zaterdag 12 januari 2013

Toplocatie

Interessant dagje vandaag. Koud, winters, wat zon. Naar Nieuwegein (Galecop), maar weer eens op zoek naar pestvogels. Dat was nog een hele klus. Aanvankelijk geen spoor. De ruime omgeving van het inmiddels bekende parkje afgezocht, roepje matkop gehoord, slapende ransuilen gevonden (ook heel leuk natuurlijk) maar pas na zowat anderhalf uur zag ik ze aan komen vliegen. Eindelijk. Ze gingen hoog in een boom zitten maar vlogen alweer door voor ik ter plaatse was. Nou ja, ik was bereid er genoegen mee te nemen, vorige maand immers al diverse mooie pestvogels gezien, al was dat dan vorig jaar. Maar even later dan toch nog enige tijd de pestvogels mooi van dichtbij kunnen bekijken. Ze lummelden wat en snoepten wat van de besjes. Zwijgzaam. Toen ineens begonnen ze te rinkelen, als een wekkertje, of als een mobiele telefoon die afging (lijkt me een hele leuke als ringtone), en alsof ze door iemand gesommeerd werden, of alsof ze schrokken van hun eigen gerinkel, gingen ze er als hazen vandoor. Nogal ongedurig dus, vanochtend.

Op de terugweg fietste ik via Kanaaleiland, langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Meeuwen afspeuren. Nou ben ik daar geen held in maar ik kwam Herman Bouman tegen, meeuwenkenner, en dat hielp. Eerst wees-ie me een tweede kalenderjaar pontische meeuw aan, op het kanaal. Daarna vertelde hij me van de vermoedelijke baltische mantelmeeuw die hij hier een paar dagen terug ontdekt had en die er nog steeds zat, verderop langs het kanaal. Hij legde me uit hoe ik die kon herkennen en warempel, ongeveer op de plek die hij me had aangeduid, vond ik inderdaad de vogel: een opvallende tweede kalenderjaar kleine mantelmeeuw. Kleine mantelmeeuw vanwege de algehele chocoladebruine kleur en bij opvliegen de donkere, bijna zwartbruine arm- en handpennen zonder ‘licht venster op de binnenhand’ zoals de meeuwologen dat noemen: de lichte veren op de grens van hand- en armpennen die bijvoorbeeld zilvermeeuw zo duidelijk heeft. En opvallend vanwege zijn fraaie verenkleed van uitsluitend chocoladebruine veren met strakke witte randjes. Strak in het pak, kun je zeggen: hij is nog volledig ongeruid, een juveniel in feite nog. Waar doorsnee-mantelmeeuwen inmiddels al flink wat afwijkende, ‘tweede generatie’-veren hebben die een veel rommeliger beeld teweegbrengen. Ook oogden de vleugels vrij lang, al had ik geen doorsnee-kleine mantelmeeuw bij de hand om mee te vergelijken. Een zekere balt wordt dit overigens nooit want baltische mantelmeeuw, een zeldzame gast uit het noorden, is in het algemeen alleen zeker als-ie de juiste ring draagt. Geen ring betekent geen zekerheid, zo ingewikkeld is de determinatieproblematiek in het kleine mantelmeeuwencomplex, waar veel overlap is en ruiscores een belangrijke rol spelen. In oktober zou deze vogel misschien niemand zijn opgevallen.
Zeker de vogel van Herman was het overigens wel, zoals ik thuis aan de hand van foto’s nog ten overvloede heb kunnen vaststellen. Hoe dan ook, boeiende materie, zo dicht bij huis.

En ineens is Utrecht, in ruime zin, een toplocatie voor vogels kijken in Nederland!

11 januari 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten