Een klassieke ‘Hit-and-Run’ vandaag: ineens vanmorgen de melding van een bonte tapuit in Bodegraven. Een bonte tapuit! In Bodegraven! Wat een plek, voor zo’n soort, en wat een soort, voor zo’n plek. Maar wel lekker makkelijk: twintig minuten met de trein en twintig minuten lopen vanaf het station en je staat in de blubber tussen de bergen sintels, de zandhopen, de stapels pallets en de graafmachines en zandwagens die af en toe rakelings langs je heen bulderen, te kijken naar een fraaie eerste kalenderjaar bonte tapuit. Nou ja, fraai, daar moet je wel oog voor hebben natuurlijk, sommigen vonden hem lelijk naar het schijnt, maar wel een zeldzame dwaalgast uit zuidoost Europa of verder, en dat maakt zo’n beest natuurlijk razend interessant. Minder dan dertig gevallen in Nederland, hoewel de laatste jaren wel vrijwel jaarlijks en dit jaar alweer de derde. Wat me aan de vogel opviel, behalve het weinig spectaculaire, overwegend grijsbruine verenkleed (dat met enige moeite nog wel voor een tapuit had kunnen doorgaan), was het wat ielige voorkomen. Niet zo stoer, niet zo statig en prominent als een tapuit zijn kan. Dat was me bij mijn zelf ontdekte bonte tapuit destijds op de waddendijk van Schiermonnikoog ook al opgevallen. En ook de oostelijke blonde tapuit van Westkapelle een paar jaar terug oogde zo bescheiden. Waar ‘m dat precies in zit is lastig aan te geven. Iets met verhoudingen en houding. Maar leuk: subtiele kenmerken. En leerzaam. Het was hoe dan ook weer genieten, een klein uurtje in de bagger op de bouwplaats.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten