Na vijf dagen Emmen
is het tijd voor mijn tweede twitch. Tijd om nog één keer de genoeglijkheid van
de camping, de vertrouwdheid inmiddels van Emmen e.o. te verruilen voor de
wereld van het harde vogelen, van de fanatieke twitcher. Speuren naar een steppekiek,
da’s toch eigenlijk een heel ander leven dan vakantie vieren op de camping.
Maar alles
geleidelijk. Eerst op de fiets door het bos naar Valthe. Langs de
Jodenschuilplaats in het bos, uit 40-45, met zijn eigen aangrijpende verhaal waarin
de held helaas het leven liet. En langs enkele hunebedden, uit ± - 5.000,
waarvan de verhalen inmiddels zijn vervlogen en vervangen door historische
speculaties. Veel geschiedenis, hier in Drenthe, en die stemt telkens weer tot
nadenken. En veel geelgorzen, natuurlijk geelgorzen, en zwarte mees. Na Valthe
naar Exloo en na Exloo de lage landen in, richting Buinen en Buinerveen. De
akkers en de natte laagtes inmiddels bekend, evenals de plasjes, de ruige
landen en de rietvelden: terug in een andere wereld, die van een vogelexcursie
vorige maand. De steppekiek toen nog juveniel, zonder enige adulte kenmerken.
Inmiddels is-ie door geruid naar een subadulte man waarin al duidelijk
kenmerken van een glorieus volwassen mannetje zichtbaar zijn. Aldus de foto’s.
De werkelijkheid blijft nog even beperkt tot een paar grote zilverreigers,
watersnippen en veldleeuweriken, gele kwikstaarten en geelgorzen, roepjes van
kwartel, diverse bruine kiekendieven en roodborsttapuit. Steppekiek vooralsnog
onvindbaar.
Een medevogelaar
wijst me de plek waar hij hem zojuist nog uitvoerig heeft zien jagen. En laat
me de bijbehorende foto’s zien: jaloersmakend. Maar ook daar blijft de vogel
vooralsnog onvindbaar. Wel een goudplevier tussen de kieviten. Nog een paar
vogelaars zijn op zoek, maar allen vooralsnog vergeefs.
We zijn nog maar
met twee als we een min of meer slanke roofvogel op een paal ontdekken. Een
goede kandidaat, maar afstand en tegenlicht maken een zekere determinatie
onmogelijk. Geruime tijd houden we hem in de gaten zonder dat-ie zicht
verroert. Dan, eindelijk, gaat-ie vliegen en is steppekiekendief binnen. Een
stuk dichterbij gaat-ie weer zitten en even later, nog altijd veel dichterbij,
gaat-ie weer een stukje vliegen. Duidelijk zichtbaar zijn het grijs in de
vleugels en de wigvormig naar binnen stekende zwarte vleugelpunten. Het is een
mooi, elegant beestje in een voor mij nieuw kleed: de moeite van de reis
ruimschoots waard. Dan verdwijnt hij achter een akkerrand en komt tijdens mijn
aanwezigheid niet meer tevoorschijn. Nog wel een mooie adulte man grauwe
kiekendief, daarmee is de koek op.
Later beland ik in
Borger, waar ik ooit, 35 jaar geleden, met de familie op vakantie was. Dat
levert een mooi stukje moderne geschiedenis op: waar vroeger het hunebed
stilletjes in het bos lag, maakt het nu deel uit van een hunebedcentrum, met
café-restaurant, terras, ‘kenniscentrum’, stenentuin en veel bezoekers. Het
oude openluchttheatertje aan de andere kant van de weg lijkt me inmiddels
voorzien van nieuwe bankjes, mag ook wel natuurlijk na zoveel jaren, met
rugleuningen. De Joodse begraafplaats, het derde element van mijn toenmalige
dagelijkse ommetje, lijkt onaangeroerd en ligt er nog net zo als destijds:
eenzaam, stil, de grafstenen vervallen en omgeven door een kring van
monumentale beuken. Ook los van de nostalgische gevoelens een mooie plek.
26 juli 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten