vrijdag 1 januari 2021

2020

Ach, 2020. Laat ik beginnen met een open deur. 2020 was een raar jaar, zeggen we elkaar na. 2020 stond voor iedereen volledig in het teken van corona. In het licht van die wereldwijde ramp en alle consequenties die die had en wellicht nog gaat krijgen, was al het andere onbeduidend, klein bier. Maar aangezien de ramp mij als druktemijder, als iemand die liever in zijn eentje in het veld is dan in de massa in de koopgoot, nauwelijks persoonlijk trof en de consequenties nog even op zich zullen laten wachten, zal ik het doen met dat klein bier.
Want mij persoonlijk heeft corona maar licht geraakt, letterlijk en figuurlijk. Wat ik toch altijd al het vaakst en het liefst deed, kon ik ook afgelopen jaar tamelijk ongestoord blijven doen. Natuurlijk had corona ook voor mij consequenties, maar ik kon in ieder geval altijd nog mijn wandelrondje maken rond het natuurgebiedje in de westelijke Gagelpolder, of op de fiets de polder in, mijn ’eigen’ polder, week in week uit, en daar de gestage voortgang van de seizoenen waarnemen, voortgang die zich door geen corona liet bedwingen. En in periodes van minder strenge lockdown kon ik ook mijn reisjes naar een paar mooie soorten nog wel maken. Naar een (van de vele) fantastische zingende struikrietzanger(s), in de Millingerwaard in dit geval. Naar een prachtige bende vale gieren bij Vlaardingen. Naar een nog lang niet onomstreden kwikstaart die me in elk geval een heerlijk dagje nostalgie in de duinen van Voorne opleverde. Of naar een paar in Spanje geringde flamingo’s in IJdoorn die door die ringen ineens elegante schoonheden waren geworden in plaats van kitscherige tuinornamenten.
Wat vogels betreft was het voor mij een wisselvallig jaar. En niet alleen vanwege corona. De lijst met gemiste soorten is bepaald indrukwekkender dan die met waargenomen soorten. Urenlang heb ik bij enkele vakantiehuisjes in de kop van Goeree vergeefs staan wachten op een goudlijster. In Den Bosch ben ik uit de trein gestapt toen steppearend bij Goes gevlogen was. En ik heb me zitten verbijten terwijl op Texel een groene fitis of op Walcheren een steppeplevier onbereikbaar waren. Maar ik wil mezelf liever niet kwellen met de herinneringen aan wat ik allemaal gemist heb, dus laat een opsomming verder achterwege. Liever herinner ik me die fraaie noordse boszanger eind september bij Katwijk, of die prachtige izabeltapuit op Texel begin oktober: binnen een week tijd twee van mijn meest gewenste niet-lifers. En als om die nobo te accentueren had ik in september ook nog een hele fraaie (en zelf herontdekte) grauwe fitis langs de Hondsbossche zeewering.
Uiteindelijk bracht de herfst ook nog twee heerlijke mega’s die alle missers deden vergeten: zwartkopzanger op Texel (eerste voor Nederland, ‘vergezeld’ van mijn mooiste vale gierzwaluwen in Nederland ooit) en vale lijster in Paesens. Zodat 2020 definitief en onafhankelijk van het oordeel over die dubieuze kwikstaart bij Rockanje, niet zonder lifers voorbij is gegaan.

En alsof de duvel ermee speelde hadden we juist in dit coronajaar, om de lockdown draaglijk te maken, ook nog heel veel leuks in de eigen regio, gemakkelijk en veilig want per fiets bereikbaar: een zwartkeellijster in Hoograven, diverse beflijsters her en der, liefst twee keer reuzensterns, een breedbekstrandloper en een gestreepte strandloper op de Hoogekampse plas, witvleugelstern bij Kortenhoef, slangenarend over de Ruigenhoekse dijk, adulte roze spreeuw bij de Haarrijnse plas en prachtige duinpiepers te Soesterberg, plus nog het een en ander dat ik ben misgelopen. Dat daarvan één van de twee gevallen van reuzensterns en de slangenarend eigen ontdekkingen waren en ik daarnaast onder andere nog zwarte wouw en engelse kwikstaart vond, droeg ook nog wat bij aan de feestvreugde dit jaar.
En dan heb ik nog niet eens de vorkstaartmeeuw aan de Friese waddenkust genoemd, of de bonapartes strandloper op Texel, de dougalls stern bij Camperduin, de draaihalzen op de Hoge Veluwe en op het Leersumse veld, twee kleine vliegenvangers, kleine klapekster, humes bladkoning, waterspreeuw en kleine geelpootruiter, onder andere. Bij deze. Ook leuk dit jaar waren enkele soorten die ik mooier zag dan ooit of minstens mooier dan sinds lang: naast wat hierboven al is genoemd buidelmezen bij Berkel en Rodenrijs, velduilen bij Bunschoten, amerikaanse smient langs de Overijsselse Vecht en siberische tjiftjaf bij Ruigenhoek.
Er was dat hele fijne weekje Zuid Limburg, met Gerendal en Eijserbeekdal, en met rode wouw, vuurvliegjes, orpheusspotvogel en geelbuikvuurpad. En de twee weken Cadzand Bad, met het Zwin naast de deur, de verdronken zwarte polder op een half uurtje fietsen en de door eeuwenlange invloed van de zee getekende Zeeuws Vlaamse binnenlanden om ons heen. Met zomertortels en graszangers en meer. En dan heb ik ook dit jaar weer enkele zorgeloze zomerdagen besteed aan leuke insectentwitches, met als hoogtepunten de gaffellibellen bij Paarlo en de sleedoornpages bij Langbroek. In al hun onbelangrijkheid hebben ze er wat mij betreft toch een fantastisch jaar van gemaakt, ondanks corona. Dus mij hoor je niet klagen over dit k*tjaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten