En het busje rijdt voort. Vandaag van Merzouga naar Ouarzazate. We laten de woestijn achter ons, maar niet voor er nog wat gevogeld te hebben voor de ingang van het hotel, wat opmerkelijk succesvol was: kortteenleeuwerik, witbandleeuwerik, rosse woestijnleeuwerik, westelijke baardgrasmus, woestijntapuit, witkruintapuit en bruinnekraaf: elke andere reis zou je met alleen die soorten al dik tevreden zijn. En opnieuw: woestijnvink! Twee zelfs. Geniet er maar van, geen idee wanneer ik dat soort beesten ooit weer ga zien. De laatste waren overigens aanleiding om ons vertrek een half uurtje uit te stellen. Woestijnvink leverde dat de meesten niet op, wel een hele mooie bergfluiter.
Ze zijn vermoeiend, die reisdagen, nou ja, da’s een open deur. Uren zitten we in de bus en van uren zitten kun je erg moe worden. Maar ze zijn ook erg leuk. Je ziet het halve land aan je voorbij gaan (oké, het land is inderdaad ietsje groter dan dat) en tussendoor maken we leuke stops om te vogelen. Vandaag ging het van de woestijn door de bergen (dit keer de Anti-atlas, ook soms hoog en vlak langs diepe afgronden die je de adem benemen) naar de grote stad in het midden van het land. De eerste tussenstop was weer zo’n plek waarvan Faouzi moet hebben gedacht, waarom hier? Dat de bus na afloop bleek vast te zitten in het zand langs de weg en we slechts met grote moeite en hulp van vriendelijke passanten weer los kwamen, zal zijn gemoed geen goed hebben gedaan. Toch is hij altijd vriendelijk en kijkt hij af en toe al mee door een telescoop. Misschien gaat-ie voor de ruime fooi die hem wacht wel een verrekijkertje kopen. Het was overigens niet voor niks dat we op deze plek stopten: die zag eruit als een geschikte plek voor maquiszanger, een van de (weinige) soorten die we tot nu toe gemist hebben deze reis. Die ook hier niet gevonden maar dat deert me niet. Met inmiddels 28 echte lifers plus drie ondersoorten die wellicht ooit ook als soorten en dus als echte lifers beschouwd mogen worden (als ze dat niet al zijn), deert mij geen enkele misser. Want elke lifer is voor ons een openbaring, een onthulling, hoewel sommige misschien iets meer dan andere. Aanvankelijk leek er hier overigens sowieso niets te zitten maar na grondig zoeken oogstten we toch een fraaie woestijnleeuwerik, atlasgrasmus en brilgrasmus. Vooral met de laatste was ik erg gelukkig, na de halve dip van gisteren.
Dat hebben we trouwens vaak deze reis: zo'n plek waar aanvankelijk helemaal niets lijkt te zitten maar waar we uiteindelijk toch allerlei leuks vinden.
Het verlaten van de (hele of halve, steen- of zand-) woestijnen biedt een aardig moment om eens terug te kijken op de vogels van die woestijnen. Voor ons was natuurlijk alles bijzonder maar wat is daar werkelijk bijzonder en wat eigenlijk betrekkelijk gewoon? Natuurlijk zijn wij gezamenlijk in feite maar één waarnemer met welgeteld zes waarnemingsdagen, dus eventuele conclusies moeten met een groot voorbehoud bezien worden, maar een wat mij betreft iconische soort van de marokkaanse woestijnen, de witbandleeuwerik, lijkt niet zo erg bijzonder. We zagen die diverse keren en op diverse plekken, zowel in de steenwoestijn bij Boumalne als in de zandwoestijnen en de halfwoestijnen rond Merzouga. Dit in tegenstelling tot die andere iconische leeuwerik: diksnavelleeuwerik zagen we alleen in de openbare vuilnisbelt bij Boumalne, en dan nog niet eens allemaal. Daarna niet meer teruggevonden. Een andere soort, temmincks strandleeuwerik, zagen we vrij veel rond Boumalne, maar daarna nergens meer. We zagen regelmatig beide soorten woestijnleeuwerik, maar mij viel op dat we de gewone vooral in de steenwoestijnen en in de half begroeide stukken zagen, terwijl de rosse zich meer in het echte woestijnzand leek op te houden (wat aardig overeenkomt met wat in de vogelgids te lezen staat: woestijnleeuwerik: ‘mijdt doorgaans vlakke zandwoestijnen’, en rosse woestijnleeuwerik: ‘broedt in vlakke zandwoestijnen …’). En dan de tapuiten: woestijntapuit zien we ongeveer overal, zowel in de steen- als in de half- en de echte woestijnen. Roodstuittapuit zagen we alleen bij Boumalne, en dan nog op maar één plek, helemaal aan het begin van onze tocht daar. Witkruintapuit is algemeen, die zagen we zelfs regelmatig onderweg vanuit de bus, hoewel opvallend was dat we die op onze tocht door de steenwoestijn bij Boumalne helemaal niet gezien hebben. De enige dag sinds onze reisdag naar Boumalne zonder deze soort.
Gewone tapuit zien we trouwens vrijwel nergens.
Zo zijn er nog wel meer soorten waar iets over te zeggen valt. Renvogel: slechts één keer; groene bijeneter: op diverse plekken; woestijnmus: slechts op één plek, woestijnvink: de meesten zelfs helemaal niet. Maar nogmaals: statistisch zijn wij als waarnemersgroep natuurlijk te klein om conclusies te kunnen trekken. Met andere woorden: het kan ook allemaal toeval geweest zijn.
Lunchpauze in de schaduw van een boompje in een steenwoestijn tussen hoge rotsgebergten, met onder andere witkruintapuit en roodkopklauwier.
De laatste tussenstop was in de Draavallei, een prachtig rivierdal, een soort langgerekte palmbomenoase ingeklemd tussen hoge bergkammen. Met een net niet helemaal droge rivierbedding zoals we er zoveel zien, met smal stroompje dat door de brede keienbedding meandert, en met een afwisseling van fraai palmbomenbos en grazige veldjes. En vogels, veel vogels. Het was een paradijsje. Om maar eens wat te noemen: prachtige groene bijeneters, palmtortels, kortstondig maar fraai westelijke orpheusgrasmus die we later van verder weg ook hoorden zingen, grauwe buulbuul, roodkopklauwier, baardgrasmus en kuifleeuwerik. Maar het intrigerendst was dat gevalletje dat we eerst uitscholden voor een weliswaar wat bleke orpheusspotvogel maar dat op diverse fraaie foto's toch echt helemaal geen geel bleek te bevatten. Westelijke vale spotvogel, leek de voor de hand liggende conclusie, alleen: vogel sloeg met de staart en dat doet westelijke vale niet. Oostelijke wel. Ook enkele andere details leken eerder te wijzen op oostelijke vale spotvogel. Het heeft tot het avondeten geduurd tot we die conclusie aandurfden en inmiddels is die al door verschillende bronnen bevestigd! En dat is best bijzonder in zo’n westelijk gelegen land. We hebben hier westelijke baardgrasmus, westelijke blonde tapuit, westelijke orpheusgrasmus en westelijke vale spotvogel en misten tot nu toe nog westelijke rouwtapuit, maar nu dus oostelijke vale spotvogel. Al reikt diens verspreidingsgebied net tot aan Marokko.
Inmiddels in ons hotel midden in Ouarzazate, met uitzicht op straten en lanen, huisgorzen en zwarte spreeuwen en een palmbomenplantsoen zoals we ze bij ons van sierheesters hebben. Weer heel iets anders dan de afgelopen dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten