maandag 13 augustus 2012

378: Daurische

Texel. We bevinden ons in de buitenste duinen ten noorden van De Koog. Zicht op de laagtes van de Buitenmuy, een flinterdun plasje, drie bonte strandlopers en vijftien bontbekplevieren, goudkleurige rietwaaiers, struweelranden. Dat alles temidden van het ruige duinland met krakend en piepend kreupelhout, woeste duinruggen en wapperend helmgras. Een onstuimige zuidwester buitelt over het buitenduin heen en streelt ons nog net even in het voorbijgaan zachtjes in de haren, en jaagt om en om wolkenvelden en blauwe luchten over ons heen.
Je hoopt natuurlijk nooit dat je uren moet wachten tot je eindelijk beet hebt, als dat al gebeurt, maar als je dan toch die uren moet wachten, dan is dit bepaald niet de slechtste plek om ze door te brengen. Smelleken over. Twee ijsgorzen over. Een tapuit. Trekkende graspiepers.

Het is het geijkte verhaal, je kunt het inmiddels dromen. De details verschillen maar de hoofdlijnen zijn steeds hetzelfde. De details dit keer: daurische klauwier, afgelopen zondag ontdekt een dikke kilometer ten zuiden van de plek waar we ons bevinden. Voor mij een nieuwe soort en bovendien een jaar geleden bij Den Helder dramatisch gedipt. Alleen: ik kon er niet eerder dan woensdag heen, en of-ie zo lang zou willen blijven zitten? Dus een paar dagen met eerlijk gezegd meer spanning, meer stress dan me lief was. Een paar keer zag het er slecht uit, maar telkens werd hij na enkele uren afwezigheid toch weer teruggevonden. En intussen haalde iedereen ‘m maar binnen en zat ik maar achter mijn bureautje toe te zien hoe iedereen ‘m binnenhaalde.
Vanmorgen eindelijk op het eiland. Al gauw een geruststellend SMSje: hij was teruggevonden! Hoera, hij heeft dus niet juist de afgelopen nacht verkozen om weer af te reizen. Daarmee leek me de grootste hindernis genomen: het zou wel goed komen.
Dat bleek, het is bijna vanzelfsprekend, tegen te vallen: toen ik ter plekke arriveerde was de vogel inmiddels een vol uur uit beeld. Dat zou dus weer wachten worden. En het werd wachten. Een uur ging voorbij. Nog een uur ging voorbij en plannen voor na de klauwier konden in de papierversnipperaar. In het veld ontdekte ik bloeiend goudknopje, dat ik ook vond toen ik, twee maanden geleden alweer, urenlang stond te wachten op een amerikaanse oeverloper. Destijds vergeefs. Het zal toch geen voorteken zijn?
Een ommetje tussendoor want wie weet vind ik de vogel elders terug. Het werd me bijna fataal. Want onverrichterzake terug: blijken ze hem een kwartier geleden gezien te hebben.
Tsja …
Dus het wachten kan opnieuw beginnen. We houden scherp het struweel in de gaten waarin de vogel verdwenen schijnt te zijn. Maar daar vertoont zich almaar niks, net zo min als in het omringende struikgewas. En de tijd tikt door. Weer een uur. En ik heb natuurlijk niet onbeperkt de tijd.
Nog maar een keer scan ik de omgeving af: niks.
En nog een keer … Maar dan, hé, in een paar kale takjes boven op de duinrug tegenover, ver achter het struweel dat we alsmaar in de gaten houden … met trillende vingers richt ik de telescoop: klauwier! Roodbruine staart, donker oogmaskertje, wow! Nauwelijks meer verwacht, zit daar toch nog de daurische klauwier! Lang niet zo dichtbij als sommige anderen hem hadden, maar dat zal me worst wezen! Ik ben er dik tevreden mee. Moet ook wel natuurlijk.
Het duurt een paar minuten, dan duikt de vogel weer weg, om zich wellicht weer urenlang niet te vertonen.
Elke keer weer vrees je de dip, maar ook vandaag is die er niet van gekomen.

5 oktober 2011


Meer: Kleine klapekster

Geen opmerkingen:

Een reactie posten