Als vogelaar kom je nog eens ergens. Vandaag Oudorp, Alkmaar. Het soort doorsnee buitenwijk zoals je ze in alle steden en dorpen in Nederland aantreft. Doorzonwoningen in alle soorten en maten, lage flats, perkjes, tuinen, groenvoorzieningen met hondentoilet en een speelplaatsje met wipkip en zandbak. Zo’n plek dus die de vraag oproept: wat heb ik hier te zoeken?
Maar dezer dagen overspoeld door een tsunami aan verrekijkers, telescopen, statieven en dure fototoestellen met omvangrijke telelenzen die een iets prozaïscher typische mannenvraag oproepen: wie heeft hier de langste?
Maar om terug te komen op die eerste vraag: wat hebben we daar te zoeken?
Baltimoretroepiaal!
Wablief?
Ik herhaal: baltimoretroepiaal.
Ik moet bekennen dat ik, staande tussen de statieven en de dure fototoestellen in een tuintje achter één van die doorzonwoningen, in een sneeuwstorm in afwachting van de vogel, erg mijn best moest doen om me te herinneren hoe het beestje ook alweer heette waar ik op stond te wachten: monticol … nee … maldive … nee … baltimoretroepiaal! Heb ik nooit als ik op een alpenheggenmus sta te wachten of op een bonapartes strandloper.
Dwaalgast uit Noord-Amerika. Of niet natuurlijk, de discussie over herkomst, Amerika of vogelkooi, is in volle hevigheid losgebarsten en even enerverend als amusant, maar even aannemende dat het Amerika is: de droom, de levensvervulling van (bijna?) elke vogelaar.
Ja, wij vogelaars hebben het maar makkelijk: op alle moeilijke, existentiële wezensvragen naar het waarom en het waartoe hebben wij altijd een eenvoudig antwoord.
Baltimoretroepiaal dus, in dit geval.
Enigszins ongerust of het wel zou lukken vandaag (zo’n buitenwijkje in Alkmaar is zonder baltimoretroepiaal immers geen feest) fiets ik het wijkje in. Daar struinen we met tientallen door smalle doorgangetjes, glibberen over de sneeuw, loeren in tuintjes, speuren in boompjes en hollen met zijn allen achter de vaagste geruchten aan, terwijl van tijd tot tijd hevige sneeuwval ons teistert. Terwijl af en toe de buurtbewoners ons verwonderd nastaren maar ons meestal wel weten te vertellen waar de grootste meute naartoe is en waar dus vermoedelijk de vogel zich bevindt.
Ja, het is een leuke dag.
Wat betreft de vogel: het was dus even zoeken naar de juiste plek en dat duurt altijd langer dan je lief is. De vogel zwerft schijnbaar al enkele weken door de wijk en duikt dan weer hier op en dan weer daar, maar als me eenmaal het juiste tuintje gewezen is, heb ik de vogel vrijwel onmiddellijk in beeld. Fraai, maar kort: nog sneller verdwijnt-ie weer achter een schutting.
Daarna is het wachten, iets waar wij vogelaars veel ervaring mee hebben. De sneeuw valt. De sneeuw valt in groten getale. Vuurgoudhaantje. Nog meer sneeuw. Koude voeten. En dan het verlossende moment: baltimoretroepiaal!
Vanaf dat moment laat de vogel zich geruime tijd schitterend zien. In een nabije boom, bungelend aan de vetbol bij de buren, in een struikje daarnaast. En wat een mooie vogel. Waar gaan al die discussies toch over? vraag je je dan af. Escape of wild? Kijk toch wat een mooi vogeltje! Deze is de reis en alle sneeuw en koude voeten en de gemiste lunch dubbel en dwars waard.
6 januari 2010
Meer lifers: Dwergooruil
Meer urban birding: Bosuilen in Overvecht
Geen opmerkingen:
Een reactie posten