Ook deze winter overwinteren er weer drie vaste grote zilverreigers in de Gagelpolder en de Ruigenhoekse polder. Ieder in hun eigen, min of meer vaste deel van het gebied. Eentje houdt zich zo’n beetje in het noordelijke deel van de Gagelpolder op, afwisselend aan beide zeiden van het fietspad dat tussen de weilanden door van het westelijke naar het oostelijke deel doorsteekt. Eentje houdt zich meestal op in het oude moerasbos aan de oostkant van de Gagelpolder maar maakt geregeld een uitstapje naar het weiland in het centrum van de polder waar vogel één zich vaak ophoudt. En de derde hangt rond in de oostelijk daarvan gelegen Ruigenhoekse polder. Bijna altijd zie ik wel een van de drie vogels, soms twee van de drie en geregeld ook alle drie. En daarnaast af en toe een zwerver of een vogel die wat is afgedwaald van verderop, want verderop overwinteren er natuurlijk nog wel een paar.
Vooral vogel één en vogel twee kunnen dicht bij elkaar in de buurt komen. Toch blijven ze herkenbaar aan hun standplaats en hun verplaatsingen. In het begin is dat nog een indruk, maar gaandeweg leer je die vogels kennen. Gisterochtend zag ik vogel twee aan de oostkant van het centrale weiland. Toen hij opvloog (want ze vliegen bijna altijd op, meestal al van grote afstand, hoe voorzichtig je er ook langs fietst), vloog hij over de bosrand heen en verdween in het oude moerasbos aan de oostkant, waar hij thuis is. Vanochtend zag ik amper honderd meter noordoostelijker vogel twee. Mocht ik twijfelen: ook deze vloog op, hij zat vlak langs het fietspad, en hij verdween over het fietspad heen richting de maisakker ten noorden ervan. Geregeld zie ik beide samen in het zelfde weiland, maar altijd zit de een dan aan de oostkant en de ander meer centraal in het noorden. Ze lijken allebei hun eigen afgebakende stukje van de polder te bewonen. Natuurlijk kun je dat beschouwen als onbewezen veronderstellingen, maar ik heb ze inmiddels vaak genoeg samen in het weiland zien zitten en altijd verdween dan de een uiteindelijk over de bosrand heen het oude moerasbos in, en de ander over het fietspad heen richting de maïsakker.
Vaak heb ik me afgevraagd waar ze slapen. Ergens in hun eigen hoekje? Of gaan ze elke avond naar een gezamenlijke slaapplaats in de buurt en keren ze iedere ochtend weer terug? En in dat geval, is het dan steeds dezelfde vogel die op dezelfde plek terugkeert? Inmiddels ben ik in elk geval van het laatste overtuigd.
In de vorstperiode waren ze vaak zoek, zowel afgelopen weken als in november. Omdat hun favoriete plekje dichtgevroren was, veronderstel ik. Maar ook omdat je ze in het besneeuwde land zo gemakkelijk over het hoofd ziet, als je niet goed oplet. Onder normale omstandigheden vallen ze al van verre op, als witte speldenknopjes in het groene weiland. Fijner, spitser dan het logge wit van de knobbelzwanen. Maar de afgelopen weken viel hun wit volkomen weg tegen de witte sneeuw en konden ze gemakkelijk onopgemerkt blijven, ook al stonden ze fier midden in het land.
Maar inmiddels heb ik ze alle drie alweer gezien. Trouwe metgezellen in de winter.
29 januari 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten