Heel soms gebeuren
die dingen. Dat je bijvoorbeeld in Zwolle een poelruiter dipt, die er de
volgende dag toch weer zit. Dat je je dan afvraagt: zal ik nog een keer naar
Zwolle gaan? Voor een poelruiter? Nee, ik ga niet twee keer naar Zwolle voor
een poelruiter. En dat je dan een week later je gebruikelijke rondje
maakt door de eigen polder en dat je op weg naar Tienhoven denkt: daar een
poelruiter, dat zou nou een leuke manier zijn om mijn misser van vorige week recht
te zetten.
En dat er dan nog een poelruiter zit ook!
Zelf ontdekt, en dat is natuurlijk altijd het mooiste. ‘Eigen
ontdekking eerst’. Hij zat weliswaar een beetje achterin in de plasjes naast de
Breukeleveense eendenkooi, maar was toch erg mooi te zien. Een rank ruitertje
met fijn, recht snaveltje en fijne zwartachtige tekening op de lichtgrijze
bovendelen. En, om eventuele twijfels de kop in te drukken, enige tijd in één
beeld met groenpootruiter, die duidelijk een maatje groter was. Met zeker twee
groenpootruiters, drie bosruiters, drie kleine plevieren en drie lepelaars was
het toch weer ouderwets gezellig bij Tienhoven. Helemaal toen ik een slikje
verderop nog een steltje ontdekte. Even ging de gedachte uit naar nog een groenpootruiter
maar nee: net zo rank, net zo klein, net zo’n fijn snaveltje, net zo fijn
getekend: nog een poelruiter!
Met ook nog mijn eerste zwarte sterns dit jaar boven de Loosdrechtse
plassen, mijn eerste tuinfluiter zingend in bosjes langs de parkeerplaats, een
mooie engelse kwikstaart dichtbij in een groepje gele kwikstaarten en helemaal
op het eind ook nog mijn aanvankelijke doelsoort van de dag: mijn eerste
purperreiger van het jaar, was het een gedenkwaardig ochtendje. En dat alles in
de gestaag doorregenende lenteregen. Blij dat het toen ik wegging nog niet zo
hard regende als daarna, want dan was
ik misschien wel thuis gebleven.
26 april 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten