Daarna waren we weer onderweg. Bevonden we ons weer in het thuisloze universum van de reiziger, altijd benieuwd naar waar hij vanavond slapen zal. Universum van langs ijlende palmboomformaties, kuddes dromedarissen, kale rotsformaties, rechthoekige en allemaal identieke minaretten (het lijkt wel of ze allemaal de moskee van Marrakech tot voorbeeld hebben genomen) en straatjes en pleintjes vol kraampjes met exotisch fruit of met kledingrekken en met paardenkarren en pick-ups en mensen, veel mensen, in weer een dorpje waarvan ik de naam vergeten ben. Allemaal bestaan ze een paar tellen en zijn daarna weer opgelost in een verleden dat niemand zich nog herinnert. Uren zaten we weer in de bus en we zagen weer een flink stuk Marokko aan de raampjes voorbijgaan. Van Boumalne naar Merzouga, van de steenwoestijnen naar de echte woestijn. Langzaamaan werd het landschap zanderiger. Alles onder grijze en bedrukte luchten vandaag. Er vielen zelfs nog een paar spetters af en toe, en bij vlagen woei er een harde wind.
Tussendoor weer de nodige momenten meegemaakt die we ons zullen blijven herinneren. Nog in de buurt van Boumalne, op een stukje steenwoestijn waar we gisteren ook al gestaan hadden, stonden we te kijken en te luisteren naar een groep kortteenleeuweriken. Er zaten er zeker twintig. Ze lieten zich moeilijk zien maar goed horen, volop zingend ook. Eén keer had ik er eentje enige tijd mooi in de scoop en op zo’n moment blijkt ook zo’n eenvoudig, om niet te zeggen onooglijk vogeltje het aanzien meer dan waard. Verder nog enkele mooie temmincks strandleeuweriken, buiten discussie het aanzien meer dan waard, en op en bij het veldje met het poeltje eerst een noordse kwikstaart en daarna een iberische, die er sterk op leek maar onder andere herkenbaar was aan zijn raspende roep, en daarnaast een prachtige atlasarendbuizerd en een al even fraaie woestijntapuit. En verder.
Bij Imider zagen we de eerste palmtortels van de reis. Lang verwacht (al in Marrakech konden we die niet vinden) en nu dus eindelijk gevonden. Bij Ouaklim hielden we een koffiestop bij een benzinestation met in het omringende land een mooie witkruintapuit. In Tinghir deden we lunchboodschappen en zagen we wachtend voor de supermarkt naast de gebruikelijke huisgorzen heel even een marokkaanse kwikstaart op een lantaarnpaal. Die is net weer even anders dan onze witte kwikstaarten. Bij Melaab hielden we lunchpauze bij braakland met om ons heen fraai palmbomenbos. Daar meende ik al groene bijeneters te zien en te horen, maar te hoog, te ver en scoop niet bij de hand, en toen ik die erbij gepakt had, kon ik ze niet meer terugvinden. Dat was wel een beetje jammer. Maar een half uurtje later bij Fezna een spoedstop: groene bijeneters! Twee zaten er fantastisch te pronken in een boom vlak langs de weg, ondernamen af en toe een voedselvlucht en keerden daarna steeds weer terug in hun boom. Wow! Wat een prachtige vogels, wat een elegantie en wat een kleuren, wat een tropische schoonheid.
En de bus reed verder. Over gloednieuwe tweebaanswegen langs bergen en woestijnen, langs woestijnen die steeds woestijnachtiger, steeds zandiger werden. Een volgende tussenstop was bij iets dat je vermoedelijk wel een oase kunt noemen, met weelderige palmbomenopslag rond nog kale akkertjes. Merels zongen er, maar ook grauwe buulbuuls, en er vlogen opnieuw groene bijeneters! Nieuw voor de reislijst was een mooie man baardgrasmus. Theestop bij een wegrestaurant met in de omringende halfwoestijn een mooie witkruintapuit en zicht op zeer lokale zandstormen die over de omringende halfwoestijn trokken. We dronken koffie (de meeste) of verse muntthee (ik) op zijn Marokkaans: mierzoet met veel suiker. Verderop werd nog even gestopt voor de eerste bruinnekraven van de reis, teken van de nadering van de echte woestijn.
En zo regen we plaatsnamen, tot voor kort (en ook in de toekomst weer) onbekende locaties aaneen. Tenslotte bereikten we de echte woestijn bij ons nieuwe hotelcomplex: l’Auberge Les Dunes d'or, dat al even sprookjesachtig en Efteling-achtig is als dat in Boumalne. Ook dit hotel heeft de ambiance van een oude koloniale vesting, opgetrokken uit het zand dat het omringt en ommuurd om de lokale inboorlingen buiten de deur te houden, met majestueuze toegangspoort en lustige binnenplaatsen met waterpartijen en romantische zitjes, maar ook met sobere, schemerige kamers en zeer gebrekkige wifi. Vooral dat laatste is natuurlijk problematisch voor de moderne westerse reiziger, het eerste dat we doen als we in een nieuw hotel aankomen is altijd het zoeken van de wificodes. Het was dan ook meestal dringen rond de receptie en het luxe zitje ernaast, waar de wifi meestal nog net acceptabel was.
Het is ook net een soort Waddeneilandje hier, met rondom karige struikjes en boompjes in een zee van zand, die als een magneet werken op trekvogels. We vonden al diverse baardgrasmussen en gekraagde roodstaarten, twee noordse kwikstaarten bij een poeltje even buiten de deur, twee kleine plevieren, een hop en een roodkopklauwier, terwijl ook een plaatselijke bruinnekraaf en maar weer eens een witkruintapuit van de partij waren. Aan de andere kant verrijzen achter het hotel de eerste echte zandduinen van de Sahara, huizenhoog en goud van kleur. Die zijn voor morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten