maandag 26 augustus 2013

Valbom

Quinta Valbom. Omlaag raak je verzeild in een echt paradijselijke vallei. Door weelderig hellingbos, langs een vervallen schuurtje hier en een sjiek landhuis daar, langs een handvol kromme olijven, druivenranken die over de weg gespannen zijn, een vervallen muurtje, een blaffende hond boven je, een groentetuintje, weer een paar olijven, een karig akkertje, hooimijten als beeldhouwwerken: dichter bij het paradijs op aarde kun je niet komen.
En omhoog betreed je weer die rauwheid van de hoogte: starre eucalyptusbossen, ruig en scherp genaald struweel en schrale vegetatie tussen grillige rotsblokken. Steile half kale hellingen badend in de zuidelijke zomerzon en verre zichten diep in het Portugese binnenland.
Ik weet het: iets dergelijks had evengoed over onze vorige camping geschreven kunnen worden of over zoveel andere plekken in elk geval in noord Portugal, maar op een of andere manier lijkt het hier wel nog confronterender, nog intiemer en tegelijk nog spectaculairder.
Tussen omlaag en omhoog in ligt onze camping, een berglandschap in het klein want de meer-dan-dagelijkse klim van de ingang, of zelfs al vanaf het toiletgebouw halverwege naar het bovenste terras waar onze tenten staan, is telkens een beproeving. Zeker bij 30 graden en zeker na een lange wandeling slepen we ons traag naar boven. En ook telkens weer die afdaling naar het weggetje, met het vooruitzicht van de onvermijdelijke klim daarna maar je moet wel want beneden net om de bocht telkens weer dat uitzicht: op de vallei, op de bergwanden tegenover met windmolens in top, op de echte bergen in de verte en op de Monte Farinha, die meestal als een eenzame en welgevormde kegel uittorent boven zijn omgeving.

Bijna overal zien we hoog op de omringende bergen de windmolens. Vanaf een mooi ruige helling aan voet van de bergen nabij Gandarela (waar ik trouwens ook mijn mooiste hoppen van de vakantie zag: twee bijeen vlak voor me op het pad en daarna, toen ze eindelijk waren weggevlogen, een derde, vermoedelijk hun jong) ging ik ze op een ochtend eens zitten tellen: ik kwam tot liefst 41. Terug op de camping deed ik dat nog eens over: vanaf het terrasje telde ik er zelfs 76.
Windmolens zien we overal waar we komen hoog op de heuvels, zij aan zij in het gelid zwaaiend met hun wieken. Maakt dat de bergen nou minder ongerept? vraag ik me dan af. Stoort dat de illusie van pure, rauwe natuur? Of accentueren ze die juist, vormen ze de kroon op het bergland? Hoe dan ook, we zullen eraan moeten wennen. De moderne tijd, de energie- en milieucrisis, die vraagt om windmolens en Portugal heeft blijkbaar gekozen voor windenergie om zijn wankele economie nieuw leven in te blazen en dat kun je alleen maar in ze prijzen. En waar vang je meer wind dan boven op de bergen?
Het zegt nog iets anders over Portugal, in elk geval over dit stuk Portugal: echt onbewoond, echt ongerept en vrij van menselijke invloed is het vrijwel nergens. Bijna overal is wel iets door mensenhand neergezet, ook al is dat vaak onaf en alweer vervallen. Kijk je om de bocht van het weggetje overdag neer op een idylle, op landelijkheid en lieflijkheid, ’s nachts zie je in en om de vallei zo veel licht dat het wel een wereldstad lijkt waar je op neerkijkt. Lichtjes tot hoog op de hellingen, lichtjes tot ver in het dal, en bovenop de heuvels de lichtjes van de windmolens.

4 augustus 2012


Guimaraes



Geen opmerkingen:

Een reactie posten