Blauwstaart bij Castricum, aziatische roodborsttapuit ook bij Castricum (hoewel, zit-ie er nog wel? Nou ja, in elk geval een op Texel), vorkstaartmeeuw bij IJmuiden, nota bene mogelijk een sperweruil in de buurt van St. Odiliënberg, opties genoeg, nee, teveel. ’t Is goed even, genoeg zeldzaamheden de afgelopen tijd. Vandaag ga ik gewoon een paar uurtjes trektellen op de Uithof. Waar we meestal niet meer zien dan koperwieken en kramsvogels, leeuweriken en vinken, wat kepen, wat sijzen, soms een kiekendief en op een hele goede dag een smelleken of een groep kleine zwanen. Allemaal heel gewoon ten opzichte van blauwstaart, aziatische roodborsttapuit of vorkstaartmeeuw, laat staan sperweruil, maar soms is dat toereikend. Gewoon staan, wachten wat er over je heen komt, en intussen die geweldige dynamiek, dat unieke fenomeen van de vogeltrek ondergaan. Zelfs hier op de Uithof, in het midden van het land, waar nog niet een tiende langskomt van wat op sommige andere plekken, vooral aan de kust, passeert.
En tellen maar.
Dus daar staan we, een clubje van soms maar twee, soms drie, soms vier en heel soms zelfs vijf (nooit één want Anton is er altijd dus als het er één is ben ik er niet bij), op de zanderige, inmiddels half begroeide inmiddels voormalige renbaan van de faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Utrecht. Omgeven door de hoogbouw van het universiteitsziekenhuis en van, wat verder weg, de hoofdgebouwen van het universiteitscomplex, tegenwoordig ook door bergen gruis en sintels, het lijkt de Maasvlakte wel (maar dan zonder de bijbehorende drukte aan vogeltrek), maar ook, aan de andere kant, door de bosrand van landgoed Oostbroek dat al aangename herfstkleuren begint aan te nemen.
Het is geen toplocatie. En stil is het ook niet: minimaal is in de verte de geluidsmuur van de A28 te horen en meestal ook de geluiden van de sloopwerkzaamheden achter ons. De stilte valt in als een bom als ze er even pauze houden. Waarom staan we hier dan eigenlijk? Tsja, de telpost is ouder dan het gebouw dat achter ons alweer gesloopt wordt, en een telpost verplaatst men niet licht. En we zijn natuurlijk in al die jaren gehecht geraakt. Gehecht aan de boomrij achter ons, aan het weiland in het centrum van de oude renbaan en aan het schuurtje midden in dat weiland waar zich zo vaak in de telperiode roodstaartjes ophouden. Gehecht aan de nabijheid van Oostbroek waar vrijwel elke telochtend wel een keer de groene specht van zich laat horen, en aan het gat tussen de populieren langs de baan enerzijds en Oostbroek anderzijds, waarin we zo vaak in de verte de lijntjes zien opdoemen die zo vaak later recht over ons heen vliegen. Nee, een telpost verplaatst men niet licht.
Vandaag vooral een paar honderd houtduiven, soms in mooie grote zwermen over ons heen. Je hoort wel eens van tienduizenden houtduiven trekkend langs oostelijke telposten. Daar komen we natuurlijk niet in de buurt, maar voor wat wij gewend zijn was dit heel leuk. Verder inderdaad koperwieken en kramsvogels, leeuweriken en vinken, wat kepen en wat sijzen. Het gebruikelijke spul dus. Een grote zilverreiger ook. En op het schuurtje midden in het weiland weer eens een paar zwarte roodstaarten. Die zitten daar bijna altijd. Als het stil is hoor je ze soms zingen. En als ze niet zingen, zie je ze op de dakrand zitten. Af en toe duikt er een omlaag het gras in, om even later terug te keren op de dakrand, al dan niet met een kevertje of mug in de snavel. Waarna een ander het gras in duikt. Het is een aangenaam tijdverdrijf, in afwachting van het volgende lijntje dat opdoemt in het gat voor ons, tussen de populieren langs de baan en het bos van Oostbroek.
29 oktober 2011
Meer uit het Utrechtse: Gewoon
Geen opmerkingen:
Een reactie posten