die hij bij ons thuis ongetwijfeld gekregen zou hebben), steltkluten, grauwe gorzen, casarca’s en ook die groep flamingo's, al zijn die in Nederland zelden van onberispelijke herkomst zoals hier. Verder hier, om nog maar wat te noemen, spaanse mus, zang van zomertortel, een wild zwijn langs de oever, het kon weer eens niet op.
Naarmate we dichter bij zee kwamen, werd het in zekere zin alledaagser. De riviermonding werd slikkiger wat weliswaar leuke steltjes opleverde als strandplevieren, bontbekplevier en kleine en krombekstrandloper, maar die maakten wel dat je je een beetje op een Waddeneiland kon wanen. Dat gold dan weer niet voor de ibissen. Een groep van minstens vijftig heremietibissen vloog langdurig rond, kwam even aan de grond en vloog al gauw weer op. Een atlasarendbuizerd, twintig lepelaars over en in zee een stel tuimelaars, en weer verder.

De derde stop, de laatste alweer van de reis, volgde na onder andere een klassiek voorbeeld van een mediterraan verkeersinfarct: het verkeer op een rotonde in Agadir stond volkomen vast, alom getoeter wat natuurlijk niet hielp, iedereen probeerde voor te dringen en elk kleinste gaatje op te vullen, wat natuurlijk ook niet hielp, iedereen stond iedereen in de weg maar uiteindelijk worstelden we ons er doorheen en bereikten we de monding van weer een andere rivier. Vogels hier, veel vogels en veel van het soort dat we in Nederland maar al te goed kennen. Kokmeeuwen en scholeksters en aan de overkant van de rivier een grote groep meeuwen en grote sterns met ook een stel lachsterns erbij. Maar daartussen ook minimaal één mooie adulte dunbekmeeuw, prachtig roze van kleur, en die alleen was al de opstopping van zojuist ruimschoots waard.
Maar we moesten hier vooral op zoek naar marmereend, grote wenssoort van een van de Hansen en ook voor mij een lifer. Daarvoor moesten we dieper de monding in, langs en over een ruig, kwelderachtig terrein waar het miegelde van de graszangers. Het werd nu spannend, in meerdere opzichten want we werden argwanend gadegeslagen door de wachten van het koninklijk paleis dat zich schuilhield achter de bosrand tegenover. In de monding een mooie groep van een stuk of vijftig flamingo's, op zo’n plek echt iets heel anders dan bijvoorbeeld bij ons in het Grevelingenmeer, en in de buurt ook de nodige steltjes. Alledaags spul waarvoor we ook naar een Waddeneiland hadden kunnen gaan maar die een fijne aanvulling waren op de intussen gezond groeiende reislijst. Het was toen dat we twee eenden in vlucht zagen. Verrekijkers werden gericht en ja hoor, dat waren ze. Mooi zien vliegen. Aan de grond helaas onzichtbaar maar dat stoorde ons niet. Marmereend was binnen. De paleiswachten hadden langzamerhand genoeg van ons en wezen ons streng terug naar de uitgang en dan kun je maar beter gehoorzamen. Nog vlakbij een glasheldere maghrebekster en idem marokkaanse kwikstaart, die laatste ook al voor het eerst zo mooi. Mooie graszangers ook. Marokkaanse lefgozertjes reden meerdere keren op hun brommertjes vlak langs ons heen, we hielden allemaal onze spullen stevig vast, en terug bij de bus vertrokken we naar het hotel. Dat was het dan. Morgen vroeg naar het vliegveld waar we met koffers vol herinneringen op het vliegtuig naar huis zullen stappen. ‘Creating memories’, het is natuurlijk helemaal geen slechte leuze, al ga ik daarvoor liever mee met Birding Breaks dan met TUI of Corendon. Het is in ieder geval goed gelukt.


Terug naar het begin: maandag13 03 23 Aankomst
Meer buitenlandse zaken: Kriskras door Lissabon






Woensdag 22/03/23: Naar Agadir

Weer een reisdag vandaag, weliswaar een halve, de afstand van Taroudant naar Agadir is klein vergeleken met de afstanden die we eerder de afgelopen dagen hebben overbrugd, maar toch een reisdag. We reizen wat af deze reis, en al reizende hebben we Marokko zien veranderen. We zijn over de bergen gegaan en hebben aan de voet van de besneeuwde toppen van de Atlas gestaan, we zijn in de steenwoestijnen geweest, hebben de gouden zandduinen van de Sahara gezien, we zijn lieftallige valleien gepasseerd, grootse rotskloven, ravijnen en rotsgebergtes, verlande rivierbeddingen en lieflijke riviertjes, en telkens zag het land er weer anders uit. En nu zijn we dan aan de kust aangeland, hebben we zee, strand en duinen bereikt.
Marokko kent vele gezichten. Nou ja, welk land niet? Een van die gezichten is natuurlijk het islamitische karakter met zijn rijke en weelderige cultuur. Ons hotel bij Taroudant was daarvan een bescheiden afspiegeling, met zijn geometrische versierselen, zijn symmetrische figuren, zijn sierlijk betegelde vloeren, zijn met abstracte steensculpturen versierde dakranden en zijn sprookjesachtige tuinen met afwisseling van boomgaarden, akkertjes, palmbomen, weelderige struwelen met bloeiende sierheesters en een waterbak. In de vroege ochtend zong daar weer moorse nachtzwaluw. Ik werd er als het ware mee wakker maar toen ik even later buiten was, was-ie stil. Toen was er een welluidend ochtendconcert van talloze buulbuuls, fraaie cirlgorzen, fraaie kleine zwartkoppen, palmtortels en europese kanaries, en lieten daarnaast onder andere roodstuitzwaluw, zwarte spreeuw, huisgors en atlasvink zich zien. Een klein paradijsje dus, terwijl op de achtergrond de minaret boven het oude Taroudant uitstak.

Ons was, vanwege de bescheiden afstanden die vandaag zouden worden afgelegd, extra tijd om te vogelen beloofd. Maar eerst was het nog een dik uur rijden naar Agadir, daar moesten nog een paar boodschappen gedaan, na Agadir eerst koffiepauze, vervolgens drie kwartier rijden langs zee naar de plek van de heremietibissen en daar eerst geluncht want het was intussen al over enen. En zo was het al over half twee toen we eindelijk weer aan vogels toe waren.
Verder geen klachten hoor: eerst zagen we drie ibissen langs vliegen en ver weg wat rondjes draaien voor ze achter de rotsen verdwenen. Daarna zagen we beneden in een plasje op het strand onder andere een lepelaar, twee casarca's en enkele strandplevieren. Vervolgens checkten we een groep meeuwen langs de branding waarin we aanvankelijk niks spannends konden vinden maar daarna de ene na de andere audouins meeuw ontdekten, wel tien prachtige audouins meeuwen waarvan enkele ook nog eens vlak langs ons heen vlogen. Op zee zag ik twee alken. (Alken! In Afrika!) En tenslotte zagen we hoog boven de heuvelrand tientallen heremietibissen, eerst in vlucht en daarna foeragerend op de helling en door de telescoop prima te zien.
Om ze nog beter in beeld te krijgen, met de bus omhoog. Het eerste wat we daar zagen, was een schitterende diadeemroodstaart. Het tweede waren de ibissen, dichtbij foeragerend op de helling onder ons.
Ook nog een tijdje op een uitkijkpunt over zee staan kijken en prachtig de levende oceaan gezien die in alle rust op de kust beukte. Die krachtige golfslag, de diepblauwe kleuren, het kust- en berglandschap tot aan Agadir, Jan van genten en ook heel mooi de Marokkaanse ondersoort van de aalscholver gezien, met zijn helder witte borst en hals. En nu zijn we dan in ons laatste hotel aangeland, midden in Agadir, waar bij aankomst de grauwe buulbuul zong.


Verder in Marokko: donderdag 23 03 23 Westkust










Dinsdag 21/03/23: Naar Taroudant

Het gaat van reisdag naar reisdag, momenteel. Uren brengen we door in onze bus, niet overdreven comfortabel maar we doen het ermee. Vandaag van Ouarzazate naar Taroudant. Iets minder ver dan op vorige reisdagen en daardoor met net iets meer ruimte om tussendoor te vogelen. De eerste stop was alleen maar omdat we moesten wachten tot de supermarkt openging maar was meteen geweldig. Als van een boulevard keken we uit over een drooggevallen rivierbedding met riet en bosjes en hier en daar poeltjes en plasjes en zagen al meteen de (europese!) bijeneters op de ouderwetse elektriciteitsbedradingen die langs het terrein liepen. Misschien wel twintig bijeneters met ook een paar groene ertussen, die hier dus ruim in de minderheid waren. Daarnaast hoorden we een draaihals die zich tegen de verwachting in even later aardig liet zien. Verder zongen cetti's zanger, graszanger en rietzanger, was kortstondig een mooie orpheusgrasmus zichtbaar, riep een steenuil, vloog bruine kiekendief over en vlogen tussen de zwaluwen twee roodstuitzwaluwen. We hadden nog wel een uur willen blijven maar dat kon niet, de supermarkt wachtte en daarna moesten we verder, almaar verder.
En toen we net buiten Ouarzazate stopten voor een bel van zowat honderd ooievaars, kregen we er een huisgierzwaluw en een roodstuitzwaluw tussen de (gier)zwaluwen, een jagende grijze wouw, een vlucht van wel veertig bijeneters en een verre dwergarend bij cadeau. En weer verder.

Een bliksemstart dus, maar daarna werd het allemaal wat tam. Een laatste poging tot rouwtapuit, in de ons inmiddels bekende steenwoestijn ten westen van Ouarzazate, leidde slechts tot woestijnleeuwerik en dat is inmiddels ook al geen soort meer die ons een omweg waard is. Een stop bij een riviertje oogde weliswaar leuk maar bracht ons niet meer dan waterhoen en oeverzwaluw, onze lunchplek, een tocht door prachtig bergland verder, bevond zich op een tamelijk saaie hoogvlakte en een grotendeels uitgedroogde rivierbedding een half uur verderop was duidelijk de verkeerde plek.
Maar tenslotte was het op onze laatste stop weer raak. En hoe! Steile rotsen boven ons, een grotendeels droge rivierbedding met stroompje en wat moerasvegetatie onder ons, volop bosjes om ons heen, zingende grauwe buulbuuls, echte rotsduiven en op de rotsen fraai blauwe rotslijster en zwarte tapuit. Het was een geweldige plek! We wilden net weer omkeren toen een havikarend verscheen. De kers op de taart en misschien wel de soort van de dag (maar je moet altijd voorzichtig zijn met dergelijke claims hier in Marokko). En toen we eindelijk op hem uitgekeken waren, waren daar nog een roodkopklauwier, een bergfluiter en een atlasvink, alle drie ook al prachtig.

Nu dus in een nieuw hotel, bij Taroudant. Sjiek, met prachtige kamers maar met lauw water, met een sprookjesachtig tuinencomplex en met in de schemer heel sporadisch zingende moorse nachtzwaluw. De lifer van de dag (en de eerste sinds de babbelaars twee dagen terug!), want een geluid dat ik nog nooit gehoord had. Kun je natuurlijk zeggen: jammer dat ik hem niet te zien kreeg, maar op dat moment bestond daar die moorse nachtzwaluw, daar in de duisternis buiten en in die positie had ik me nooit eerder bevonden. Het maakte de tuin nog magischer, nog paradijselijker dan die toch al was.
Toen we na een overvloedig avondmaal met zijn allen buiten gingen luisteren, was-ie stil.

Maandag 20/03/23: Naar Ouarzazate

En het busje rijdt voort. Vandaag van Merzouga naar Ouarzazate. We laten de woestijn achter ons, maar niet voor er nog wat gevogeld te hebben voor de ingang van het hotel, wat opmerkelijk succesvol was: kortteenleeuwerik, witbandleeuwerik, rosse woestijnleeuwerik, westelijke baardgrasmus, woestijntapuit, witkruintapuit en bruinnekraaf: elke andere reis zou je met alleen die soorten al dik tevreden zijn. En opnieuw: woestijnvink! Twee zelfs. Geniet er maar van, geen idee wanneer ik dat soort beesten ooit weer ga zien. De laatste waren overigens aanleiding om ons vertrek een half uurtje uit te stellen. Woestijnvink leverde dat de meesten niet op, wel een hele mooie bergfluiter.

Ze zijn vermoeiend, die reisdagen, nou ja, da’s een open deur. Uren zitten we in de bus en van uren zitten kun je erg moe worden. Maar ze zijn ook erg leuk. Je ziet het halve land aan je voorbij gaan (oké, het land is inderdaad ietsje groter dan dat) en tussendoor maken we leuke stops om te vogelen. Vandaag ging het van de woestijn door de bergen (dit keer de Anti-atlas, ook soms hoog en vlak langs diepe afgronden die je de adem benemen) naar de grote stad in het midden van het land. De eerste tussenstop was weer zo’n plek waarvan Faouzi moet hebben gedacht, waarom hier? Dat de bus na afloop bleek vast te zitten in het zand langs de weg en we slechts met grote moeite en hulp van vriendelijke passanten weer los kwamen, zal zijn gemoed geen goed hebben gedaan. Toch is hij altijd vriendelijk en kijkt hij af en toe al mee door een telescoop. Misschien gaat-ie voor de ruime fooi die hem wacht wel een verrekijkertje kopen. Het was overigens niet voor niks dat we op deze plek stopten: die zag eruit als een geschikte plek voor maquiszanger, een van de (weinige) soorten die we tot nu toe gemist hebben deze reis. Die ook hier niet gevonden maar dat deert me niet. Met inmiddels 28 echte lifers plus drie ondersoorten die wellicht ooit ook als soorten dus als echte lifers beschouwd mogen worden (als ze dat niet al zijn), deert mij geen enkele misser. Want elke lifer is voor ons een openbaring, een onthulling, hoewel sommige misschien iets meer dan andere. Aanvankelijk leek er hier overigens sowieso niets te zitten maar na grondig zoeken oogstten we toch een fraaie woestijnleeuwerik, atlasgrasmus en brilgrasmus. Vooral met de laatste was ik erg gelukkig, na de halve dip van gisteren.
Dat hebben we trouwens vaak deze reis: zo'n plek waar aanvankelijk helemaal niets lijkt te zitten maar waar we uiteindelijk toch allerlei leuks vinden.

Het verlaten van de (hele of halve, steen- of zand-) woestijnen biedt een aardig moment om eens terug te kijken op de vogels van die woestijnen. Voor ons was natuurlijk alles bijzonder maar wat is daar werkelijk bijzonder en wat eigenlijk betrekkelijk gewoon? Natuurlijk zijn wij gezamenlijk in feite maar één waarnemer met welgeteld zes waarnemingsdagen, dus eventuele conclusies moeten met een groot voorbehoud bezien worden, maar een wat mij betreft iconische soort van de marokkaanse woestijnen, de witbandleeuwerik, lijkt niet zo erg bijzonder. We zagen die diverse keren en op diverse plekken, zowel in de steenwoestijn bij Boumalne als in de zandwoestijnen en de halfwoestijnen rond Merzouga. Dit in tegenstelling tot die andere iconische leeuwerik: dikbekleeuwerik zagen we alleen in de openbare vuilnisbelt bij Boumalne, en dan nog niet eens allemaal. Daarna niet meer teruggevonden. Een andere soort, temmincks strandleeuwerik, zagen we vrij veel rond Boumalne, maar daarna nergens meer. We zagen regelmatig beide soorten woestijnleeuwerik, maar mij viel op dat we de gewone vooral in de steenwoestijnen en in de half begroeide stukken zagen, terwijl de rosse zich meer in het echte woestijnzand leek op te houden (wat aardig overeenkomt met wat in de vogelgids te lezen staat: woestijnleeuwerik: ‘mijdt doorgaans vlakke zandwoestijnen’, en rosse woestijnleeuwerik: ‘broedt in vlakke zandwoestijnen …’). En dan de tapuiten: woestijntapuit zien we ongeveer overal, zowel in de steen- als in de half- en de echte woestijnen. Roodstuittapuit zagen we alleen bij Boumalne, en dan nog op maar één plek, helemaal aan het begin van onze tocht daar. Witkruintapuit is algemeen, die zagen we zelfs regelmatig onderweg vanuit de bus, hoewel opvallend was dat we die op onze tocht door de steenwoestijn bij Boumalne helemaal niet gezien hebben. De enige dag sinds onze reisdag naar Boumalne zonder deze soort.
Gewone tapuit zien we trouwens vrijwel nergens.
Zo zijn er nog wel meer soorten waar iets over te zeggen valt. Renvogel: slechts één keer; groene bijeneter: op diverse plekken; woestijnmus: slechts op één plek, woestijnvink: de meesten zelfs helemaal niet. Maar nogmaals: statistisch zijn wij als waarnemersgroep natuurlijk te klein om conclusies te kunnen trekken. Met andere woorden: het kan ook allemaal toeval geweest zijn.

Lunchpauze in de schaduw van een boompje in een steenwoestijn tussen hoge rotsgebergten, met onder andere witkruintapuit en roodkopklauwier.
De laatste tussenstop was in de Draavallei, een prachtig rivierdal, een soort langgerekte palmbomenoase ingeklemd tussen hoge bergkammen. Met een net niet helemaal droge rivierbedding zoals we er zoveel zien, met smal stroompje dat door de brede keienbedding meandert, en met een afwisseling van fraai palmbomenbos en grazige veldjes. En vogels, veel vogels. Het was een paradijsje. Om maar eens wat te noemen: prachtige groene bijeneters, palmtortels, kortstondig maar fraai westelijke orpheusgrasmus die we later van verder weg ook hoorden zingen, grauwe buulbuul, roodkopklauwier, baardgrasmus en kuifleeuwerik. Maar het intrigerendst was dat gevalletje dat we eerst uitscholden voor een weliswaar wat bleke orpheusspotvogel maar dat op diverse fraaie foto's toch echt helemaal geen geel bleek te bevatten. Westelijke vale spotvogel, leek de voor de hand liggende conclusie, alleen: vogel sloeg met de staart en dat doet westelijke vale niet. Oostelijke wel. Ook enkele andere details leken eerder te wijzen op oostelijke vale spotvogel. Het heeft tot het avondeten geduurd tot we die conclusie aandurfden en inmiddels is die al door verschillende bronnen bevestigd! En dat is best bijzonder in zo’n westelijk gelegen land. We hebben hier westelijke baardgrasmus, westelijke blonde tapuit, westelijke orpheusgrasmus en westelijke vale spotvogel en misten tot nu toe nog westelijke rouwtapuit, maar nu dus oostelijke vale spotvogel. Al reikt diens verspreidingsgebied net tot aan Marokko.
Inmiddels in ons hotel midden in Ouarzazate, met uitzicht op straten en lanen, huisgorzen en zwarte spreeuwen en een palmbomenplantsoen zoals we ze bij ons van sierheesters hebben. Weer heel iets anders dan de afgelopen dagen.

Zondag 19/03/23: Day After

Het was vandaag in alle opzichten de Day After. Genoeg te beleven maar gewoon niet zo betoverend als het gisteren was geweest. Kon ook eigenlijk niet. Een extra dagje in Merzouga, een extra dagje woestijn, het was natuurlijk heerlijk maar eigenlijk hadden we de woestijn al gezien en de meeste doelsoorten al binnen. Om te beginnen dan maar de ochtend besteed aan een ommetje door de halfwoestijn voor het hotel. Noordse kwikstaart, twee casarca's, nog altijd roodkopklauwier, dat kennen we nou wel, evenals die paar baardgrasmussen maar drie kortteenleeuweriken ter plaatse bij het poeltje, dat was natuurlijk heel erg leuk.
Daarna weer op stap met onze gids. Die bracht ons vandaag op een paar plekken die ook voor de bus bereikbaar waren, waar we ons gisteren met de fourwheeldrives gericht hebben op de minder toegankelijke locaties. We hadden Faouzi, onze chauffeur die pas zijn eerste vogelreisje rijdt, al tot het uiterste getart maar het kale woestijnzand, dat ging hem toch echt te ver.
Op het programma stond onder andere weer zo’n karakteristiek stukje schaars begroeid duinland midden in de woestijn. Er stond een frisse wind en het was hard zoeken maar uiteindelijk werd het zoeken rijkelijk beloond: brilgrasmus en baardgrasmus bijeen (al heb ik zelf helaas alleen de baardgrasmus herkenbaar in beeld gehad), een prachtige rosse woestijnleeuwerik, een ver groepje sahelzandhoenders, een prachtige man westelijke blonde tapuit en bij elkaar een woestijntapuit en notabene een woestijngrasmus, wat een mooie ontdekking was want ook onze gids kende die niet op deze locatie. Het mooist was misschien nog wel die witbandleeuwerik die niet alleen zong maar ook zijn spectaculaire zangvlucht liet zien, waarbij hij eerst stijl omhoog vliegt en zich vervolgens als een speer met dichtgevouwen vleugels weer omlaag laat vallen, om te eindigen met een elegante landing in het zand. Maar het vreemdste was waarschijnlijk die man die zomaar uit het niets door de woestijn kwam aangefietst en een praatje begon met onze gids, alsof het allemaal heel gewoon was.
Ander programmaonderdeel was een prachtig stuk palmbomenbos bij Rissani, waar het inmiddels hard woei maar waar we wel enkele fraaie bruingele babbelaars vonden, de lifer van de dag. Nog geen dag zonder lifer in Marokko tot nu toe. Bij een rotsgebergte verderop woei het inmiddels zo hard dat de beoogde woestijnvinken zich niet meer lieten zien. Het ziet ernaar uit dat ik de enige van de groep ga zijn met woestijnvink op zijn lijst.
Daarna waren we wel klaar met de woestijn, vond onze gids, dus na opnieuw een uitgebreide lunch in hetzelfde restaurantje in Rissani als gisteren, terug naar ons hotel en alleen nog wat in onze voortuin gevogeld. Wat geen nieuwe gezichtspunten opleverde. Nou ja, behalve dan gewone tapuit, je zit er niet om te springen als je in Marokko gaat vogelen, maar wel nieuw voor te triplijst.


Zaterdag 18/03/23: Woestijn

De woestijn, die wondere wereld van zand, heel veel zand, en van palmbomen en kamelen (hier dromedarissen om precies te zijn, en laten we het vooral niet mooier maken dan het is: het is hier gewoon vee), die ogenschijnlijk levenloze wereld die zoveel meer leven bevat dan je gedacht had, die woestijn sloeg meteen genadeloos toe. Vanaf het allereerste begin was vandaag een buitengewone dag met de ene droomsoort na de andere en ik ga hier dan ook alleen heel saai lyrisch en euforisch zitten wezen. Dat begon al toen ik op de vroege ochtend in mijn eentje een ommetje maakte door de halfwoestijn voor de deur van ons hotel. Van nabij hoorde ik daar een geluidje, zo vreemd dat ik twijfelde of het wel van een vogel of zelfs überhaupt van dierlijke oorsprong was. Leek wel een speeltje uit de speelgoedwinkel, maar hier midden in de woestijn? Achteraf bleek het zang van woestijnvink te zijn, luister maar na, dan begrijp je wat ik bedoel. De eerste lifer van de dag. Want kort daarna zat-ie daar ineens op de rand van een brokkelig stuk grijszwarte rots: knalrode snavel, rossige buik en dikkig, bruinig tot grijzig lijf. En vlak daarna ook nog eens vlakbij een prachtige witbandleeuwerik die speciaal voor mij zo leek het wel, de vleugels spreidde zodat het opvallende zwartwitte vleugelpatroon prachtig zichtbaar was. En tijdens het wachten op de bestelde landrovers vloog een groep van zo'n dertig sahelzandhoenders over, de tweede lifer van de dag, al moest die natuurlijk nog wel een beetje beter.
Alles als opmaat naar de tocht met de lokale gids met landrovers dwars door de woestijn waar we ons allemaal zo enorm op hadden verheugd. En die werd, precies zoals we gehoopt hadden, één lange euforische belevenis. Goudkleurige zandduinen in al hun sierlijke, ronde vormen, sommige tientallen meters hoog, vormden daarbij het onvergetelijke en zinnenprikkelende decor. Zinnenprikkelend inderdaad: ik zal toch niet de enige man zijn die daar erotiserende associaties bij had, van talloze vrouwenborsten groot en klein die in vele vormen uit de woestijnbodem verrezen? Alles soms doorspekt met schaarse en karige struikjes en soms ook helemaal niet. Af en toe een groep palmbomen, af en toe een stel dromedarissen: het was alsof je je in een sprookje bevond.

De woestijn in vijf stops:

De eerste stop: de drinkplaats voor zandhoenders. Het was een poeltje van niks, amper enkele vierkante meters, maar we zagen er diverse groepen kroonzandhoenders, de derde lifer van de dag, en één groep sahelzandhoenders, de gewenste verbeterwaarneming, want allemaal vanuit de auto prachtig dichtbij, in processie achter elkaar aan schuifelend door het zand. Totdat een lannervalk verscheen en de laatste aanwezige zandhoenders er subiet vandoor gingen. Maar toen zat daar dus die lannervalk waakzaam om zich heen te kijken, al even dichtbij als zojuist de zandhoenders.

De tweede stop was bedoeld voor woestijngrasmus. In het door die soort gewenste biotoop, lage, schaars begroeide duintjes met verspreidde stekelbosjes (leek werkelijk in niets op de polder bij Alphen aan den Rijn destijds), konden we echter slechts een baardgrasmus vinden. Maar even verderop, op weg naar de derde stop, wel twee fraaie rosse woestijnleeuweriken en een fantastische witbandleeuwerik en witbandleeuwerik is van de vele leeuweriken in Marokko toch wel het topstuk, vind ik, zeker als-ie gaat zingen. Want zang van witbandleeuwerik, dat is pure magie. Zachtjes klonken van verderop zijn ijle, bijna onwerkelijke tonen. Luister maar na, dan begrijp je wat ik bedoel.

De derde stop: een kleine Berbernederzetting met een paar tenten, wat fruitbomen en een kaal akkertje. Drie zwarte wouwen vlogen over en die stralen altijd iets arendachtigs uit vind ik, maar het ging hier om woestijnmussen, een gebleekte versie van onze huismus, en we moesten even zoeken maar toen lieten ook die zich prachtig zien. De vierde lifer van de dag. En de gebeurtenissen volgden elkaar weer eens in hoog tempo op. In een stukje duinland achter de nederzetting gingen we op zoek naar atlasgrasmus en warempel: met succes. De vijfde lifer van de dag. Enige tijd joegen er drie groene bijeneters en lagerop zagen we een kuifleeuwerik met een snavel als uit een striptekening, zo lang. Kon niet missen: dit was de illustere langsnavelkuifleeuwerik, sinds kort als aparte soort afgesplitst van de gewone kuifleeuwerik. De zesde lifer van de dag dus. Kleine zwartkop, geregeld prachtige woestijntapuiten en witkruintapuiten, bruinnekraven, ze worden rap gewoner maar ik moet ze toch even noemen.

Onder een ook vandaag af en toe wat grijze lucht gingen we op zoek naar de vierde stop. Af en toe vielen er wat spetters, enige tijd viel er zelfs een behoorlijk stevige bui en in de verte rommelde een donderklap. Dan maak je nog eens wat mee: regen in de woestijn!
Tijdens onze vierde stop was het weer droog. We bereikten die nadat onze eigen lokale gids bij een onooglijk schuurtje een oude Berber met hoofddoek en versleten gewaad had opgepikt die blijkbaar de ultra-lokale gids was want met vaste hand leidde hij ons door de karige vegetatie naar juist die ene plek in de onafzienbare woestijn om ons heen waar in het zand tussen de karige vegetatie twee egyptische nachtzwaluwen lagen te slapen! Wow, wat een droomsoort weer. Roerloos lagen ze in het zanderige lage duinterrein. En wat een schutkleur! Op amper tien meter zaten ze, maar ze moesten ze voor ons in de scoop zetten en dan nog was het hard zoeken voor je door had wat wat was. Maar dan had je ook wat: prachtige egyptische nachtzwaluw beeldvullend in de scoop. De zevende lifer van de dag.

De vijfde stop, de laatste voor de lunch: opnieuw afrikaanse woestijngrasmus. Een tweede poging en die lukte wel. Na flink tapen kwam-ie tevoorschijn, bewoog zich geleidelijk om ons heen en liet zich daarbij geregeld prachtig zien, al had-ie heel wat meer moeite gekost dan destijds in Alphen aan den Rijn. Het is ook al zo’n bleek, blond gekleurd vogeltje, zoals zoveel soorten met het voorvoegsel ‘woestijn’. Daar zal wel een reden voor zijn.

Waarna het eindelijk tijd was voor een uitgebreide en heerlijke lunch in het wereldse Rissani. Het contrast met zojuist was enorm. In een druk en gezellig restaurant genoten we van een overvloedige warme maaltijd die ons diner van vanavond bijna overbodig maakte en na afloop keken we vanaf het dakterras uit over het stadje en omgeving.
Na de lunch nog op zoek geweest naar barbarijse valk. Het was een prachtige plek met indrukwekkende rotspartijen die oprezen uit het woestijnzand, maar valk liet zich niet zien. Ach, er moet ook af en toe iets mislukken natuurlijk. Om ons hongerig te houden.


Verder in Marokko: zondag 19 03 23 Day after










Vrijdag 17/03/23: Naar Merzouga

Toen we vanmorgen na ontbijt buiten kwamen, ineens een enorme bel vogels hoog in de verte. Paniek alom, iedereen rende naar zijn kamer om de verrekijker te halen en wat bleek: zwarte wouwen! Tientallen zwarte wouwen, zeker 150 maar misschien nog wel veel meer, in verschillende 'subbellen' hoog naar noordoost. Spectaculair. En intussen ook weer een dwergarend over. Opvallend wat een kortstondige weersdepressie vermag.
Daarna waren we weer onderweg. Bevonden we ons weer in het thuisloze universum van de reiziger, altijd benieuwd naar waar hij vanavond slapen zal. Universum van langs ijlende palmboomformaties, kuddes dromedarissen, kale rotsformaties, rechthoekige en allemaal identieke minaretten (het lijkt wel of ze allemaal de moskee van Marrakech tot voorbeeld hebben genomen) en straatjes en pleintjes vol kraampjes met exotisch fruit of met kledingrekken en met paardenkarren en pick-ups en mensen, veel mensen, in weer een dorpje waarvan ik de naam vergeten ben. Allemaal bestaan ze een paar tellen en zijn daarna weer opgelost in een verleden dat niemand zich nog herinnert. Uren zaten we weer in de bus en we zagen weer een flink stuk Marokko aan de raampjes voorbijgaan. Van Boumalne naar Merzouga, van de steenwoestijnen naar de echte woestijn. Langzaamaan werd het landschap zanderiger. Alles onder grijze en bedrukte luchten vandaag. Er vielen zelfs nog een paar spetters af en toe, en bij vlagen woei er een harde wind.
Tussendoor weer de nodige momenten meegemaakt die we ons zullen blijven herinneren. Nog in de buurt van Boumalne, op een stukje steenwoestijn waar we gisteren ook al gestaan hadden, stonden we te kijken en te luisteren naar een groep kortteenleeuweriken. Er zaten er zeker twintig. Ze lieten zich moeilijk zien maar goed horen, volop zingend ook. Eén keer had ik er eentje enige tijd mooi in de scoop en op zo’n moment blijkt ook zo’n eenvoudig, om niet te zeggen onooglijk vogeltje het aanzien meer dan waard. Verder nog enkele mooie temmincks strandleeuweriken en op en bij het veldje met het poeltje eerst een noordse kwikstaart en daarna een iberische, die er sterk op leek maar onder andere herkenbaar was aan zijn raspende roep, en daarnaast een prachtige atlasarendbuizerd en een al even fraaie woestijntapuit. En verder.
Bij Imider zagen we de eerste palmtortels van de reis. Lang verwacht (al in Marrakech konden we die niet vinden) en nu dus eindelijk gevonden. Bij Ouaklim hielden we een koffiestop bij een benzinestation met in het omringende land een mooie witkruintapuit. In Tinghir deden we lunchboodschappen en zagen we wachtend voor de supermarkt naast de gebruikelijke huisgorzen heel even een marokkaanse kwikstaart op een lantaarnpaal. Die is net weer even anders dan onze witte kwikstaarten. Bij Melaab hielden we lunchpauze bij braakland met om ons heen fraai palmbomenbos. Daar meende ik al groene bijeneters te zien en te horen, maar te hoog, te ver en scoop niet bij de hand, en toen ik die erbij gepakt had, kon ik ze niet meer terugvinden. Dat was wel een beetje jammer. Maar een half uurtje later bij Fezna een spoedstop: groene bijeneters! Twee zaten er fantastisch te pronken in een boom vlak langs de weg, ondernamen af en toe een voedselvlucht en keerden daarna steeds weer terug in hun boom. Wow! Wat een prachtige vogels, wat een elegantie en wat een kleuren, wat een tropische schoonheid.
En de bus reed verder. Over gloednieuwe tweebaanswegen langs bergen en woestijnen, langs woestijnen die steeds woestijnachtiger, steeds zandiger werden. Een volgende tussenstop was bij iets dat je vermoedelijk wel een oase kunt noemen, met weelderige palmbomenopslag rond nog kale akkertjes. Merels zongen er, maar ook grauwe buulbuuls, en er vlogen opnieuw groene bijeneters! Nieuw voor de reislijst was een mooie man baardgrasmus. Theestop bij een wegrestaurant met in de omringende halfwoestijn een mooie witkruintapuit en zicht op zeer lokale zandstormen die over de omringende halfwoestijn trokken. We dronken koffie (de meeste) of verse muntthee (ik) op zijn Marokkaans: mierzoet met veel suiker. Verderop werd nog even gestopt voor de eerste bruinnekraven van de reis, teken van de nadering van de echte woestijn.
En zo regen we plaatsnamen, tot voor kort (en ook in de toekomst weer) onbekende locaties aaneen. Tenslotte bereikten we de echte woestijn bij ons nieuwe hotelcomplex: l’Auberge Les Dunes d'or, dat al even sprookjesachtig en Efteling-achtig is als dat in Boumalne. Ook dit hotel heeft de ambiance van een oude koloniale vesting, opgetrokken uit het zand dat het omringt en ommuurd om de lokale inboorlingen buiten de deur te houden, met majestueuze toegangspoort en lustige binnenplaatsen met waterpartijen en romantische zitjes, maar ook met sobere, schemerige kamers en zeer gebrekkige wifi. Vooral dat laatste is natuurlijk problematisch voor de moderne westerse reiziger, het eerste dat we doen als we in een nieuw hotel aankomen is altijd het zoeken van de wificodes. Het was dan ook meestal dringen rond de receptie en het luxe zitje ernaast, waar de wifi meestal nog net acceptabel was.
Het is ook net een soort Waddeneilandje hier, met rondom karige struikjes en boompjes in een zee van zand, die als een magneet werken op trekvogels. We vonden al diverse baardgrasmussen en gekraagde roodstaarten, twee noordse kwikstaarten bij een poeltje even buiten de deur, twee kleine plevieren, een hop en een roodkopklauwier, terwijl ook een plaatselijke bruinnekraaf en maar weer eens een witkruintapuit van de partij waren. Aan de andere kant verrijzen achter het hotel de eerste echte zandduinen van de Sahara, huizenhoog en goud van kleur. Die zijn voor morgen.


Verder in Marokko: zaterdag 18 03 23 Woestijn









Donderdag 16/03/23: Steenwoestijn

Om 6 uur vanochtend schalde de oproep tot gebed uit de luidsprekers in de nabije stad dus als je dat niet al was, ben je meteen wakker. Ja, je bent in een islamitisch land en dat mag je best merken. En omdat ik toch vroeg wakker was, alvast in het donker wat over het hotelterrein gedwaald. En daar riep, naast de ingang van de receptie, luid en duidelijk een steenuil. Dat moet hier wel woestijnsteenuil zijn, een ondersoort (of toch een soort? Daarover verschillen, zoals wel vaker, de meningen) van onze steenuil en uiteraard nieuw voor me. Al heb ik hem niet gezien en er eigenlijk niets afwijkends aan gehoord.
Dit even vooraf.
We hebben de rand van de woestijn bereikt en dat voelt toch een beetje als het echte Marokko. De steenwoestijn heet het hier, een eigenlijk wat troosteloos ogend landschap in een prachtig decor van verre heuvels en bergen, nog altijd bekroond door de besneeuwde toppen van de Atlas. De grotendeels kale grond is bezaaid met keien en gruis maar oogt hier net zo levensloos als de echte woestijn, de zandduinen van honderd kilometer verderop. En blijkt dat bij nader inzien net zo min als daar. Dit helse en voor je gevoel onleefbare milieu blijkt een verbazingwekkende rijkdom aan leven te bevatten, aan zeer gespecialiseerd leven, en een stortvloed van droomsoorten was vandaag meteen het gevolg.

Iedereen, het Marokkaans toerismebureau natuurlijk voorop, heeft het er altijd over hoe prachtig dit land is, en spreekt over de overweldigende gebergtes, de reusachtige zandduinen, de sprookjesachtige palmboomplantages en de maagdelijke stranden, maar Marokko is ook een vies, een smerig land. Overal zwerfafval. Overal ligt plastic. We zien droge rivierbeddingen vol plastic, we zien afval aan het strand, afval op hooggelegen bergweiden en zowat de halve steenwoestijn bij Boumalne ligt er bezaaid mee. Aan het begin, tegen de stad aan, is het zelfs een soort openbare vuilnisbelt. En dat je daar daadwerkelijk mensen ziet die in die eindeloze treurigheid op zoek zijn naar iets dat ze nog een beetje in hun levensonderhoud kan voorzien, maakt dat je hier niet zonder enige schaamte voor je lol naar vogels kunt gaan lopen kijken. We zullen maar denken dat we met onze aanwezigheid in elk geval de lokale economie stimuleren.
Maar wat een vogels! Tussen alle af en toe behoorlijk onwelriekende viezigheid, de opengescheurde afvalzakken, de oude olieblikken, de versleten autobanden, het betonafval, de kledingresten en de onafzienbare bende van ondefinieerbare rommel, hadden we zulke heerlijke soorten als temmincks strandleeuwerik, roodstuittapuit, woestijntapuit en zelfs diksnavelleeuwerik, de leeuwerik met de dikste snavel van allemaal. Het waren stuk voor stuk mythische figuren uit de vogelgids die voor onze ogen tot werkelijkheid materialiseerden. Mooie vogels op een lelijke plek, het is een thema dat we ook in Nederland wel kennen. Er liep ook een pieper rond die op de keel wat roodachtige tinten vertoonde. De twijfel, roodkeelpieper of toch gewoon graspieper die dat ook wel schijnt te kunnen hebben, werd weggenomen toen de vogel opvloog en daarbij de kenmerkende, flinterdunne roep van roodkeelpieper liet horen. We hadden ook nog twee kleine kortteenleeuweriken en diverse theklaleeuweriken, hier talrijker dan kuifleeuwerik.
Verderop reden we met ons busje over een onverhard karrenspoor midden tussen een eindeloze en op het oog levenloze massa stenen en zand, toen ik het uitriep: renvogels, renvogels, stoppen! Vlak naast de bus liepen een paar schitterende renvogels tussen de stenen. Renvogel is wel de moeder aller droomsoorten, de soort waar iedereen op gehoopt had deze reis en die in de reisinformatie vooraf ook juist hier vermeld werd, maar ja, dan moet het nog wel even gebeuren. Het was gebeurd. Hals over kop verlieten we het busje. Camera's ratelden en in de telescoop zag ik er enkele inmiddels al ietsje verder weg door het terrein rennen. Toen, er waren er meerdere die het gezien hadden: een vogeltje dat even de vleugels spreidde en daarbij enorm veel wit toonde, leek te zijn gaan zitten in een van de ministruikjes die verspreid in het terrein stonden. Kon niet missen: witbandleeuwerik, maar daarna kon niemand hem meer terugvinden. We gingen het land in, zagen onder andere weer fraaie renvogels, kortteenleeuwerik vloog voorbij en in de verte zagen we enkele zwartbuikzandhoenders vliegen. Toen er tussen wat schapen en een paar jongelieden die op crossmotoren door het terrein crosten (pas later realiseerde ik me dat het hedendaagse schaapherders waren geweest), er daarvan enkele opvlogen, zat ineens witbandleeuwerik daar weer tussen. Zo leidde de ene soort tot een volgende en die weer tot weer een volgende enzovoort: ze vielen als dominostenen.
Later vonden we witbandleeuwerik ook aan de grond terug en scharrelend met nestmateriaal in zijn snavel kwam die geweldig dichtbij. Een feest, want wat een fantastische vogel is dat (ook al), met zijn statige gestalte en lange gekromde snavel. Het was misschien wel het hoogtepunt van een onvergetelijke dag waarop we bijna onfatsoenlijk veel gezien hebben. Maar het was ook kenmerkend voor wat je als vogelaar in de woestijnen van Marokko kunt meemaken.
Verderop in de steenwoestijn nog meer temmincks strandleeuweriken en nog meer woestijntapuiten waarna we bij enkele fraaie rotsformaties op zoek gingen naar woestijnoehoe. We zagen twee fraaie woestijnleeuweriken en we zagen hoe een arendbuizerd en een lannervalk elkaar het luchtruim betwistten, waarna twee plaatselijke helden ons de oehoe wezen, diep verscholen maar mooi zichtbaar in een spleet in de rotswand. Het was hun verdienmodel, dat hen bevrijdde van een troosteloze speurtocht tussen het vuilnis. Onze (voor ons) kleine betaling was ze dan ook van harte gegund.

Dat was het ochtendprogramma. Na een uitgebreide lunch in Boumalne volgde nog een landschappelijk overdonderend bustochtje door de Gorges du Dades, een kloof achter Boumalne. De tocht ging langs kale, bolvormige rotsformaties als door kinderhanden gekleid in de hoogte en een lieflijk en groen dal beneden. Tegenstellingen met elkaar verenigd, dat levert meestal de meest fascinerende resultaten op. We eindigden op een hoog uitzichtplateau waar de uitzichten in de peilloze diepte onder ons bijna griezelig waren en op de rotswand tegenover blauwe rotslijster en zwarte tapuit verbleven. Tussen de zwaluwen daar af en toe iets heel spannends. Zelf zag ik korte tijd in de diepte een vaal lichtgrijsbruine zwaluw zonder stipjes in de staart. Onderzijde niet gezien maar Jacob had eerder al iets dergelijks boven hem gezien en was er zeker van geweest dat een borstband ontbrak. Deed allemaal nog het meest denken aan vale oeverzwaluw maar ja, te weinig aan gezien om te durven claimen.
Aan het eind van de middag keerden we even terug naar de steenwoestijn, naar een plek met goede kans op rouwtapuit. Een tweede poging voor deze blijkbaar erg gewilde soort. Maar ook dit keer vertoonde die zich niet.

Terug op het hotel genoten we met zijn allen van een zeldzaam bekertje wijn aan de rand van het terrein. De huisgorzen tsjilpten als bij ons de mussen. Achter het dal zagen we het voorspelde frontje naderen. Donkere wolken pakten zich samen boven de bergen tegenover en ineens vlogen er in korte tijd vijf fraaie dwergarenden over. Waarna we tijdens het diner met tajine naar keus werden verrast door een groep trommelaars en toeteraars die oorverdovende traditionele Marokkaanse muziek ten gehore bracht.

Woensdag 15/03/23: Naar Boumalne

Een lange reisdag vandaag, van Marrakech via Ouarzazate helemaal naar Boumalne, hooggelegen in het oosten, tegen de steenwoestijnen aan. We verlieten de stad die we ons een klein beetje hadden toegeëigend, ons hotel, ons thuis voor twee dagen met zijn lange gangen en zijn eetzaal (nou ja, elk hotel heeft natuurlijk gangen en een eetzaal), mijn kamer vijf hoog met een éénpersoons- en een tweepersoonsbed voor mij alleen en met balkonnetje hoog boven de straat met uitzicht op huisgorzen en op soms wel honderden gierzwaluwen. Het was nogal een avontuur, nou ja, soort van: van de grote stad over het hooggebergte heen en omlaag diep de droge landen van Marokko in. Een andere wereld, alweer een andere wereld. Aan onze raampjes gekluisterd zagen we de vegetatie steeds kariger, steeds schaarser worden en de bewoning steeds dunner. Al zullen er af en toe wel wat ogen dichtgevallen zijn en zal iedereen wel stukjes gemist hebben van de film die buiten voor ons werd afgespeeld. Ik in elk geval wel. En nu zitten we, na het hectische Marrakech van vanochtend, ineens in een bijna sprookjesachtig hotel even buiten Boumalne. Al is Boumalne ook best wel hectisch natuurlijk, maar daar merken we hier weinig van. Het is een hotel als een koloniale nederzetting, ommuurd en met imposant poortgebouw. De kamers hebben monumentale, zware houten kamerdeuren met oosterse reliëfs van abstracte motieven, en worden afgesloten met een middeleeuws ogende slotconstructie van sierlijk, met goud belegd smeedwerk, gezekerd met een eenvoudig en modern hangslotje van de Marokkaanse incarnatie van de Hema. Maar ogen van binnen overigens heel hedendaags. Al met al is het een complex waarvan ik even niet goed weet of ik het prachtig en historisch moet vinden of edelkitsch; het vergt waarschijnlijk een grondige kennis van zaken om daarover te kunnen oordelen. Het is hoe dan ook een geweldige plek om een paar dagen te verblijven, met mooie uitzichten op de stad, op het dal beneden, op het begin van de steenwoestijn waar we ons morgen aan tegoed mogen doen, en op de bergen aan de overkant van het dal, waarachter veel verder weg en veel hoger nog steeds de sneeuwbergen van de Atlas.

Onderweg een paar prettige tussenstops gemaakt. Het is sowieso prettig om even de bus uit te mogen en het is extra prettig als daarbij vogels te zien zijn. Eerst halverwege de klim over het Atlasgebergte, langs een beek met rondom schaars geboomte en stenige hellingen en aan de overkant een naarstig blaffende hond waarvan we maar hoopten dat-ie aan de overkant blijven zou. Grote gele kwikstaart hier, drie rotsduiven die gezien de locatie en hun uniforme kleed wel als echte rotsduiven de boeken in mogen, en een fraaie atlasarendbuizerd boven in een struikje hoog boven ons.
Daarna bovenop de bergpas, op 2240 meter hoogte, met wat concurrerende eettentjes en terrasjes met ieder hun eigen uitbater die ons allemaal probeerden te lokken, een frisse bergwind, een raaf en spectaculaire en bijna angstwekkende uitzichten in de diepte en op het omringende bergland. En veel teveel mensen daar op randjes en op rotsplateaus hoog boven die diepte om me nog zenuwachtig over te kunnen maken.
Vervolgens in een gruwelijke hel van een steenwoestijn tegen de achtergrond van de besneeuwde toppen van het Atlasgebergte, die aanvankelijk volkomen levensloos leek maar waar we daarna toch woestijnleeuwerik en woestijntapuit vonden. Woestijnleeuwerik was alweer een lifer. Doelsoort was hier de westelijke rouwtapuit, maar die konden we niet vinden. Het eerste minnetje deze reis.
En tenslotte bij een groot stuwmeer (het Mansour Eddahbi) waar we na veel dwalingen uiteindelijk goed zicht op kregen, wat onder andere casarca’s opleverde (hier natuurlijk met een heel andere status dan bij ons: geen reden om te twijfelen aan hun wildheid, lijkt me), steltkluten, kleine zilverreigers en kluten. Spannender nog was het op de oever, waar in en rond een gebouwtje twee schitterende witkruintapuiten aanwezig waren, een volwassen vogel en een tweede kalenderjaar, nog zonder witte kruin wat voor enige verwarring zorgde. Witkruintapuit: we vonden dat toen nog heel wat. Inmiddels hebben we er onderweg al aardig wat gewoon vanuit de bus gezien dus zeldzaam is-ie hier niet. Verder hier enkele kuifleeuweriken en in karig struikgewas langs het water wat zangertjes waaronder een westelijke vale spotvogel. Bijna achteloos druppelen nog altijd de lifers binnen. Deze realiseerde ik me vanavond pas: al mijn vorige vale (Nieuwvliet Bad, ooit in Griekenland) waren oostelijke geweest. Al is het verschil tussen die twee erg subtiel en kun je je afvragen of men daar nou zo nodig een aparte soort van had moeten maken.
Het was al met al een meer dan redelijke opbrengst voor zo'n reisdag. Zodat ik na drie dagen al op dertien lifers sta.

Dinsdag 14/03/23: Atlas

Toen we vanmorgen bovenop dat uitzichtplateautje stonden, hoog in het Atlasgebergte, met uitzicht op een opeenvolging van messcherpe bergkammen en diepe ravijnen en een glinsterend sneeuwmassief aan de horizon, op sneeuwbergen tot meer dan 4000 meter hoog maar ook op het aangrenzende laagland dat zich eindeloos uitstrekt tot aan de woestijnen in het verre zuiden; uitzicht ook op een fraaie grijze gors en op atlasstrandleeuwerik langs het pad en zo meteen, ik verklap het maar alvast, op een zwarte tapuit terwijl de herinneringen aan diadeemroodstaart en atlasbergvink zojuist nog vers in het geheugen lagen, toen zei iemand: het hoogtepunt van de reis tot nu toe. Nou zijn we pas twee dagen onderweg maar veel hoger zullen we in elk geval niet meer komen.

Vanmorgen vroeg waren we met het busje langs lanen en dreven de stad uit gereden. Vale gierzwaluwen vlogen rond, enkele koereigers vlogen over. We waren langs akkers en velden gereden, ik had mijn eerste eksters van de reis gezien, wat hier natuurlijk maghrebeksters waren al kon ik dat er uit het rijdende busje nog niet aan afzien, en waren daarna de bergen in gereden. De eerste stop bood uitzicht op een diep dal beneden en op de besneeuwde toppen nog hoog boven ons, en bracht al meteen de eerste atlasarendbuizerd en de eerste grijze gors, de plaatselijke ondersoort van pimpelmees met dat grappige zwartblauwe petje, zwermende zwaluwen waaronder roodstuit- en rots-, en geroep van levaillants specht. Die laatste konden we helaas niet vinden. Het was slechts een smetje, want het was een geweldige dag vandaag, hoog in het Atlasgebergte bij het skidorp Oukaïmeden. (Op hellingen verderop werd inderdaad nog geskied, niet het eerste waar ik aan denk als ik aan Afrika denk). Majestueuze sneeuwtoppen, peilloos diepe ravijnen, verre zichten en een idyllisch bergmeertje te midden van hoge bergweiden. En ook Marokkaanse mannen die allemaal probeerden hun zeer authentieke prullaria aan ons te slijten. Steeds weer kwamen ze naar je toe, steeds weer die vragende, soms bijna smekende blik, en steeds weer wezen we ze af. Je ging je er bijna schuldig om voelen, maar wat moesten we ermee?
Het was er fraai, spectaculair zelfs maar voor de oppervlakkige toeschouwer had het (afgezien van die Marokkaanse mannen dan) wellicht even goed hoog in de bergen in Europa kunnen zijn. In de Alpen of de Pyreneeën. Maar toen we bij het bergmeertje die warmbruine vinkjes zagen met opvallende rode veren in de vleugels, was het voor ons vogelaars meteen duidelijk dat we niet in de bergen in Europa waren maar in die in Noord-Afrika: dit was atlasbergvink, een van mijn wenssoorten deze reis, niet alleen een leuk maar ook een uiterst zeldzaam vogeltje want, zijn naam zegt het al, alleen in het Atlasgebergte. Zo verging het ons ook toen we iets hoger op de berg die andere grote wenssoort vonden, de prachtige diadeemroodstaart. Ook zo’n soort die je in Europa nooit vinden zult en die bij alle vogelaars die naar Marokko gaan steevast hoog op hun verlanglijstje staat. Dus nee, dit was Europa niet.
Dat is een van de (vele) aardigheden aan vogels: dat ze je kunnen vertellen waar je bent. Ik had dan ook vandaag vier echte lifers en ook nog eens drie nieuwe ondersoorten. Dat ga ik in de Alpen of de Pyreneeën niet meer meemaken. In totaal sta ik in twee dagen al op zeven lifers en vier nieuwe ondersoorten, onder nog veel meer. Waar moet dat helemaal heen?

De alpenkraaien en de tientallen tot misschien wel honderden alpenkauwen bij het bergmeertje, rotsmussen (wat zijn die ook leuk als je goed naar ze kijkt) en ook een knobbelmeerkoet op het meertje (hoewel niet in broedkleed dus zonder al te opvallende rode knobbels maar het forse, hartvormige schild op het voorhoofd, de wel degelijk al zichtbare aanzet tot knobbels en de af en toe zichtbare rode gloed verrieden hem), die waren natuurlijk niet exclusief Afrikaans maar daarom nauwelijks minder leuk. Alpenkraai bijvoorbeeld had ik al meer dan twintig jaar niet meer gezien en alpenkauw ruim tien. We lunchten uitgebreid (tajine! Traditionele Marokkaanse stoofpot onder een hoge kegelvormige soort van deksel) met uitzicht op de honderden alpenkauwen. En enkele tussenstops in de afdeling brachten ons onder andere grote lijster en fraai Afrikaanse vink in een stuk hellingbos en enkele arendbuizerden hoog boven ons toen we in Iguenane belandden, een piepklein bergdorpje op de helling met in de diepe vouw in het gebergte onder ons een karakteristieke rechthoekige minaret. Al met al werden we vandaag al meteen getroffen door een vloedgolf van droomsoorten. Dat alles in de schitterende ambiance van het hooggebergte onder een staalblauwe hemel (alleen nog maar zon tot nu toe deze reis).
De terugtocht was best lang en ver dus ik was blij toen we even een tussenstop maakten. Het leverde dan wel geen bijzondere soorten op maar het uitzicht op de rivier die onder ons door het dal stroomde, was fraai en het was fijn om even buiten het busje te zijn, al werden we ook hier aangeklampt door Marokkaanse mannen die ons van alles wilden verkopen.

En intussen blijkt onze lokale pimpelmees maghrebpimpelmees te heten, ondersoort van de afrikaanse pimpelmees die als een aparte soort wordt beschouwd. Dus vijf lifers vandaag. En min of meer hetzelfde geldt voor atlasvink, die als ondersoort wordt beschouwd van de inmiddels afgesplitste Afrikaans vink. Dus al negen lifers tot nu toe deze reis, in twee dagen. Het wordt almaar gekker.


Verder in Marokko: woensdag 15 03 23 Naar Boumalne









Maandag 13/03/23: Aankomst

En ja hoor, alles waar ik vooraf zo zenuwachtig over was geweest, ging gewoon goed. Zoals natuurlijk te verwachten was. De vouwfiets bracht me, diep in de nacht bij regen en kou, probleemloos naar de binnenstad, op Utrecht CS had ik nog zowat een uur over, de geplande trein reed netjes volgens de dienstregeling en bracht me ruim voor de afgesproken tijd op de afgesproken plek op Schiphol, inchecken vlekkeloos, douane probleemloos, het vliegtuig stortte niet neer, onder ons vond volledig volgens verwachting de transformatie plaats van het zachtaardige, overwegend groene Franse platteland naar het veel kalere, roodachtig gekleurde en veel woestere Spaanse platteland en toen we de oversteek van de Middellandse zee hadden voltooid, bereikten we precies zoals gepland Marokko, waar we een sneeuwwit bergmassief zagen opblinken in de ochtendzon en waar nadat we opnieuw alle douanebeslommeringen hadden getrotseerd, zelfs mijn rugzak netjes lag te wachten op de bagageband. Vermoeiend was het natuurlijk wel geweest, het had me een slapeloze nacht gekost en ik was vanaf half 1 in touw geweest met reizen en wachten, maar eenmaal in het zonovergoten Marrakech was dat snel vergeten, al heb ik er af en toe nog wel even aan moeten terugdenken. Aan die uren gisteravond op bed, toen ik vergeefs probeerde wat te slapen en steeds op de wekker keek hoe lang ik nog moest, of: hoe lang ik nog mocht. Aan het uur hangen en dwalen in de stationshal van Utrecht CS. Aan de nachtelijke trein die station na station achter zich liet en me telkens weer geruststelde: weer een station dichter bij Schiphol, weer minder kans dat ik het vliegtuig zou missen. Aan het uurtje doezelen in de wachtruimte van de ons toegekende gate, hangend op een stoeltje terwijl ik probeerde nog wat slaap te pakken na de enerverende overlevingstocht langs alle incheckbalies en controleposten die zojuist tot mijn grote opluchting succesvol was afgerond. En aan dat bevrijdende, altijd weer euforische moment als het vliegtuig veilig grond onder de wielen heeft gevonden en je je realiseert dat je definitief in je land van bestemming bent gearriveerd en het avontuur een aanvang kan nemen.
In Marrakech werden we voorgesteld aan onze bus en aan Faouzi, onze chauffeur, de komende twee weken onze trouwe metgezellen, en kon ons avontuur inderdaad beginnen. De eerste vogels waren nog gewoon huismussen en turkse tortels, op de gevel van het hoofdgebouw van het vliegveld. Maar daarna betraden we een nieuwe wereld en die uitte zich al gauw in nieuwe vogels. In huisgors, die we overal zien, van de vensterbanken van ons hotel tot de stoep bij de historische moskee in de binnenstad, en in grauwe buulbuul. De eerste buulbuul, al vanuit het busje op weg naar ons hotel, wezen we elkaar nog enthousiast, maar al gauw keken we niet meer naar ze om. Nou ja, niet elke keer.

We betraden ons hotel, ontvingen onze kamersleutels en ik mocht vijf trappen op (onderweg zag ik door een raam al mijn eerste huisgorzen op de vensterbank, oh die heerlijke euforie: mijn tweede Noord-Afrikaanse endeem alweer) naar mijn kamer op de vijfde verdieping. Met het balkonnetje hoog boven de straat, met zicht op huisgors en af en toe buulbuul, op de mensen diep beneden me en op zonovergoten Marrakech om me heen. Toen we ons geïnstalleerd hadden en een soort van lunch hadden genoten (met zicht op onder andere huisgors en overvliegende dwergarend), nog even de stad in gegaan. Het bleek zo'n typische krankzinnig drukke stad met eindeloze stromen van toeterend verkeer, permanente herrie, permanente onrust, om gek van te worden. Zoals het een ware Birding Breaksgroep betaamt ging onze aandacht in eerste instantie niet zozeer uit naar het stedenschoon, naar het historische centrum, maar naar de fraaie, vogelrijke parken. En die vonden we: het Cyber Parc Arsat Moulay Abdeslam, een oase, een paradijs, met palmbomen, met volop schaduw om ons af en toe aan de felle zonnehitte te kunnen onttrekken want het was in Marokko alweer zomer, en met volop vogels. Talrijk en zeer luidruchtig waren er bovenal de grauwe buulbuuls, die zowat in elke boom zaten te orakelen. Verder onder andere kleine zwartkop, zingende eurokanaries, afrikaanse vink (op een bepaalde manier heel anders, veel soberder van kleur dan onze vink), zwarte spreeuwen en enkele gewone Europese soorten, vermoedelijk op trek, zoals tjiftjaf, grauwe vliegenvanger en spotvogel.
Maar we konden natuurlijk toch ook de prachtige 12e-eeuwse Koutoubia-moskee niet negeren, met haar oude toren van 79 meter hoog die beeldmerk is van de stad en als voorbeeld gold voor vele latere monumenten zoals de Giralda in Sevilla en de Hassantoren in Rabat. Het verhaal gaat overigens dat de oorspronkelijke moskee op deze plek niet goed op Mekka gericht was, zodat die moest worden afgebroken en de huidige moskee werd gebouwd. Of dat waar is, is mij niet bekend, zoals dat wel vaker geldt voor hele oude verhalen.
Ook de moskee was goed voor vogels. Zo vlogen er aardig wat vale gierzwaluwen rond en daartussen misschien wel de vondst van de dag: huisgierzwaluwen. Enkele zagen we er een paar keer vlak langs en over ons heen vliegen: kleine, compacte gierzwaluwen met bijna recht afgesneden staart en natuurlijk met witte stuit. Hier ook korte tijd twee alpengierzwaluwen en later in de middag tussen een stuk of honderd vale gierzwaluwen boven het hotel ook enkele gewone. Vier soorten gierzwaluwen dus vanmiddag. Daarnaast vlogen er diverse dwergarenden, een stuk of twintig ooievaars en een hop over.
Zo waren een paar uurtjes in Marrakech al voldoende gebleken voor een flink aantal hele fijne soorten, waaronder met grauwe buulbuul, huisgierzwaluw en huisgors meteen maar even drie lifers. Toe maar! We hebben dus het maximale gehaald uit de eerste uurtjes van onze reis. Het begin is goed maar hij heeft wel veel waar te maken, onze Birding Breaksreis naar Marokko. De verwachtingen zijn zeer hooggespannen. Benieuwd naar het vervolg. Morgen, in de bergen die vandaag al sneeuwwit blonken aan de horizon.
Maar eerst nog vanavond in ons hotel: het dinerbuffet met diverse lekkere spijzen (dat is alvast één dag zonder grote eetzorgen, het begin is ook wat dat betreft goed), het ‘lijsten’, de dagelijkse inventarisatie van de waargenomen soorten (we probeerden nog het dakterras maar dat was te onhandig en te winderig dus werd ons een zaaltje beneden ter beschikking gesteld) en op tijd naar bed, waar ik eerst nog even een dagverslagje intikte op de telefoon waarna ik heerlijk kon terugkijken op de eerste dag in Marokko en vooruitkijken naar de komende dagen.

Verder in Marokko: dinsdag 14 03 23 Atlas