woensdag 18 juli 2012

Huttentocht

Een huttentocht door de bergen van noord Italië: dichter bij waarlijk avontuur was ik nooit. We klommen van 1591 meter hoogte aan het beginpunt naar Rifugio Regina Elena op 1834 meter. Van daar omhoog naar Rifugio Remondino, op liefst 2430 meter! De volgende dag trokken we over de Colle de Brocan: 2892 meter, en daalden daarna af naar Rifugio Genova Figari op 2015 meter. De derde dag tenslotte keerden we terug naar meer menselijke hoogtes aan het Lago della Rovina op 1539 meter. En al die tijd begaven we ons langs steile rotsen en diepe kloven en waren soms letterlijk slechts enkele stappen verwijderd van een wisse dood.
Om ons heen bergen. Almaar een menigte van bergen als reusachtige gestalten met allemaal hun eigen gelaatstrekken, hun eigen karakters. Eerst torenden ze hoog boven ons uit. Later waren we bijna hun gelijken maar tenslotte torenden ze weer, zoals dat hoort, hoog boven ons uit. Daar voel ik me toch het meest bij thuis.

Het werd een tocht van een landschappelijke schoonheid die de menselijke smaak verre ontstijgt. Alleen het startpunt al: een spectaculair dal tussen hoge bergwanden en steile rotsen die ons het zicht benamen. Beneden stroomde een wilde beek en rondom bloeide een overvloed aan prachtige alpenbloemetjes. Wat vogels betreft was het op een kortsnavelboomkruiper na nog vrij alledaags. Vooral heel veel gierzwaluwen die boven ons rondzwermden. Dit moest hun natuurlijke habitat zijn: voordat mensen begonnen stenen gebouwen neer te zetten, konden ze alleen in de bergen terecht.
De eerste kilometers gingen maar heel geleidelijk omhoog. Het bergland rondom opende zich en bood zicht op hoge verten die bij het startpunt nog verscholen waren geweest. Beneden alpenmarmotten en gemzen: het was meteen bal. In Regina Helena namen we een eerste rustpauze, met fraai zicht op het dal beneden en de bergen boven. Daar, vlak onder de hoogste pieken, zagen we ook al de hut liggen waar we straks naartoe moesten. Ik schrok me dood: zo hoog!
Over een smal kronkelpad klommen we het dal uit. Soms tussen de rotsen door en langs steile dieptes. Soms over grazige bergweiden. Lange tijd vlogen de gierzwaluwen nog om ons heen maar uiteindelijk werden de rotsen steeds kaler, torenden de hoogste kliffen steeds minder hoog boven ons uit en bereikten me de eerste vermoedens van alpenkauwen. De gierzwaluwen bleven onder ons achter en na een laatste klauterpartij bereikten we op 2430 meter hoogte Rifugio Franco Remondino: einde van de eerste etappe.
Vanaf Remondino keken we terug op het dal, op de kloof, het pad en de bergen van vandaag. Diep onder ons was nog net de hut van vanmiddag zichtbaar.
En we keken vooruit naar de klim van morgen: een ijzingwekkend decor van steenslag, kale rots en sneeuwvelden aan de voet van de hoogste toppen. Ik zag het met enige onrust aan: met geen mogelijkheid kon ik een begaanbare route ontdekken. Geen pad, zelfs geen spoor: hoe verder?
Maar goed, dat waren zorgen voor morgen. Vandaag waren er alpenkauwen! Die lieten zich af en toe mooi dichtbij rond de hut zien, draaiend en wentelend op de valwinden rond de rotsen. Ook rotszwaluw, zwarte roodstaart, gemzen en enkele marmotten. Uit de diepte kwamen wolkenvelden omhoog die enige tijd de diepte aan het zicht onttrokken. De toppen rondom en tegenover ons bleven waar ze waren. De avond viel over het hooggebergte: het was waarlijk sprookjesachtig.

In de hut is het gezellig druk. Er zijn heel wat echte bergbeklimmers, met touwen en haken, die morgen blijkbaar de echte toppen gaan aanvallen. Ik mag tenminste hopen dat die touwen en haken niet bedoeld zijn voor het tochtje dat wij gepland hebben. Want wij hebben er geen. Het eten is voedzaam en de matrassen zijn heerlijk zacht, vergeleken met de matjes in onze tent beneden. Om 10 uur liggen we allemaal in bed.

De volgende ochtend keren de zorgen van gisteren terug: waar loopt in vredesnaam onze route?
Nog even uitstel: rond de hut scharrelt een alpenheggenmus! Het is pas mijn eerste ooit buiten Nederland, in zijn eigen habitat, en hij laat zich mooi van dichtbij zien. Dat geeft de burger moed. Maar dan moeten we er echt aan geloven. We klauteren omhoog over het gesteente, van merkteken naar merkteken. Onze zorgen reiken niet verder dan het volgende toefje verf op een rots. Een eerste wijze les in praktijk: stap voor stap, één ding tegelijk. We schuifelen over sneeuwvelden (heel voorzichtig; we zijn gewaarschuwd voor die sneeuwvelden: glij je uit, dan weet je niet waar je helemaal terechtkomt als je uitgegleden bent. Nou ja, het is ook weer geen Calgary-ijs, denk ik geruststellend, maar toch: heel voorzichtig, voetje voor voetje) en betreden een ijzige, roerloze, bijna levenloze wereld. Een wereld waarin de mens een misplaatst element is, waarin ik me niet welkom voel. Koude wind, doodse stilte, eindeloze uitzichten en achter ons de peilloze dieptes waar we vandaan komen.
En drie steenbokken! Echte steenbokken, met hun enorme horens! Gemzen hadden we al gezien, en marmotten, maar steenbokken! Dan heb je toch iets bereikt: de ware bewoners van dit hoogland.
Intussen blijkt alles wat zo onmogelijk leek, toch mogelijk: we bereiken de top van de pas, Colle de Brocan, 2892 meter! Een mijlpaal: wel (net) niet mijn hoogste plek ooit, maar wel mijn hoogste ooit op eigen kracht. Vanaf hier alleen nog maar omlaag, terug naar een wereld waarin de mens thuis is.
Maar hoe? Alweer die existentiële vraag. Voor ons een steile helling van stenen en keien en daarna een uitgestrekt sneeuwveld, veel groter dan we tot nu toe zijn overgestoken. Als je daarin wegzakt, waar kom je dan helemaal terecht? Ver in de diepte het meer en de hut waar we heen moeten. Daaromheen een nieuw dal en nieuwe bergen. Maar ik kan weer geen enkele begaanbare route daarheen ontdekken. Wegen en paden zijn er hier niet. Ze verwachten toch geen alpinistische toeren van ons?
Maar de gele markeringen wijzen opnieuw de weg. Opnieuw van steen naar steen, van merkteken naar merkteken, omlaag en dwars over de sneeuw heen. Soms is het even zoeken maar het blijkt opnieuw mogelijk. En zo blijkt vandaag alles mogelijk wat eerst onmogelijk leek. Laat dat dan de les zijn van deze driedaagse, dan is de tocht niet voor niets geweest. Bespaart ons in elk geval handenvol euro’s aan cursuskosten zelfontplooiing of persoonlijke effectiviteit in de geitenwollensokkensector en da’s mooi meegenomen.

Van een ijzige wereld van steen en ijs dalen we stukje bij beetje af naar een wereld van groen en bloemenweelde. Veel geklauter brengt ons wat schaarse vegetatie, af en toe al grazige bergweiden, af en toe warempel een pad, maar verderop toch weer rots en steen. Temidden van die rotsen en stenen een op deze hoogte zeldzaam verschijnsel: vogels. Twee rotskruipers nog wel! Alweer zo’n echte bergvogel die ik alleen ken als dwaalgast in Nederland, nu in zijn eigen habitat: prachtig!
Eindelijk bereiken we het meer, bloeiende gele gentianen, weelderig struikgewas: terug in een wereld waarin je je als mens welkom voelt. We hebben het gehaald: Rifugio Genova Figari, op 2015 meter, voor onze tweede nacht.
Ook Genova biedt weer zo’n onuitwisbaar panorama: het meer, het dal, in de schoot van het hooggebergte. Rondom zien we de berghellingen uitmonden in hoge toppen, en ver in de hoogte zien we de bergpas waar we vandaan gekomen zijn: het is nauwelijks te geloven. Ik voel me haast een alien. En aan de andere kant, alweer een stuk lager gelegen, het tweede meer.

Tenslotte de volgende ochtend de laatste afdaling: naar het Lago della Rovina, het derde meer op rij, op 1539 meter hoogte. We nemen de lange, minder steile route. Een makkie, denken we, maar dat valt toch tegen. De grootste problemen duiken natuurlijk op als je ze niet meer verwacht. Alweer een paar honderd euro aan cursuskosten bespaard. Want hoewel de route grotendeels over een comfortabel pad voert langs hoge bergweiden, rotswanden en diepe afgronden, slaat de schrik me om het hart als voor ons ineens dat pad is weggeslagen. Een paar meter lang resteert slechts een enkele decimeters brede richel, langs schuine rots aan de ene kant en aan de andere een loodrechte diepte van zeker honderd meter. Mij is dit te griezelig maar ‘men’ beoordeelt het als verantwoord. Ik durf nauwelijks te kijken als we een voor een naar de overkant schuifelen maar uiteindelijk komen we allemaal heelhuids aan. Ook dit bleek mogelijk. Maar het is wel een test geweest, onze eerste meerdaagse huttentocht in de bergen. Nooit zal ik nog geloven dat iets onmogelijk is. Nooit meer zal ik schrikken van een dreigend gevaar want zo dicht, enkele decimeters slechts, van dodelijk gevaar heb ik me nooit eerder bevonden en hoop ik me ook nooit meer te zullen bevinden. Ik heb geen ambities tot heldendom, in elk geval niet zolang de noodzaak daartoe niet onomstotelijk vaststaat. Volgende hindernissen stellen niks voor. Gelukkig maar. Veilig bereiken we het meer, dat is gelegen in alweer zo’n indrukwekkend decor van bergen rondom en de beek die over spectaculaire watervallen omlaag komt denderen uit het honderden meters boven ons gelegen middelste van de drie meren. Hier eindigt onze huttentocht met een welverdiend ijsje.

23 juli 2011


Meer buitenlandse zaken: Düsseldorf



Geen opmerkingen:

Een reactie posten