Vanmorgen, voordat het echt begon te regenen, een
wandelrondje rond de westelijke Gagelpolder. Even stilgestaan om te luisteren
en ik hoorde fitis en tjiftjaf, zanglijster, merel, roodborst, heggenmus en
winterkoning.
Verder noteer ik in anderhalf uur tijd nog (sla dit gerust
over, het wordt even wat saai)) rietgors, goudvink, groenling, putter, kneu,
vink, huismus, spreeuw, zwarte kraai, kauw, vlaamse gaai en ekster, koolmees,
pimpelmees en staartmees, witte kwikstaart, graspieper, boerenzwaluw, grote
bonte specht, turkse tortel en houtduif, kokmeeuw en kievit, meerkoet en
waterhoen, fazant, wilde eend, nijlgans, grauwe gans, knobbelzwaan, blauwe
reiger en aalscholver, sperwer, ringmus, havik en koperwiek. En op het eind ook
nog een mooie zingende blauwborst.
In totaal 44 soorten als ik goed tel. Een beetje vogelaar
ziet natuurlijk dat hier niks bijzonders tussen zit en zal ook van dat aantal
niet onder de indruk zijn, maar voor een leek moet die verscheidenheid
duizelingwekkend zijn. Dat we ons dat af en toe maar blijven realiseren. Vraagt
iemand wat je nou zo allemaal ziet hier, ja, wat moet je dan toch antwoorden?
Daarbij ook een roep die het midden hield tussen een
kraanvogel en een koolmees. Wat nou weer? Bleek ik na al die jaren toch nog een
keer gefopt door een vlaamse gaai.
Daarna begon het toch nog echt te regenen.
4 april 2010
Meer uit het Utrechtse: Trektellen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten