Natuurlijk ga je naar een Dutchbirdingweekend in de hoop op een paar smakelijke zeldzaamheden. Maar niet alleen. Want vogelen op Texel, dat is ook op de Waddendijk bij De Cocksdorp turen over het droogvallende wad, spiedend naar de kanoeten en de bonte strandlopers, de rosse grutto’s, de tureluurs en de wulpen, de pijlstaarten en die ene groenpootruiter en die ene drieteenstrandloper daartussen. Terwijl verderop de eerste groepjes rotganzen alweer zijn teruggekeerd uit het hoge noorden. Het is ook vanaf de zeereep zoeken naar zeevogels die over de golven jakkeren. Druk was het niet, de wind kwam uit oost dus met een paar roodkeelduikers, zeekoeten en jan van genten moesten we genoegen nemen. Het is ook in de bossen zoeken naar zeldzame amerikaanse dwaalgasten die natuurlijk helemaal niet te vinden waren want die zijn zeldzaam. Daarom zijn we er ook zo naar op zoek. Maar spannend is het wel want om elke bocht, bij elke boom denk je weer: hier gaat het gebeuren. En op een dag gaat het ook gebeuren. Maar niet vandaag, altijd weer niet vandaag.
En het is ‘bosjeskloppen’ (wees gerust, wij kloppen daarbij de bosjes niet echt) langs de Lange Dam en ook al leverde dat niet meer op dan een handvol roodborsttapuiten, het is hoe dan ook een spannende bezigheid want zie boven, en je weet nooit wat je tegenkomt in oktober aan de Lange Dam. Terwijl intussen de spreeuwen in golven laag over je heen wapperen, een paar buizerden hoog overdrijven en verder groepjes graspiepers, volop lijsters, sijzen, vinken en wat al niet en hoor: een ijsgors. Vogeltrek! Dat is bovenal oktober op Texel, of op welk Waddeneiland dan ook: het ondergaan van de vogeltrek. Het ondergaan van natuur in de meest ontembare vorm die je in Nederland nog kunt meemaken, natuur waar de mens nog geen vat op heeft, natuur die doet wat-ie wil. Wat een puinhoop we er ook van gemaakt hebben in die natuur, hoezeer we ook onze natuur, onze eigen leefomgeving verwoest hebben, bezig zijn het land stap voor stap tot een dorre woestijn te maken, in steriele en levenloze akkers om te vormen, de vogels trekken en zullen altijd blijven trekken. Ze waaien over ons heen en dalen neer in bosjes en duinpannen, langs kusten en in velden en in bosjes en duinpannen, langs kusten en in velden zien we de weerslag van die vogeltrek: de goudhaantjes die, soms tot op amper een meter afstand door het kreupelhout scharrelen, de kanoeten en de bontjes en de rosse grutto’s op het wad bij De Cocksdorp, de zwarte zee-eenden die in treintjes ver over zee snellen, de tientallen kokmeeuwen die zich over zee zuidwaarts bewegen en de paar jagers die zich daar af en toe tussen mengen: roofmeeuwen die alle andere zeevogels het leven zuur maken. Er waren overigens geen jagers voor nodig om die eenzame merel het leven zuur te maken die zwoegend over de golven probeerde het veilige Texel te bereiken. Het waren meeuwen die hem achterna zaten, die hem de pas afsneden en die hem keer op keer belaagden tot-ie uiteindelijk zichzelf terugvond in de snavel van een grote mantelmeeuw. En zijn trek ten einde was.
Met de vogeltrek komen ook de zeldzame vogels mee. Daar kun je de klok op gelijk zetten. Die zaten er ook wel, maar ze moesten wel eerst gevonden worden en daarna viel het ons aanvankelijk niet mee om die zeldzame vogels een beetje smakelijk in beeld te krijgen. Het was zwoegen en schrapen, aanvankelijk. Dat was wat mij betreft toch het thema van dit weekend: armzalige waarnemingen opwaarderen tot gave herinneringen. Die blauwvleugeltaling bijvoorbeeld, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika (tenzij …, natuurlijk, een eend immers): een vrouwtje bivakkeerde al enkele dagen in het Grote Vlak, duinvlakte langs het Hoornderslag. We waren vrijdagmiddag al halverwege De Cocksdorp, waar we ons huisje hadden op de Krim, toen we werden teruggeroepen: vogel was teruggevonden. Ter plaatse helaas geen spoor meer. Krakeenden, slobeenden, smienten, maar blauwvleugeltaling was zojuist naar achteren gevlogen, wist men ons te vertellen, en was daarna niet meer tevoorschijn gekomen. We waren alweer halverwege De Cocksdorp toen we opnieuw werden teruggeroepen: vogel was toch weer in beeld. Dit keer wel gevonden: een nogal onopvallend eendje dat zich vooral onderscheidde door een klein wit vlekje aan de snavelbasis. Zomertaling, zou je zomaar kunnen denken, al was daarvoor de koptekening wat te weinig uitgesproken, maar dat is een wankele basis voor de determinatie van een dergelijke zeldzaamheid. Gelukkig had men de blauwe vleugel gezien waar de vogel zijn naam aan te danken heeft.
De volgende dag stonden we weer aan het Hoornderslag. Dit keer met zon en met prachtig licht van achteren, en dat maakt veel verschil. Wat echter vooral verschil maakte, was dat de vogel geruime tijd met de vleugels half geopend zat, waardoor prachtig zijn helderblauwe armvleugel zichtbaar was. Ja, dat maakte alle verschil!
Een soort die zeker de laatste jaren niet kan en niet mag ontbreken op een oktoberweekend op een Waddeneiland, is bladkoning. De afgelopen weken was deze voormalige zeldzaamheid nog tamelijk schaars maar juist de afgelopen dagen waren ze massaal gearriveerd. Toch kostte het ons veel moeite om een beetje fatsoenlijke blako te vinden. Onze eerste poging, vrijdagmiddag in een mooie boomgaard aan de rand van Den Burg, mislukte. Zaterdag in diezelfde boomgaard bij aankomst meteen horen roepen maar daarna was het schrapen: een roepje hier, een korte flits daar, terwijl vooral de sijzen, de zanglijsters en de koperwieken de show stalen. ’s Middags vonden we er zelf eentje naast de Plus in De Cocksdorp, die sporadisch riep en die ik één keer kort in beeld kreeg. Zondagochtend in de Tuintjes was het al niet anders: af en toe riep er eentje maar hij liet zich aan mij maar één keer kort zien. Hier waren het vooral de goudhaantjes die de show stalen: tot op een meter afstand scharrelden ze door het kreupelhout. Pas later die ochtend in Dorpzicht, klassieke plek daarvoor natuurlijk, lukte het er eentje enige tijd aardig in de kijker te krijgen.
Nog zoiets: roze spreeuw. Toen we zaterdagochtend na weer een oefening in geduld bij de vuurtoren eindelijk de juveniele vogel in beeld hadden die daar kort tevoren was gemeld, kort half vrij op een laag duintje, waren we er nog niet klaar mee. Voor Janneke en Martijn een lang verwachte nieuwe soort dus die was wel enige extra aandacht waard. Een halve dag later en diverse blako's, een flamingo en een blauwvleugeltaling verder liet de vogel zich op het renvogelveldje veel beter en veel langer zien. Echt genieten was het, wat roze spreeuw betreft, pas maandagochtend toen hij zich, terug bij de vuurtoren, minutenlang prachtig liet zien boven in een nabij struikje. En zo kwam het ook met deze potentiële soort van het weekend uiteindelijk helemaal goed.
Kwaliteit gaat voor kwantiteit, vind ik meestal, dus de ware soort van het weekend was voor ons natuurlijk die juveniele smelleken die zaterdag ineens open en bloot en op amper vijftig meter afstand tegenover de ingang van de Krim in een struikje een koperwiek uit elkaar zat te trekken. Een smelleken zoals je ze zelden ziet. Voor de koperwiek in kwestie was de trek voorgoed ten einde.
We hadden nog twee fraaie ijseendjes op de Waddenzee bij de IJzeren Kaap en twee dotjes van sneeuwgorzen aan de voet van de Waddendijk bij De Cocksdorp, maar de tweede prijs ging dit weekend naar de juveniele morinelplevier in een akker langs de hoofdweg op zondagmiddag. De akker was kaal en vlak, niets om je achter te verschuilen zoals morinellen zo graag doen, dus niets stond een heerlijke waarneming van een hele fijne soort in de weg.
Verder wandelden we door de duinen naar zee, spraken we over god en over de gruwelen van de natuur en wat het een met het ander te maken had, aten we onze stamppot tijdens het stamppotbuffet en faalden we zoals gebruikelijk bij de MyBiCo maar dat mocht de pret niet drukken. Het was, we zijn niet anders gewend, weer een heerlijk Dutchbirdingweekend geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten