maandag 3 april 2017

Noordwijk


Een schitterende lentedag, onafgebroken zonnig en met weinig wind. Dat beloofde wat. Maar om te beginnen ging ik op het vouwfietsje zomaar ineens hard onderuit. Remmen met één hand aan het stuur (in mijn andere een mobieltje, ik moet het eerlijk toegeven, maar relevant is dat niet want ik keek op dat moment netjes voor me, vandaar dat ik remde, al heb ik geen idee meer waarvoor). Veel te hard remmen, geen idee waardoor, alle controle kwijt en vervolgens lag ik op de grond. Nou ja, geen drama, ik stond op, voelde dat ik in elk geval nog heel was, dat alles nog werkte, stelde een bezorgde automobilist die gestopt was (wat is de mensheid toch lief, soms) gerust en moest, toen die weer was doorgereden, onmiddellijk in de berm gaan zitten. Liggen. Zitten. Nee, toch nog even liggen. In het natte gras, kon me niet schelen, want ik was ten prooi aan een acute misselijkheid. Een kwartier later of zo stond ik op, nog wat wankel, constateerde dat alles nog werkte, mobiel, verrekijker, vouwfiets, en vervolgde aanvankelijk nog wat strompelend met fiets aan de hand mijn tocht. Nou ja, tot zo ver mijn avontuur. De verdere dag wel half beurs op het vouwfietsje gezeten. Was niet altijd een pretje.
Dit alles op weg naar de plek, vlakbij Noordwijk, waar ook gisteren weer de siberische taling was gezien die daar al geruime tijd rondhangt en die ik daar anderhalve maand geleden nog gedipt heb en toen tot volmaakt onbelangrijk heb bestempeld. Maar hij zat er nog steeds dus ‘m vandaag toch maar weer belangrijk gemaakt en een tweede poging ondernomen. Niets beters te doen.
Ter plaatse echter slechts enkele verre eendjes met pal tegenlicht: viel niets mee te beginnen. Maar, dachten de aanwezigen, misschien lukt het beter vanaf de andere kant, met zonnetje achter en misschien ook wel dichterbij. Dus die kant op gefietst. Op de Rijnsburgerweg aangekomen echter weinig zicht op de betreffende velden. Wel een weggetje het land in. Geen bordje 'verboden toegang', geen bordje 'eigen weg'. Ik denk dan altijd: als ze vinden dat het niet mag, moeten ze dat er maar bij zetten. Het weggetje liep dood op een boerenerf waar de twee vogelaars die ik aan de andere kant ook al ontmoet had, aan het onderhandelen waren met ... de vader? De zoon? De heilige geest? God mag het weten maar deze gaf ons uiteindelijk toestemming om twee minuten te kijken. Misschien hebben we er drie van gemaakt maar verder hebben we ons keurig gedragen. Om de beurt door de enige telescoop gekeken die we in de gauwigheid hadden opgezet (voor meer was niet eens ruimte), prachtig de taling gezien, vrij dichtbij met zonnetje achter op de slootkant, en onder dankzegging afscheid genomen. Geen onvertogen woord.
Daarna naar de Achterweg gefietst voor de dwerggorzen die daar al de hele winter verblijven. Ik was daar al twee keer eerder geweest maar het was zo dichtbij … En ze blijven leuk. Aangekomen vooral kneuen, putters, rietgors, graspiepers. Twee veldleeuweriken laag over en hoog een havik. Dan hoor ik vanuit de diepte van het braamstruweel een zacht, scherp getik, en begint de klopjacht. Nou ja, klopjacht … Een paar keer de vogel horen tikken vanuit ondoordringbaar kreupelhout, een paar keer enige tijd op gepaste afstand staan turen en staan wachten, een paar keer de vogel zien wegvliegen naar een struikje verderop en er dan maar weer achteraan gesjokt. Uiteindelijk loon naar werken: dwerggors mooi vrij in beeld, onder andere prachtig dichtbij en met zon achter in een kaal boompje. Het was mijn mooiste van drie keer.
De resterende tijd besteed aan wat je eigenlijk het liefste zou doen: struinen, in dit geval door de duinstrook tussen Noordwijk en Katwijk, en maar zien wat ervan komt. In dit geval: zingende kneu, zingende boomleeuwerik, vos. Leuk, maar niet iets dat je je over een jaar nog herinnert. Daarvoor blijft af en toe een twitch vooralsnog noodzakelijk.

2 april 2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten