Interessant dagje vandaag. Koud, winters, wat
zon. Naar Nieuwegein (Galecop), maar weer eens op zoek naar pestvogels. Dat was
nog een hele klus. Aanvankelijk geen spoor. De ruime omgeving van het inmiddels
bekende parkje afgezocht, roepje matkop gehoord, slapende ransuilen gevonden
(ook heel leuk natuurlijk) maar pas na zowat anderhalf uur zag ik ze aan komen
vliegen. Eindelijk. Ze gingen hoog in een boom zitten maar vlogen alweer door
voor ik ter plaatse was. Nou ja, ik was bereid er genoegen mee te nemen, vorige
maand immers al diverse mooie pestvogels gezien, al was dat dan vorig jaar. Maar
even later dan toch nog enige tijd de pestvogels mooi van dichtbij kunnen
bekijken. Ze lummelden wat en snoepten wat van de besjes. Zwijgzaam. Toen
ineens begonnen ze te rinkelen, als een wekkertje, of als een mobiele telefoon
die afging (lijkt me een hele leuke als ringtone), en alsof ze door iemand
gesommeerd werden, of alsof ze schrokken van hun eigen gerinkel, gingen ze er als
hazen vandoor. Nogal ongedurig dus, vanochtend.
Op de terugweg fietste ik via Kanaaleiland,
langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Meeuwen afspeuren. Nou ben ik daar geen held in
maar ik kwam Herman Bouman tegen, meeuwenkenner, en dat hielp. Eerst wees-ie me
een tweede kalenderjaar pontische meeuw aan, op het kanaal. Daarna vertelde hij
me van de vermoedelijke baltische mantelmeeuw die hij hier een paar dagen terug
ontdekt had en die er nog steeds zat, verderop langs het kanaal. Hij legde me
uit hoe ik die kon herkennen en warempel, ongeveer op de plek die hij me had
aangeduid, vond ik inderdaad de vogel: een opvallende tweede kalenderjaar
kleine mantelmeeuw. Kleine mantelmeeuw vanwege de algehele chocoladebruine
kleur en bij opvliegen de donkere, bijna zwartbruine arm- en handpennen zonder ‘licht
venster op de binnenhand’ zoals de meeuwologen dat noemen: de lichte veren op
de grens van hand- en armpennen die bijvoorbeeld zilvermeeuw zo duidelijk heeft.
En opvallend vanwege zijn fraaie verenkleed van uitsluitend chocoladebruine
veren met strakke witte randjes. Strak in het pak, kun je zeggen: hij is nog volledig
ongeruid, een juveniel in feite nog. Waar doorsnee-mantelmeeuwen inmiddels al
flink wat afwijkende, ‘tweede generatie’-veren hebben die een veel rommeliger
beeld teweegbrengen. Ook oogden de vleugels vrij lang, al had ik geen
doorsnee-kleine mantelmeeuw bij de hand om mee te vergelijken. Een zekere balt wordt
dit overigens nooit want baltische mantelmeeuw, een zeldzame gast uit het
noorden, is in het algemeen alleen zeker als-ie de juiste ring draagt. Geen
ring betekent geen zekerheid, zo ingewikkeld is de determinatieproblematiek in het
kleine mantelmeeuwencomplex, waar veel overlap is en ruiscores een belangrijke
rol spelen. In oktober zou deze vogel misschien niemand zijn opgevallen.
Zeker de vogel van Herman was het overigens wel,
zoals ik thuis aan de hand van foto’s nog ten overvloede heb kunnen
vaststellen. Hoe dan ook, boeiende materie, zo dicht bij huis.
En ineens is Utrecht, in ruime zin, een
toplocatie voor vogels kijken in Nederland!
11 januari 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten