woensdag 2 december 2020

Parkstad Arnhem

Het was weer een fijn weekend, als we dat begrip even ruim nemen. Vrijdag is mijn traditionele vrije dag en geldt dus voor mij als de eerste dag van mijn weekend. Deze vrijdag was ik naar Geldermalsen voor een mooie humes bladkoning, niet meer zo exclusief als vroeger maar nog altijd een hele goeie soort. Kan dat zomaar, in deze coronatijden? Ja, dat kan zomaar. Stille treinen, een mooi verlept parkje waar we gemakkelijk de ruimte konden nemen terwijl we naar het vogeltje stonden te loeren dat af en toe half verscholen tussen de takjes en de blaadjes scharrelde maar zich af en toe ineens open en bloot vertoonde, en sowieso zijn er nog geen gevallen bekend van vogelaars die tijdens het uitoefenen van hun hobby corona opliepen.
Vandaag in een wederom tamelijk rustige trein naar Arnhem gereisd om daar parken en landgoederen in en rond de stad te gaan bezichtigen. Een keten van parken, het een nog fraaier dan het ander, doorkruist de stad en voert je als vanzelf naar de omliggende landgoederen. Glooiende velden, steile bosranden waaraan hier en daar nog de laatste restanten herfst hangen, waterlopen die keer op keer via stenige stroomversnellingen de hoogteverschillen overwinnen, af en toe waan je je midden in de stad midden op het platteland en je vraagt je weleens af waar al die ruim 150 duizend inwoners die Wikipedia in 2015 telde, allemaal wonen.
Ik begon, waar anders, in Sonsbeek. Een oude watermolen, een smalle waterloop met stenen oevers, een nieuwere watermolen, een kunstmatige waterval met stenige plateaus waar het water overheen vloeit en daarnaast de glooiende velden en de steile bosranden zoals hierboven al genoemd. Later bevond ik me in de kasteeltuin van kasteel Rosendael, zelf een fraai landhuis omringd door een tuinencomplex met waterpartijen, stroompjes en nog meer stenige stroomversnellingen. Terug in Arnhem bezocht ik Angerenstein, ook al zo’n fraai landschapspark met velden, bosranden en waterpartijen.

Gisteren ontmoette ik aan de Hoogekampse plas een man die nogal wat te klagen had, vond hij. Nederland, vertelde hij, daar had hij toch zo genoeg van. Die natuur hier, dat is toch helemaal geen natuur? Allemaal aangelegd, allemaal van menselijke makelij. Nee, dan Afrika. Toen-ie er even later, ik dacht al dat ik van ‘m af was, toch weer op terugkwam, was Afrika Noorwegen geworden. Daar had je pas natuur! Waarop ik hem adviseerde dan maar te vertrekken en op te houden met zaniken. Dat zou-ie graag doen, als ik pakweg honderdduizend euro voor hem had. Die had ik niet.
Ik moest daar weer aan denken in die parken van Arnhem. Allemaal aangelegd, allemaal van menselijke makelij. Maar wat zou dat? Ze zijn er niet minder fraai om. En al zou dat geen natuur mogen heten (mij een biet, eerlijk gezegd), op de Hoogekampse plas zaten op de door de mens aangelegde eilandjes tientallen kieviten. En in de Arnhemse parken en landgoederen huist naar verluidt al enige tijd een waterspreeuw. Die mogen we toch wel natuur noemen, mag ik hopen?
Al die door de mens ontworpen en aangelegde landschapjes waarvan je je als je wilt inderdaad kunt afvragen of je ze natuur mag noemen, vormen een voedingsbodem voor wat echt wel echte natuur is, natuur die opportunistisch is en zich overal vestigt waar hem de gelegenheid wordt geboden.

Eerlijkheid gebiedt me toe te geven dat ik natuurlijk niet louter voor die parken en landgoederen naar Arnhem was gegaan, maar wel degelijk voor die waterspreeuw. Mooie soort, alweer een paar jaar niet gezien, ja, die lustte ik nog wel, zo op het eind van het jaar. Maar dat viel nog helemaal niet mee. Al die waterloopjes, al die stroomversnellingen, al die watervalletjes, allemaal zeer geschikt voor een waterspreeuw. Maar daar was er maar één van, dus bij verreweg de meeste van die waterloopjes, stroomversnellingen en watervalletjes zat er geen. Ik begon in Sonsbeek, waar-ie vooral bij die waterval geregeld gezien was. Vanochtend niet. Bij de waterpartijen van Rosendael hadden gisteren nog velen van zijn aanwezigheid kunnen genieten. Vandaag geen spoor. En ook in Angerenstein was-ie de afgelopen week gemeld. Maar niet vandaag. Terug naar Sonsbeek, terug naar de waterval. Het was er druk met zondagse wandelaars. Te druk voor waterspreeuw, veronderstelde ik: nog steeds geen spoor. Dat werd weer eens een jammerlijk dipje. Terug langs de waterloop en langs de nieuwere watermolen, en ineens een vogel die in snelle vlucht laag over het water langs me heen vliegt. Daarna voor me een vogel op de stenen oever die telkens een beetje door de knietjes zakte. Verrekijker erop: waterspreeuw! Prachtig en uiteindelijk ook erg dichtbij, en later nogmaals bij de oude watermolen waar ik vanmorgen mijn zoektocht begonnen was: een heerlijk besluit van een sowieso al heerlijke dag.

29 november 2020


Meer urban birding: Een geweldig weekend











Geen opmerkingen:

Een reactie posten