Ik had een supersonische treintwitch in gedachten. Hoefde er
niet eens het station voor uit, zo zag ik het voor me. (En achteraf was dat ook
zo: het had niet gehoeven. Kom daar als autovogelaar maar eens om.)
Maar het werd kantje boord. Op het nippertje. De laatste
trein die ik vond dat ik nog mocht nemen, kwam er al aan. Ik had al vergeefs
zo’n beetje het hele stationsgebied afgezocht, alle daken en dakranden en
bouwterreintjes afgespeurd en had me al neergelegd bij de mislukking. En toen
ontdekte ik hem toch nog, op een grinddak tegenover perron 5/6 aan de westkant
van het station. Ik had nog net een paar minuten om ‘m te bekijken.
Kuifleeuwerik.
Dat ik die ooit nog eens zou gaan twitchen, dat had ik
pakweg twintig jaar geleden niet kunnen denken. Maar toen twitchte ik
natuurlijk nog helemaal niet. Toen bestond het woord nog niet eens, denk ik.
Met de toename van het aantal twitchers is in de jaren daarna het aantal
kuifleeuweriken in Nederland omgekeerd evenredig afgenomen. Of daar een oorzakelijk
verband tussen bestaat, is niet bekend. Inmiddels is de kuifleeuwerik in
Nederland vrijwel uitgestorven en dient hij getwitcht te worden. Als je
tenminste nog eens een kuifleeuwerik wilt zien in Nederland.
31 januari 2009
Meer Urban Birding: Oudorp
Geen opmerkingen:
Een reactie posten