Het bestaat dus nog: polderland waar om je heen de kieviten over elkaar heen buitelen, de grutto’s elkaar joelend achterna jagen, de tureluurs volop baltsen en zelfs wulpen in jodelvluchten over je heen vliegen. En ruige graslanden waar zelfs nog patrijzen huizen. Patrijzen! In Nederland lijken die al aardig op weg naar de uitgang, maar hier zitten ze dus nog gewoon. Bloemrijke weiden, velden vol pinksterbloemen, schrale, natte plakken met steltjes, wat gaat hier goed? vraag je je af. Stoten de boeren hier minder stikstof uit dan elders? Zijn de grootste uitstoters hier allang uitgekocht? Hebben boeren en natuurbeheerders de handen ineengeslagen om iets moois te creëren? Dat het nog kan, nog bestaat in Nederland is een bemoedigend gegeven. Als het hier kan, kan het ergens anders toch ook?
Het zou misschien leerzaam kunnen zijn als we weten wat hier aan de hand is. Maar dat is meer iets voor een journalist dan voor een toevallige passant als ik, die gewoon om zich heen kijkt en mooie natuur ziet. Boerennatuur, zoals die in Nederland steeds zeldzamer wordt. Met veldleeuweriken en graspiepers die overal zingen en met gele kwikstaarten verscholen in het hoge gras
Het was een experiment, een nieuwigheidje: de trein naar Veenendaal en van daar op de vouwfiets het Wageningse Binnenveld in. Ik hoorde daar vaak over, er wordt best veel gezien maar ik was er nog nauwelijks ooit geweest. Vanochtend, stralend helder weer met veel zon en weinig wind (!), vanochtend was het moment. De temperatuur was prettig en de verwachte regen werd pas op zijn vroegst halverwege de middag verwacht, dus alle tijd om het gebied eens grondig te gaan verkennen. Langs het Valleikanaal Veenendaal uit en dan kom je er vanzelf: het Binnenveld ligt aan weerszijden van het kanaal. Rietvelden, natte weilanden, ruige graslanden, plasdras, en overal de kieviten, de grutto's, de tureluurs en de wulpen. Heerlijk dat dat nog kan in Nederland!
In de plasdrasstukken en de wateren met ondieptes, slikrandjes en modderige strandjes, ook volop steltlopers op trek. Tientallen groenpootruiters vooral, en kleine plevieren maar die zijn hier natuurlijk niet op trek. Een paar kluten, elders een paar mooie zwarte ruiters in hun zwarte zomerpakje, weer ergens anders drie bosruiters en verder onder andere witgatje, regenwulp en kemphaan. Ze zijn in zekere zin maar bijzaak, die steltjes, want passanten die hier een paar dagen verblijven en dan weer verder trekken. We zijn vooral blij met de broedpopulaties van iconische boerenlandvogels als grutto, wulp en patrijs, maar niet overal lopen de groenpootruiters met tientallen door het water te waden, niet overal zie je zo’n keur aan steltlopers voorbij komen. Ook zij geven aan dat hier iets goed gaat.
Kers op de taart was natuurlijk de strandplevier die zich al enkele dagen bevindt op een slikkig stuk in een half ondergelopen veld. Mooie vogel die zich mooi liet zien; sowieso bijzonder en des te meer zo diep in het binnenland. Want in het binnenland hoort-ie eigenlijk niet thuis. Hij was dus niet zomaar een passant, maar een onregelmatigheid, een uitzondering, een dwaalgast als het ware, een vogel die een beetje de weg kwijt was. Voor de soort heeft het gebied dus eigenlijk weinig waarde. Maar hij was natuurlijk wel erg leuk.
23 april 2023
Geen opmerkingen:
Een reactie posten