Een paar weken terug schreef ik met enige gepaste trots dat
ik met stevige tegenwind in één uur en twintig minuten van de veerhaven van
Texel naar De Cocksdorp was gefietst. Vandaag stond de wind zuidwest en waren
we nog veel sneller in (en voorbij) De Cocksdorp. Hoe lang we over de terugweg
gedaan hebben, ga ik niet vertellen. Dat ben ik vergeten. Ons vertrek van de
noordpunt van het eiland was zo lang geleden, dat het in vergetelheid is
geraakt.
Met windkracht 7, minimaal, pal tegen helemaal terug naar de
veerhaven: dit was ons eigen Alpe d’Huez. Alpe d’Huez in de polder. Af en toe
kwamen we nauwelijks meer vooruit, voetje voor voetje bijna vochten we ons
langs de waddendijk. Van boerderijtje naar boerderijtje, van bosje naar bosje.
In het begin hadden die nog voor enige verlichting gezorgd, maar later boden ze
geen enkel soelaas aangezien de wind toen echt recht voor stond en ongehinderd
over het weggetje kwam aangestormd. Onbarmhartig, zonder mededogen. Af en toe
slingerden we over het fietspad, af en toe werden we letterlijk omver geblazen,
hoe sterk is de eenzame fietser, maar opgeven was natuurlijk geen optie, zoals
ons dat nu eenmaal door hedendaagse goeroes is ingepeperd. Uiteraard niet, want
we moesten met de boot mee.
En waarom dit alles?
Vanwege een kleine kokmeeuw die al enkele dagen rondhangt op
de noordpunt van Texel. Maar wel ontzettend onregelmatig, volstrekt
onvoorspelbaar, meestal maar kort ter plaatse en vaak urenlang zoek. Eerlijk
gezegd had ik er een hard hoofd in, maar je moet wel hè.
Even ten noorden van De Cocksdorp vonden we een groep
meeuwen op de akker. Het was de juiste plek en de juiste groep meeuwen, maar de
juiste meeuw zat er niet tussen, voor zover we konden zien.
Even verderop was het plasje bij de Robbenjager, waar-ie ook
regelmatig gezien wordt. Hier echter geen enkele kleine meeuw ter plaatse.
Louter enkele zilver- en mantelmeeuwen.
Dan maar naar het renvogelveldje, de plek bijna onder de
vuurtoren waar ooit in een grijs verleden (nog langer geleden dan ons vertrek
vanmiddag van de kop van Texel terug naar de veerhaven) een paar uur lang een
renvogel gezeten heeft. Dit is naar verluidt de derde vaste plek van de kleine
kokmeeuw maar ook hier was-ie niet te vinden.
Dat werd weer een geduldzaak, op zijn best. We maken ons al
op voor een lange middag wachten als ineens het bericht doorkomt: NU TER
PLAATSE!!! Witte Hoek oost (het is het akkertje waar we zojuist begonnen zijn
met zoeken). Tijd: 13.29. Het is inmiddels net half 2 geweest: vers van de pers
dus. Gezien de ervaringen van de afgelopen dagen is haast geboden. We stappen
in de auto van een aanwezige vogelaar die ons een lift aanbiedt, snellen naar
het zuiden, stormen de dijk op, zetten de telescopen neer en: kleine kokmeeuw!
In de akker vóór de grote groep meeuwen van een uurtje
terug, met een paar gewone kokmeeuwen om zich heen. Het eerste wat opvalt: wat
is-ie klein! Echt een maatje kleiner, en fijner ook, dan de gewone kokmeeuwen
om hem heen. Hij zit meest half verscholen tussen de vegetatie maar soms,
als-ie zich even verheft, zich strekt, is-ie goed te zien. Vooral het hoofdje:
een lief hoofdje. De snavel fijn en geheel zwart, de oorvlekken markant en wat
grijs in de nek: ja, het is ‘m!
Hiermee moeten we het doen. De vogel wenst zich verder niet
te verroeren, legt na enige tijd de kop in de veren en lijkt op korte termijn
geen aanstalten te maken om te vertrekken. We worden terug naar onze fietsen
gebracht en fietsen tegen de wind in terug naar de plek. Daar blijkt de vogel
net gevlogen, pal over de waarnemers heen het wad op. Oei, dat had ik toch
graag nog even meegemaakt.
Waarna onze beklimming van Texel zoals hierboven al
aangestipt, een aanvang neemt. Een loodzware klim, maar wel met kleine kokmeeuw
op zak en dat helpt enorm, kan ik u verzekeren.
8 juni 2012
Meer: Herkansing
Geen opmerkingen:
Een reactie posten