‘Veel vogels dit Dutch Birding Vogelweekend’, schreef Marc Plomp op Facebook. Het leek me een nogal opmerkelijk vorm van Texel-promotie. Mij viel juist de relatieve rust op Texel op. Waar je in oktober op Texel gewend ben aan massale vogeltrek, aan hemel verduisterende zwermen koperwieken en een constante stroom graspiepers en vinken, en aan bosjes die uitpuilen van de lijsters en bosranden vol vinken en kepen, waren het nu alleen de goudhaantjes rond de boomsingel in de tuintjes die af en toe tot op amper een meter van ons vandaan alle blaadjes en twijgjes afzochten, die herinnerden aan eerdere Dutchbirding-weekends toen de goudhaantjes als een soort plaag overal door het gebladerte struinden en roodborstjes uitgeput tussen je benen door glipten. Vandaag was het vooral stil op Texel. ’s Ochtends nog wel aardig wat trek over de zeereep, groepen graspiepers, groepen vinken, het zag er veelbelovend uit maar al gauw doofde die trekgolf uit en werd het stil boven ons. Van die uitpuilende bosjes? Ik heb ze niet gezien. Groepen vinken die af en aan vliegen tussen akker en bosrand? Ik heb ze niet gezien. Hier eens een tapuit, daar eens een paapje, nee, het is een stille herfst dezer dagen. De meeste aandacht werd dit door Dutchbirding georganiseerde vogelweekend gegenereerd door een walvis en een libel, wat je best opmerkelijk kunt noemen.
En vorig weekend op Vlieland was het meestal net zo. Een andere overeenkomst tussen vorig weekend en vandaag: het prachtige, bijna zomerse nazomerweer. Het is zonnig en warm. In juli zouden we over dit weer niet klagen. Of het een met het ander te maken heeft? Ik heb de laatste tijd meerdere keren die suggestie gehoord en zelf vraag ik het me ook af. Maar bewezen? Nee. Verklaringen? Er zijn wel wat zaken denkbaar. Ik verzin maar wat: vanwege het warme weer hebben ze nog geen haast om deze kant op te komen, of vanwege de ideale omstandigheden vliegen ze hard en hoog door. Maar we weten het niet. Het was gewoon stil op Texel vandaag, veel stiller dan op de meeste vorige Dutchbirding-weekends. En zonnig en warm. Net als vorig jaar trouwens, toen ik me te pletter zweette in mijn winterjas en eindigde in T-shirt. Ik vind dat wel wat verontrustend eerlijk gezegd: hoe lang kunnen we nog blijven zeggen dat het weer op één bepaald moment een incident is en niets zegt over het klimaat?
Verder zal ik er niet over klagen hoor, het was een heerlijk dag op Texel en er was al met al nog van alles te beleven. Om te beginnen natuurlijk die bultrug die heen en weer zwom langs de Noordzeekust van het eiland. Met tientallen stonden we bij westerslag over zee te turen (nogal wiedes dat we geen zeldzame vogels vonden), in de hoop een glimp van dit mythische wezen op te vangen. Dat was niet eenvoudig want de meeste tijd verbleef die onder water. De tijd verstreek, roodkeelduikers en jan van genten passeerden, evenals één grauwe pijlstormvogel (best verrassend gezien het zwakke zuidenwindje), op zee diverse roodkeelduikers en een zeekoet en toen zag ik midden op zee een soort van branding, een kring van schuimende golven. Ik hield de plek met de telescoop in de gaten en ineens rees voor mijn ogen de bultrug torenhoog op uit zee. Kop, lijf, vinnen, staart, het hele beest, waarop-ie onder fonteinen van spatwater en ongetwijfeld donderend geraas wat wij niet horen konden, weer onder water verdween. Het was waanzinnig! Helaas was ik van ons de enige die het gezien had.
Tweede hoogtepunt was de blonde ruiter op een akker bij De Bol. Die was gauw gevonden, foeragerend tussen de goudplevieren, en liet zich hoewel op enige afstand fraai zien. Prachtige vogel, en pas mijn vierde.
Jagend smelleken bij Dorpzicht, en in de tuintjes naast de goudhaantjes ook een bladkoninkje dat eerst één keer riep en later, toen we al waren doorgelopen, zo fanatiek begon te roepen dat we dachten dat er getapet werd. Dat bleek niet het geval.
Het laatste hoogtepunt van vandaag was een libel. De afgelopen dagen waren op de noordpunt van Texel (en ook op andere plekken in Nederland) diverse zadellibellen gezien. De Veldgids Libellen schrijft daarover: ‘voortplantingsgebied in de subtropen, sporadisch ook in Europa. In Nederland en België zeer zeldzaam.’ Ze komen dus van ver en dat maakt ze natuurlijk begerenswaardig (hoewel er omstandigheden zijn waarin dat uitgangspunt vreemd genoeg helemaal niet schijnt op te gaan). Een eerste zoektocht rond de Robbenjager had niets opgeleverd maar toen we in de tuintjes waren, werd er toch weer een gemeld. Ter plaatse aangekomen troffen we het soort taferelen aan die we al zo goed kennen, zij het dat het meestal een vogel betreft. Maar bij een libel ziet het er precies hetzelfde uit. Het beestje was zoek dus er werd gezocht. Men schuifelde rond het duinpannetje waar-ie het laatst gezien was en ploegde door de duinvegetatie. Uiteindelijk vonden we er een, patrouillerend boven een sloot in het Renvogelveldje: een waardige opvolger van de illustere naamgever van deze plek? Door de telescoop was-ie af en toe net herkenbaar en ik was daar al best tevreden mee. Maar toen er even verderop in de zeereep nog een ontdekt werd, haasten we ons gezamenlijk naar de plek waar het beestje in de vegetatie verdwenen was. Het kostte weer enig wachten, ook dat niet anders dan bij zo vele vogeltwitches, maar uiteindelijk kregen we deze, een vrouwtje, allemaal prachtig te zien toen ze vlak voor ons heen en weer vloog boven het halfkale buitenduin. Het was voor velen de gedroomde afsluiting van de excursie.
14 oktober 2018
Meer lezen? Dutchbirding op Texel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten