Sinds alweer een week verblijft er op het Veerse meer een kortbekzeekoet. Zeer zeldzame gast uit arctisch gebied die normaliter niet zuidelijker dan Noorwegen overwintert. Het zou pas de elfde voor Nederland zijn, inclusief de op het strand dood aangespoelde exemplaren die van de voorgaande tien de meerderheid uitmaken. Voor mij zou het alweer de tweede zijn dus ik had er, ook met het oog op de coronaperikelen, niet heel veel haast mee. Maar uiteindelijk moest-ie natuurlijk toch even worden binnengetikt. Mijn plan was de trein te nemen naar Middelburg en vandaar de benodigde 15 kilometer per vouwfiets te overbruggen. Zou, gezien het voorspelde zonnige weer met weinig wind, ondanks de kou best een aangenaam tochtje worden en bovendien goed tegen de coronakilo's, al geloof ik niet dat ik momenteel minder beweeg dan vóór de pandemie. Maar ik kreeg een lift aangeboden dus het werd toch de auto. Dat biedt natuurlijk meer mogelijkheden: het zou een volwaardig dagje Delta worden, altijd een van de hoogtepunten van het jaar.
Een stralend dagje Delta, met inderdaad volop zon maar inderdaad wel koud. Nachtvorst. Onderweg op de vluchtstrook af en toe de nasleep van verraderlijke gladheid: opgepast, er dreigde vandaag meer gevaar dan alleen dat virusje! Maar heelhuids bereikten we de Veerse dam waar men ons de koet meteen kon aanwijzen. Hij zat weliswaar vrij ver maar was op het betrekkelijk vlakke, windloze water gemakkelijk terug te vinden. En prima te herkennen ook, hoewel nog niet zo mooi als we gehoopt hadden. Het lukte net niet het witte snavelstreepje te onderscheiden en dat maakt bij kortbekzeekoet net het verschil tussen een perfecte waarneming en een modale, al is het natuurlijk de vraag of je bij kortbekzeekoet ooit kunt spreken van een modale waarneming. Maar dat moest dus zo mogelijk nog beter. We namen ons voor straks nog even terug te komen als-ie wie weet wat dichterbij zou zitten en in elk geval de zon, nu pal tegen, wat gunstiger zou staan. Nog even geoorde futen noteren, middelste zaagbekken en kleine zilverreiger, en nog even het mooie zicht op de contouren van Veere achter de verre oever aanschouwen, ja ook daar moet je af en toe oog voor hebben vind ik. We begroetten nog enkele bekenden en gingen verder.
De ergste kou was er inmiddels wel af en het slipgevaar grotendeels geweken, toen we ons door de Walcherense binnenlanden richting Westkapelle begaven. Twee rosse franjepoten lokten ons naar de Noordervroon. Ze zaten meteen paraat, prachtig dichtbij op het ijs, maar gingen er al kort na onze aankomst vandoor. Waren we nou net op het nippertje geweest? Dat viel mee: even later zaten ze er weer, hoewel niet zo dichtbij als eerder. (Een klein halfuur later echter waren ze opnieuw opgevlogen en daarna zijn ze door niemand meer teruggezien. Toch betrekkelijk op het nippertje dus.)
Volgende bezienswaardigheid moesten de grote en kleine burgemeester op de zeedijk bij Westkapelle zijn. Die bleken echter (ook al) zojuist gevlogen. Gezelschap van ongeveer dezelfde mensen als die we zojuist bij de koet al hadden begroet, stond vergeefs de meeuwen af te turen. Jan van genten en drieteenmeeuwen boven zee, paarse strandlopers beneden op de dijk en toen het bericht dat kleine burgemeester anderhalve kilometer verderop was teruggevonden. Die gaf daar een fraaie show weg, het was weer genieten, totdat Toon een jaloersmakende foto appte: kortbekzeekoet schitterend dichtbij en vol in het zonnetje. Precies zoals we gehoopt hadden. Dus werd weer koers gezet naar het Veerse meer, waar we opnieuw dezelfde bekenden troffen als eerder bij Westkapelle en daarvoor hier aan het Veerse mee, heel wat mensen hadden blijkbaar dezelfde gedachte gehad en dezelfde route in hun hoofd, en waar we vanaf de westoever langs de Vrouwenpolderse duintjes kortbek precies zoals we gehoopt hadden van dichtbij en met prachtig licht in beeld kregen. Snavelstreepje nu duidelijk zichtbaar: de perfecte apotheose.
Waarna nog een halve dag Zeeuwse Delta restte. Met fraaie kuifduikers op de Oosterschelde, zwarte ruiters en zilverplevieren en meer in de Schelphoek buitendijks, lepelaars en kleine zilverreigers in de Prunje, een fraaie zeearend die met kalme slag koers zette naar het oosten, zo gewoon als-ie ook geworden is, het blijft een belevenis, en een vracht aan nieuwe jaarsoorten want het was nog altijd pas 9 januari dus veel soorten stonden vanmorgen op het toen nog omvangrijke verlanglijstje. We sloten af met de Brouwersdam, waar we naast de gebruikelijk typjes (ijseend, ijsduiker en parelduiker verdienen nog wel een aparte vermelding) deels weer diezelfde bekenden tegenkwamen als bij het Veerse meer, bij Westkapelle en opnieuw bij het Veerse meer. Ik noem geen namen, van sommigen weet ik die niet eens, maar het is ook wel een beetje een reünie, zo’n dagje kortbekzeekoet.
9 januari 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten