De weersvooruitzichten waren niet al te bemoedigend voor de paar dagen Westkapelle die we gepland hadden. Hoewel de windverwachtingen voor mij persoonlijk misschien nog enig perspectief boden, was het vooral de voorspelde regen die ons zorgen baarde. Dus toen we zondag rond het middaguur in het dorp arriveerden en het nog altijd droog was, meteen de deur uit gegaan. Pakken wat je pakken kunt. Zeedijk, Noordervroon, wat akkertjes buiten het dorp en de begraafplaats, een veldje vol lijsters tussen bolvormige bergjes van een of ander gewas, geen idee wat en geen idee wat het daar deed (drogen zou de komende dagen niet gaan lukken), en een smelleken die ineens vlak voorlangs achter de in paniek opgevlogen lijsters aan ging en alweer verdwenen was voordat die beseften wat er was gebeurd. Dat hadden we alvast maar binnen. Dat de zon scheen en dat het vermaarde begraafplaatsje er prachtig herfstig bijlag onder die machtige vuurtoren, dat was allemaal meegenomen. En dat ik op dat vermaarde begraafplaatsje niet verder kwam dan een boel lijsters, roodborst, winterkoning, kool- en pimpelmees, een spaarzaam zingende tjiftjaf en een zucht staartmeesjes, ach, dat mocht de pret niet drukken. Houden we nog iets te wensen over.
Iets te wensen over, dat is wat de vogelaar gaande houdt. Dat is wat de vogelaar zo’n gelukkige mensensoort maakt. ‘Wie bevredigd is, is immers verlost van verlangen, en daarmee ontdaan van passie’, schreef Hanna Bervoets laatst in de Volkskrant. Wij vogelaars, wij hebben nooit gebrek aan passie, want we hebben altijd nog iets om naar uit te kijken. Naar zo’n perfecte zeetrekdag in Westkapelle bijvoorbeeld. Zo’n dag dat de pijlstormvogels met tientallen aan je voorbij waaien en dat vaaltjes massaal tussen de golven door dwarrelen. Het is me opnieuw niet gelukt. Toen ik zondagmiddag aan zee stond was de wind weliswaar flink aangewakkerd, maar die stond toen bijna evenwijdig aan de dijk: zuid tot zuidwest en dat is niet goed, wat zeetrek betreft. Maandagochtend leek het veel beter: pal west. Nou ja, ietsje zuidwest misschien? Maar dat ligt heel gevoelig in Westkapelle, heb ik altijd begrepen: ietsje zuidwest is het net niet helemaal, noordwest moet het zijn. Een paar uur lang zat ik (in mijn eentje! Dat was al geen goed teken natuurlijk) op de trektelpost over zee te turen en ik moest genoegen nemen met één grauwe pijlstormvogel. Nou was die ene grauwe pijlstormvogel prachtig vond ik, langdurig kon ik ‘m volgen door de telescoop, terwijl-ie af en toe actief vliegend en af en toe zeilend over zee trok, af en toe opstijgend op de wind en af en toe een golfdal in duikend. Even bleef-ie dralen tussen de meeuwen die achter een heen en weer koersende vissersboor hingen, daarna vervolgde hij zijn weg naar het verre zuiden. Brother, where are you going? Kon weleens heel ver weg zijn: de grauwe pijlstormvogels die in de Nederlandse wateren opduiken, keren uiteindelijk terug naar hun geboortegronden en die liggen diep in de zuidelijke oceanen. Alleen daarom al is voor mij als landrot één grauwe pijlstormvogel eigenlijk al geweldig en met ook nog een fraaie grote jager, een kleine jager en diverse jan van genten mocht ik natuurlijk niet klagen vond ik. Tel uw zegeningen.
Pas dinsdagmiddag draaide de wind naar noordwest. Pas dinsdagmiddag brak de herfst in alle hevigheid los. Over de zeedijk worstelden we ons tegen de tot stormkracht aangewakkerde wind naar het stenen bankje dat verderop enige luwte moest brengen en we moesten echt enorm ons best doen om niet van de dijk af geblazen te worden. Vanuit de luwte van het stenen bankje keken we uit over een zee die zich door de noordwesterstorm die inmiddels langs de Nederlandse kust stond, tot een woest monster had laten verheffen. Hoge golven, diepe dalen, schuimkoppen en metershoge erupties, alles af en toe oplichtend in schaars zonlicht en af en toe onder gitzwarte buienluchten: het was spectaculair. Diverse kleine jagers woeien langs en diverse jan van genten zeilden ogenschijnlijk moeiteloos tegen de storm in alsof het niet meer dan een mild lentebriesje betrof. En al zijn die op de betere zeedagen betrekkelijk gewoon, jan van genten zijn altijd geweldig. Bij gebrek aan albatrossen belichamen zij de vrijheid en het avontuur die horen bij de wereldzeeën en hun stormen.
Die echte topdag, ja, die was natuurlijk woensdag. Ik wil mezelf maar liever niet kwellen met wat er toen allemaal langs vloog. Zelf was ik toen alweer terug in Utrecht. Die perfecte zeetrekdag in Westkapelle, die blijft iets voor later, iets om eeuwig naar uit te kijken.
21 oktober 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten